E E 0 N 1I K.
fceling de oorzaak is van die ontleding. Men vindt
deze bacil ook op bedorven aardappelen eu wor
tels, op mout, zuurkool, komkommers en ande
ren, in den vorm van kleine staafjes van 3 tot
10 microns of duizendsten van een millimeter lang,
•die veelal lange ketens vormen Deze bacil vindt
men ook in groote menigte iu de maag en de
darmen van plantenetende diereu: waarschijnlijk
•ontleedt hij daur het celweefsel van het planten-
Toedsel, en speelt dus een belangrijke rol in de
spijsverteering der dieren. Deze bacil is anaerobe,
dat is, outwikdelt zich zeer gemakkelijk en brengt
•zelfs sporen voort zonder toetreding van de lucht.
De gistingprocessen die ann de werkzaamheid
van bacteriën te danken zijn, zijn treffend gelijk
aan de oorzaken waardoor besmettelijke ziekten
•bij inenschen en dieren ontstaan. Gistingsproces
sen zijn het die Pasteur den weg hebben ge
wezen om watervrees, mond- cn klauwzeer enz.,
te bekampen. Pasteur heeft aangetoond, dat in
de gisting elk proces gebeurt door den groei en
de vermeerdering van specifieke microben, en dat,
•zonder die specifieke microben, die processen niet
plaats hebben, en dat andere oorzaken op die
processen geen invloed hebben. Een bepaalde toe
stand vau de atmosfeer, van de temperatuur enz.
is uiet in staat de melk zuur te doen worden,
•en even zoo is ook geen bijzondere atmosferische
-of tellurische toestand in staat een besmettelijke
ziekte te doen ontstaan. Om melk zuur te doen
worden, is de Bacterium lactis onvermijdelijk
noodig; om een besmettelijke ziekte te verwek
ken, is er een specifieke microbe noodig; atmos-
-ferische en tellurische toestanden kunnen begun
stigen de snellere verspreiding en vermeerdering
van de microben, maar zonder hun aanwezigheid
wordt de melk niet zuur, en krijgt de mensch
geen cholera of typhoide koorts, geen tetanus
en geen dipbtheritis. Donder in de lucht kan de
melk niet zuur maken, kan vleesch niet doen be-
•derven, kan wijn of bier niet doen verschalen:
microben, bacteriën zijn het, die al deze dingen
doen.
De onderzoekingen van de geleerden van onzen
tijd, met Pasteur cn Koch aan het hoofd van
het groote leger der onderzoekers op het gebied
der bacteriën, hebben ons een menigte bacteriën
doen kennen, die men gewoon is pathogene
dat is ziekmakende bacteriën te noemen.
Die pathogene bacteriëu kunnen groeien eu zich
vermenigvuldigen in het geinfectecrde individu,
en maken het ziek door de verschillende giftige
stoffen - toxincn die zij er in doen ontstaan,
of door de veranderingen, die zij verwekken, en
<lie de bijzondere ziekte kenschetsen. Naar hun
werking in het zieke individu kan men de patho
gene bacteriën in twee groepen verdeelen. 1. In
dezulken die, zoover wij thaus weten, volkomen
afhankelijk zijn van het levende lichaam van
menschen eu dieren, endogene, dat is inwen
dig levende bacteriëu, of echte parasieten. Dezen
schijnen niet te bestaan onafhankelijk van het
levende lichaam: als er dus infectie door dezen
gebeurt, geschiedt dit door onmiddellijke over
brenging van een geinfecteerd, dat is ziek indi
vidu, in een auder: hiertoe behooren mensche-
pokken, koepokken, watervrees enz. 2. In
■de zulken die geschikt zijn om, behalve een para
sitisch leveu te leiden, ook te kunuen bestaau
-onafhankelijk van het dierlijke lichaam, dat is zij
xijn, gelijk vele andere niet-pathogene bacteriën,
geschikt om te leven cn zich te vermenigvuldigen
in geschikte middenstoffen iu de buitenwereld.
Hiertoe behooren de zoogenoemde ectogene,
dat is uitwendig levende bacteriën, zooals die
veroorzaken anthrax, kippen-cholcra, aziatische
cholera, typhoide koorts, tetanus, diphtheritis
en anderen. Van deze pathogene bacteriën kunnen
sommigen betrekkelijk gemakkelijk zulk ecu ecto-
geen leven leiden, terwijl anderen dit slechts in
bepaalde omstandigheden kunnen doen: anthrax,
tetauus en typhoide koorts zijn altijd ectogeen,
terwijl tuberculosis en kwade droes moeielijk ecto
geen kunneu bestaan. De eersten zijn verreweg
de gcvaarlijksten voor menschen en dieren, daar
zij zich zoo gemakkelijk verspreiden. Men zou
dus deze luatstcu facultatief ectogeen kunnen
noemen.
De eerste der ziekmakende bacteriën die men
•ontdekt heeft, is de Bacillus anthracis. Deze bacil
is de oorzaak van de ziekte die men m i 11v uur,
pestkool, anthraxnoemt, cn bij het hoornvee
voorkomt. Deze ziekte kan van het dier op den
mensch overgaan, door den steek of beet van
vliegen, die gezogen hebben aau lijkeu van run
deren cn schapen, die aan anthrax gestorven zijn,
■en ook door ontvellingen aan de handen vau slagers
enz. Dan ontstaan er absccssen, die men pestbuil,
negenoog enz. noemt. Bij de aan miltvuur gestorven
dieren vindt men de milt opgezwollen en vol
bloed, daarom noemen de l'ranschen deze ziekte
-sang de rate. Reeds in 1863 heeft Pavaine in
het bloed van dieren, aan die ziekte gestorven,
kleine staafjes aangetoond, doch het is eerst na
1863, na de eerste onderzoekingen van Pasteur
over den invloed van microben op dc gisting, dat
deze geleerde vermoedde, dat die staafjes de oor
zaak dier ziekte konden zijn: hij inoculeerde een
dier met miltvuurbloed, dat bacillen bevatte, en
ïag dat zulk bloed, zelfs in zeer geringe hoeveel
heid, de zelfde ziekte deed ontstaan, en zelfs ten
gevolge daarvan den dood veroorzaakte. Om te
bewijzen dut die ziekte door den Bacillus anthracis
werd veroorzaakt, bracht Pasteur een zeer kleine
druppel bloed van een aau anthrax gestorven dier
in een glazen ballon, die water en biergist bevatte,
geneutraliseerd door potasch, en vooraf gesterili
seerd. De vloeistof, die helder was, werd in 24
uren troebel, eu vervuld van kleine vlokjes, ge
vormd door ophoopingen van bacillen, