Voordracht van Dr. T. C. WINKLER, gehouden in Teylera Stichting, den 15 November 1893. Over llacteriën. Een groote menigte natuurverschijnselen staan in nauw verband met b actuien. Bacteriën spe len een rol in leven en dood; in gezondheid en ziekte; in het groeien van planten en dieren; in het vruchtbaar maken van den aardbodem; in gisting en kleurgeving, enz. Be wereld der bac teriën is te vergelijken bij een onzichtbare flora, die, in belangrijkheid in de huishouding der na tuur, met de zichtbare flora te vergelijken is, en die, in uitbreiding en verspreiding, zoo groot, ja in sommige opzichten grooter is, dan het zicht bare planten- en dierenrijk samen. Een onzichtbare flora, noemde ik zoo even de wereld der bacteriën, doch gij zult wel begrepen hebben, dat ik bedoelde: onzichtbaar voor het bloote oogdat er middelen zijn om die kleine wezentjes zichtbaar voor ons te maken, hoop ik u heden avond te bewijzen. Doch ik wil dit niet doen, zonder tevens eenige beschouwingen over bacillen, cocci en vibrios, over wat zij zijn en wat zij doen, mede te deelen. Schenk mij daartoe eenige oogenblikken uw ge- wenschte aandacht. Bacteriën zijn mikroskopische plantjes, pas zicht baar bij 7001500 maal vergrooting. Daar het niet mogelijk is alle hoorders een mikroskoop ter hand te stellen, zal de spreker eenige soorten van bacteriën projecteeren door middel van een lan taarn met kalklicht, en hij heeft bovendien 16 vergroote afbeeldingen laten maken van typische voorwerpen, gekleurd en in eenige bijzondere toe standen, zooals met en zonder sporen, met splij tingen, enz. Overal en altijd vindt men bacteriën, in de lucht, in het water, in den grond, in de stofjes die in de lucht zweven. Zij omringen dus onaf gebroken de levende organismen, planten en die ren; zij gaan in het binnenste van planten en dieren met het water dat zij drinken, de lucht die zij inademen, en de spijzen die hen tot voedsel dienen. En bedenkt meu nu dat een menigte soorten van bacteriën als giststoffen kunnen wer ken op organische stoffen, dan zeker zal men be grijpen hoe belangrijk de kennis van den aard en de werkingen der bacteriën voor den physioloog, den hygiënist en den geneeskundige is. De alco holische gisting wordt voortgebracht door Saccha- romyceten; de melkgisting door Bacillus laclis; de azijngisting door Bacterium aceli. De ammonia cale gisting der urine wordt veroorzaakt door Micrococcus ureaede botergisting in de kaas door Bacterium butyricus van Pasteur. Deze bacterie werkt, behalve in melk, ook in oplossingen van zetmeel, dextrine en suiker. Roode vlekken, als bloedvlekken, vertoonen zich soms op hostiën, op brood, rijst, aardappels enz. Zij worden voortge bracht door Bacillus proüigiosm. Bacillus xan- thinura en Bacillus cyanogenum kleuren de melk geel en blauw. Verschillende soorten van bacteriën leven in den mond en in het darmkanaal van gezonde menschcn en dieren doch in het bloed van ge zonde zoogdieren heeft men nog geen bacteriën kunnen aantoonen, wel in dat van gezonde vis- achen. De maag en ingewanden van plantetende dieren bevatten een groot getal microben, die niet vreemd schijnen te zijn aan de spijsvertering, vooral aan die van het cellulose, en ook zijn er die het eiwit omzetten in peptonen. Als men die bacteriën weet te verwijderen, worden eiwitstoffen moeielijker verteerd. Pasteur heeft bewezen, dat sommige bacteriën in den grond een groote rol spelen in het ontkiemen der planten. Als men alle microben uit den grond wegneemt, gebeurt de ontkieming langzamer en moeielijker Het speeksel van een gezond mensch bevat dikwijls een Micrococcusdie dat vocht in sommige om standigheden vergiftig kan maken. In de verrotting van organische stoffen spelen de bacteriën een hoofdrolGautier heeft aangetoond, dat het adelijk worden van hazen en ander wild, een begin is van de werking van rottingsbacteriën. De on derzoekingen van Dr. Suchsland hebben bewe zen dat de verschillende soorten van tabak ver schillende bacteriën bevatten, die den eigenaar- digen geur veroorzaken. Ook heeft hij aangetoond dat men, door b.v. de bacteriën van havanatabak over te brengen op slechtere soorten, men aan dezen den geur en smaak van echte havanatabak kan geven. Door een cultuur van bacteriën uit havanatabak zou men dus aan inlandsche tabak den geur en smaak en brand van echte Upman- sigaren kunnen mededeelen. De drie hoofdvormen waarin de bacteriën zich vertoonen, noemt men, gelijk ik zoo even reeds zeide, bacillen, micrococcen en vibrionen. Al deze vormen van bacteriën vertoonen zich als uiterst kleine wezentjes; zoo kleiu, dat zij slechts door behulp vau den mikroskoop te zien zijn. Eerst met vergrootingen van 700 tot 1500 diameters kan men bacteriën duidelijk zien, vooral als zij vooraf gekleurd zijn geworden. Er zijn vele bac teriën, welker grootte niet ct&vdrste vau een mil" limeter te boven gaat. In een engelsch tijdschrift, iu Science Notês, wordt beweerd dat er in een gram boter 47,250,000 microben aanwezig zijn, zoodat, als men een boterham eet, men zeker meer microben inslikt dan er menschen zijn in geheel Europa. Bij 3000—4000 maal vergrooting vertoonen de kleinste bacteriën zich ongeveer zoo groot als een punt of een comma in een gedrukt stuk. Een bacterie staat in grootte tot den mensch zooals een zandkorrel staat tot onze duinen. Men heeft dan ook een maat moeten zoeken om hun grootte aan te geven, en daartoe voorgesteld een dui zendste gedeelte van een millimeter. Die milli- millimetcr geeft men den naam van micron, en duidt hem aan met het teeken p, de letter m, de mi, van liet grieksche alphabet. Een bacterie waarvan er 25000 op een millimeter gaan, wordt dus voorgesteld door 25 g. De bacteriën worden beschouwd als tot het plantenrijk te behooren, omdat hunne bestand- dcelen, zooals die der planten, bestaan in een scheedc gevormd uit celweefsel of cellulosa, waarin zich het wezenlijke deel, het levende protoplasma bevindt. Inderdaad, de bacteriën zijn te vergelij ken met de eencellige planten, hoewel men er tot heden nog geen celkernen in heeft kunnen aantoonen. Doch wel is het aan verschillende j onderzoekers gelukt, door het kleuren van som- mige bacteriën, er deeltjes in aan te toonen, die beschouwd worden als overeenkomstig te zijn met de celkern der typische plantencel. Verder gelijken de bacteriën ook op de planten hierin, dat zij in staat zijn uit enkelvoudige organische stoffen zeer samengestelde bestanddee- len op te bouwen, zooals het protoplasma hunner eigene lichamen. Er zijn zeer vele soorten vau bacteriën bekend, die groeien en zich vermenig vuldigen, dat is, die hun zeer samengestelde stikstofhoudende, eiwitachtige stoffen vormen uit betrekkelijk enkelvoudige stikstof bevattende licha men, zooals tartras ammoniae, ureum en derge- lijken, ja zelfs zijn er, die dit kunnen doen door eenvoudige opslorping van vrije stikstof uit de dampkringslucht. Andere soorten echter vorderen voor hun groei en vermenigvuldiging even samen gestelde stikstofhoudende zelfstandigheden als het dierlijke lichaam, en zijn, even als dit, ook in staat die stoffen te ontleden in meer enkelvoudige samenstellingen. Tot deze groep behooren de pathogene bacteriën en vele soorten die werkzaam zijn in de ontleding eu verrotting van eiwitstoffen. Alle bacteriën vermenigvuldigen zich door dee ling of splijting, vandaar hun naam Schizomyce- ten of splijtzwammen. Het typische vermenigvul digingsproces bestaat iu het toenemen in grootte van het individu, en vervolgens in een splijting in tweeën. Daardoor ontstaan er twee nieuwe individuen, die beiden in staat zijn om grooter te worden en zich weer in tweeën te splijten. Die zoo door verdeeling of scissiparité ontstane bacillen blijven soms toch aan elkander verbonden, en vormen dan ketens of op kraalsnoeren gelij kende strengen, of wel zij gaan van elkander af, en bestaao dan als afzonderlijke individuen. De vermenigvuldiging der bacteriën gebeurt in den regel met een zeer groote snelheid; een snel heid, die afhangt vau de hoeveelheid en de hoe danigheid van de voedingstof of van den bodem waarop zij groeien, eu van de temperatuur. Hoe wel sommige soorten zich zelfs op lage tempera turen vermenigvuldigen, hebben de meesten echter daartoe een vrij hooge temperatuur noodig. Op 20° C. gebeurt dit reeds tusschen 18 en 30 mi nuten. In een buisje met bouillon, waarin 8 per kubieke centimeter van de Staphylococcus pyogenes aureusop 37° C. gehouden, ontwikkelden in driemaal 24 uur 1184.000.000 bacillen per ku bieke centimeter. De vermeerdering der bacteriën gebeurt zoo snel, dat een enkele in drie dagen 147 trillioeu afstammelingen kan voortbrengen. Men heeft waargenomen dat er elk uur een splitsing in tweeën gebeurt, en wat zulk een voortdurende splitsing kan doen; weten wij door de algemeen bekende berekening vau den boer die twintig koeien verkocht. Die berekening tot een voorbeeld nemende, blijkt het dat na 24 uren het getal bacteriën reeds meer dan 16J-millioen, na twee dagen 281 millioen, en na drie dagen 147 trillioen kan bedragen. Merkwaardig is ook de bewegelijkheid die som mige bacteriën vertoonen. In vele soorten bewe gen de meeste individuen zichin andere soorten slechts enkelenzij draaien rond, en schieten heen en weer. Die bewegingen worden veroorzaakt door draden, zweepvormige draden, cilia of jlagella ge- heeten. Sommige soorten bezitten slechts één zwcepdraad aan het eene einde; anderen hebben een bundel van zulke draden, en er zijn er zelfs, die geheel en al met jlagella bedekt zijn. Met het vertoonen van eenige exemplaren van Equisetum-soortexi, èn sprekende over de bewe gingen, die door .de sporen van E. arvense ge maakt worden, toonde de spreker aan hoe bacte riën zich door den invloed van het licht kunnen bewegen, en men niet noodig heeft de oorzaak dier bewegingen te zieken in circumnutatie, op pervlaktespanning, reflectorische of chemische aantrekking, de vrije wil, enz. Niet minder belangwekkend is het vormen van sporen, van zoogenoemde ecto- en enüosporen Ik heb straks gezegd dat de bacteriën zich ver meerderen door splijting of deeling. Doch behalve op deze wijze vermenigvuldigen zij zich ook door het voortbrengen van sporen. De bacil ontwik kelt in zijn protoplasma een klein glinsterend kor reltje, dat grooter en tevens ovaal van vorm wordt, terwijl het overige van den bacil bleek van kleur wordt, opzwelt, en langzamerhand verdwijnt, zoodat de eivormige glinsterende spore vrij wordt. Deze sporen bieden een zeer grooten weerstand aan een hooge temperatuur, aan schadelijke schei kundige invloeden, aan uitdrooging enz. zoodat zij, zelfs na langen tijd aan schadelijke invloeden onderworpen te zijn geweest, en zij weer in ge schikte gunstige omstandigheden worden gebracht, in staat zijn te ontkiemen tot bacillen. En dezen groeien dan, en splijten, en brengen een nieuwen oogst voort. Bacillen die geen sporen voortbren gen, zijn derhalve veel meer geschikt ora te be zwijken in den strijd om het bestaan, ofschoon het waar is, dat vele soorten van niet sporen- vormende bacillen zulk een groote macht van ver menigvuldiging hebben, en zoo weinig kieskeurig zijn in hun eischen, dat zij onverwoest bestaan blgven en zich vermenigvuldigen, als de omstan- digheden slechts even gunstig zijntot deze klasse behooren vooral eenige rottingverwekkende mi- j crococcen en bacillen. De tetanus-bacil is vooral merkwaardig door J de vele sporen, die hij in geschikte voedingstof vormt. Deze bacil is het eerst gevonden door een japansch doctor, Kitasato, welke heeft aange toond dat die sporen zich in bloedserum van een paard niet tot bacillen ontwikkelen, en dat die stof dus een voorbehoedmiddel voor tetanus kan vormen. En een fransch doctor, Herviejao, heeft bevonden dat de sporen van den tetanus-bacil levend blijven en tetanus verwekken zelfs na elfi jaren verborgen te zijn gebleven in een houtsplin- ter, die eenmaal tetanus had veroorzaakt. De onderzoekingen van Pasteur en van Klein hebben geleerd, dat men de bacteriën kan on derscheiden in anaerobicn en aerobiën, dat is in soorten die leven en zich ontwikkelen en vermenigvuldigen, zonder of met zuurstof in J aanraking te komen. De aerobiën leven in het water, in de lucht, in het bloed en andere voch- ten van dierlijke en plantaardige lichamen, en dus als echte parasieten, die de zuurstof van de lueht j kunnen opnemen. De anaerobiën daarentegen kunnen leven zonder zuurstof, ja zelfs de aan- j wezigheid van zuurstof houdt hun ontwikkeling j tegenzij sterven zelfs in dat gas. Ook zijn er bacteriën die zoowel zuurstof behoevend, aerobeals 1 niet zuurstof behoevend, anaerobe zijn:men noemt i dezen facultatief aerobe. De bijna overal voorko mende Bacillus termo, die leeft aan de oppervlakte van rottende vochten, is een goed voorbeeld van een echte aerobie, terwijl de Vibrio rugula, die in dezelfde rottende vloeistoffen leeft, maar onder de door de Bacterium termo gevormde laag, een anaerobie is. Prof. Forster heeft aangetoond dat de meeste barteriën een vrij hooge tempeiatuur kunnen ver dragen eer zij gedood wordendie van tvphoïde koorts, cholera en tuberculosis sterven eerst bij 60° C. terwijl sommige soorten zelfs eerst bij 80, 90 en 95° C. sterven. Verder heeft de zelfde ge leerde ook ontdekt dat er bacteriën zijn die zich ontwikkelen zelfs op een temperatuur vau smel tend ijs, dus op 0° C. Deze bacteriën worden gevonden in zeewater» in brak water, op visch enz. Dit zijn de zelfde soorten welke een phosphorisch licht voortbrengen. Een van de belangrijkste werkingen van bac teriën is zeker die, welke sommige soorten uit oefenen op eiwitstof, een werking, die de rot tende ontleding van eiwit wordt genoemd. Elke organische stof, als zij niet meer levend is. wordt onthouden in lagere stikstofhoudende sa menstellingen, zooals leucine, tyrosine, in dol, phenol, enz., en waarvan de laatste of eindpro ducten zijn ammonia, uitriten en nitraten. De planten vormen haar eiwit uit nitraten; die eiwitstof is het, die het protoplasma barer cellen vormt; de eiwitstof is het, die tot stikstof hou dend voedsel voor het dier dient; en het eene dier levert op zijn beurt weer voedsel op voor het andere dier en voor den mensch. In het levende lichaam van dieren en menschen wordt de eiwitstof ontleedt, en levert stikstofhoudende stoffen, zooals ureum en verwante zelfstandigheden, die later, na een verdere oxydatie in den bodem en in het water, dienen om nitraten te verschaf fen aan de plant. En ook de doode lichamen van dieren en planten zijn een groote voorraadschuur waaruit, door een lange reeks van processen, in geleid en onderhouden door micro-organismen, lagere stikstofhoudende samenstellingen, en ein delijk ammonia en nitraten worden gevormd, waaruit de levende planten in hoofdzaak haar stikstof ontleencn. Hieruit blijkt het dus, dat het plantenrijk, wat haar stikstof betreft, voorname lijk afhankelijk is van processen, waardoor, uit het albumen van doode organische stoffen, gevormd worden door de werking van micro-organismen, ten eerste lagere stikstofhoudende lichamen, en ten laatste ammonia; en in de tweede plaats, ook door micro-orgauismen, nitriten en nitraten, dat is salpeterigzure en salpeterzure verbindingen. Er bestaan vele soorten van rottingverwekkende bacteriën. Slechts twee daarvan wensch ik te be spreken, en wel die twee welke, door hun zeer groote verspreiding, een hoofdrol spelen in het ontleden van eiwit, namelijk de Proteus vulgaris en de Bacillus coli. Beide soorten behooren tot de zich door zweepdradèn bewegende bacillen. De Proteus vulgaris is het gewone verrottings- organisnius. Hij wordt bijna zonder uitzondering gevonden in doode en verrottende eitwitachtige stoffenhij is het organismus 't welk in doode diereu eu menschen de hoofdrol speelt in de ont leding en oplossing van het lichaam; hij is aan wezig in de holten van de normale ingewanden; hij staat in verband met bedorven en doode stof- j fen, die in het lichaam van dieren en menschen voorkomen, zoowel in gezondheid als in ziekte; j hij is dus zeer verspreid in de natuur, en is overal aanwezig waar organische stof in rotting overgaat. Deze bacil -is geschikt om uit rottende stof over te gaan in andere, voor verrotting vatbare stoffen, door luclitstroomen, door stof, door water, door aanraking vau menschen enz., en dan verwekt hij verrotting van die nieuwe organische stoffen. Het zelfde kan men zeggen van de Bacillus coli; ook deze bacil heeft een zeer groote ver spreiding, en speelt eveneens een rol in de ver rotting eu ontleding van eiwitachtige stoffen: hij is een normale bewoner van de ingewanden van dieren en menschen, en uit die ingewanden gaat hij over in den bodem, in het water en in de lucht. In één woord: beiden zijn de grootste vernie tigers of omzetters van doode eiwitachtige stoffen. Doch hun werking op die stoffen is evenwel ver schillend. De eerste en belangrijkste werking van Proteus vulgaris is, dat hij albumen peptoniseert, en gelatine vloeibaar maakt en daarna peptoniseert; daarop wordt dit pepton ontleed, en levert, onder andere zelfstandigheden, leucine, tyrosine, indol, skatol, phenol, en vervolgens ammonia. De B. coli daarentegen ontleedt albumen zonder het vooraf in pepton om te zetten; hij maakt dus gelatine niet vloeibaar, maar vormt snel uit albu men indol en verwante lichamen en zelfs ammonia. Behalve de zoo even beschouwde rottings-bac- teriën zijn er anderen, die als 't ware de werking dezer bacteriën ondersteunen of aanvullen. Dit zijn de soorten die ureum en verwante zelfstan digheden kunnen omzetten in koolzure ammonia. Door die omzetting bereiden zij den weg voor andere bacteriën, die, door ammonia te oxydeeren in nitriten en nitraten, de onmiddellijke voedsel- leveranciers zijn voor het plantenrijk. Ureum en zijn verwanten zijn de eindproducten van de eiwit omzetting in menschen en dieren, en vormen der halve een belangrijk deel van de voedingstoffen, die de aardbodem voor de planten oplevert. Ik vertoon u hier een der soorten van deze groep, B. lineola. Deze coccus vertoont zich als een staphylococcus, en vormt klonterige massa's in natuurlijke of kunstmatige kuituur-media: hij maakt gelatine niet vloeibaar, en groeit uiterst schielijk in hooge temperaturen. Vergun mij nu even te mogen recapituleeren. Wij hebben gezien, dat door de werking van bac teriën albumen ontleed wordt, en ammonia ge vormd; door andere bacteriën wordt het ammonia geoxydeerd, en omgezet in nitriten, en eindelijk 1 in nitraten: deze salpeterzuurvormende bacteriën completeeren dus de reeks der processen, waardoor de stikstof ten laatste terugkeert naar zijn punt van uitgang. De stikstof begon als nitraten in den bodem, die de wortels der planten omringt: zij werd door de plant gebruikt om haar eiwit te vormen; als planteneiwit diende zij tot vorming van het protoplasma van het dierlijke lichaam; en daaruit ging zij als voedsel over in het vleesch- etende dier, om vervolgens door rottings-bacteriën ontleed te worden in ammonia, en deze ammonia, door salpeterzuurvormende .bacteriën van den bo dem, veranderd te worden in nitriten en eindelijk in nitraten. Welk een wonderlijke kringloop der stof Hoe krijgen nu de planten de stikstof uit den ji bodem? Het is bekend, dat het vooral depeuldra- gende planten zijn, de leguminosen, erwten, boonen enz. die een groote hoeveelheid stikstof bevat- ten. Hellriegel en Wilfarth hebben aangetoond, f dat de peulplanten haar nitrogenium bekomen uit j] de atmosfeer, door de werking van bacteriën in jj den bodem rondom de wortels dier planten; dat deze bacteriën, deze stikstofvormende of salpete- j rigzuur en salpeterzuur vormende bacillen, vooral j Micrococcus nitrificans, een uiterst kleine ronde coccus, vastleggen, fixeeren, de vrije stikstof die in den aardbodem is, en natuurlijk afkomstig is i uit de lucht, en dat, als de aardbodem gesterili- I seerd wordt, waardoor de bacteriën gedood wor- den, er geen opneming of vastlegging van stikstof J kan gebeuren, en de groei van de peuldragende plant merkbaar verminderd wordt. De wortels van peulplanten, die in gewone aarde groeien, bezitten zeker aantal knobbeltjes. Vele geleer den, waaronder Marshall Ward, Prazmowski en Beijerink, hebben bewezen, dat die knob beltjes aan de wortels hun oorsprong te danken hebben aan het bestaan van zekere bacteriën iu de weefsels van den wortel, en dat het die bac teriën zijn, welke het vrije nitrogenium vastleg gen. Nobbe heeft aangetoond, dat de verschillende peulplanten door verschillende soorten van bac teriën worden bewoond. Zij bestaan uit bewegelijke cylindrischc staafjes, die, op gelatine gekweekt, deze stof vloeibaar doen worden, en in die vloeibaar geworden gelatine een eigenaardige, groenachtige, fluoresceerende kleur veroorzaken. Ook op agar-agar verwekken zij die kleuring. Er zijn ook bacteriën die kleurstoffen vormen; kleurstoffen, die oplosbaar zijn in de middenstof waarin deze bacteriën levenen anderen, die bepaald zijn tot de zelfstandigheid van de bacteriën zeiven. Er zijn soorten van bacteriën die scharlakenroode, roode, oranje, geele, geel-groene, groene, blauw groene, blauwe, violette en paarsche kleuren voortbrengen. De aard en de beteekenis van die kleuren zijn nog vrij duister, ofschoon Erdmann en Schrötter reeds lang geleden hebben aangetoond, dat er veel punten van overeenkomst bestaan tusschen sommigen van dezen pigmenten en ze kere aniline-kleuren. De kleur-gevende of cliromogene bacillen zijn zoo geheeten, omdat, zij vloeistoffen of de rottende stoffen, waarin zij leven, kleuren. De B. virens is groen, een kleur die veroorzaakt wordt door chlorophyllum of bladgroen in de cellen. Men vindt hem in stilstaand water. De B. ruber is steenrood van kleur, door kleine sporenkorreltjes in zijn binnenste. Men vindt hem op gekookte rijst. De B. erythrosporus leeft op gekookte eieren, en vertoont zich als kleine roode vliesjes, die onder den mikroskoop blijken uit kleine roode staafjes te bestaan. Bacillus prodigiosus is de meest voorko mende kleurbacteriehij wordt zoowel in de lucht als in het water gevonden Dit pigment is oplosbaar in alcohol, ofschoon niet volkomen. Het spectrum van zulk een oplossing vertoont een kenmerkende absorbtiestreep in het groen; terwijl een waterig mengsel van deze bacterie twee strepen vertoont, een dunne in het groen en een breedere in het groenachtig blauwbeiden zijn echter smaller dan de enkele streep in de alcoholische oplossing. Een merkwaardige groep van bacteriën is die welke het vermogen hebben om licht voort te brengen. Deze phosphoriseerende bacteriën zijn reeds lang bekend, door Pflüger, als de oorzaak van het phosphoriseeren van rottende zeevisch. In den laatsten tijd zijn zij vooral door Beyerinck gecultiveerd en bestudeerd. Deze bacterie vertoont zich als korte ovale staafjes, en soms met knopjes als halters: hij leeft in vischbouillon, en geeft in het donker een phosphorisch licht. Dit lichten is min of meer beperkt tot de oppervlakte, namelijk tot het laagje, dat in aanraking is met de zuur stof van de iucht; doch als men het fieschje schudt, vertoont de phosphorescentie zich ook in de diepte. Dat de gisting door bacteriën veroorzaakt wordt, is zoo algemeen bekend, dat ik hei hier niet behoef te verzekeren. Ik wil slechts één gistings verschijnsel bespreken, namelijk het zuur worden der melk. Er zijn wel andere soorten van gisting, zooals de kleverige of manniet-gistingde boter- zure gisting; de indigo-gisting; de dextrine-gis- ting; de azijnzure gisting en anderen, maar de tijd laat mij niet toe u iets anders te vertoonen als de Bacterium lactis. De melkbacterie is een kleine bacterie, die zich met groote snelheid vermenigvuldigt, en die, in versche melk gebracht, haar op gewone tempe ratuur tusschen 12 en 24 uren zuur maakt. Als sterile melk met deze bacterie geinoculeerd wordt, en op een temperatuur van 60° tot 65° F wordt gehouden, is de melk met 20 of 24 uur klon terig, geronnen, gestremd, geschift en zuur ge worden, en in die geschifte melk vindt men een groote menigte van Bacterium lactis, in de gedaante van ovale knodsen, die rozekransen of ketens vor men. Als men een naald eerst in zulke geronnen melk stipt, en daarna in normale melk, wordt de laatste weldra even geronnen of gestremd en zuur. Het onderzoek heeft geleerd, dat de melk bacterie de melksuiker verandert in melkzuur, en dat, zoodra dit laatste gevormd is, het de kaasstof van de melk stremt en klontert. Met een on denkbaar kleine hoeveelheid van zuur geworden melk, dat is van melk waarin de melkbacterie is geraakt, en de kaasstof heeft doen stollen, kan men elke hoeveelheid normale melk zuur maken en doen klonteren. De melkbacterie is geenszins een zeldzaam or ganismus; hij is zeer verspreid en kan elk oogen- blik in melkkelders enz. door onzindelijkheid van vaten en emmers, door stof, door onzinde lijke handen enz. toegang verkrijgen tot de melk die dan weldra zuur wordt. Als ergens in kel ders of kasten de melk een groote neiging ver toont om zuur te worden, bewijst dit dat de melkbacterie daar een vaste woonplaats heeft gevonden. Slechts door de uiterste zindelijkheid, door het koken van alle vaten en kannen, door het ontsmetten van muren en van de vloer kan men hem verdrijven. En in dezen is een groote overeenkomst met een epidemie van besmettelijke ziekten. Een andere zeer belangrijke gistingsbaeterie is de Bacillus butyricusvormende Ie ferment butyrique van Pasteur, een bacterie, die melk of kaas doet gisten, dat is de melk ontleedt in koolzuur en waterstof. In oplossingeu van zetmeel, dextrine en suiker verwekt hij boterzuur, welks ontwik-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1893 | | pagina 6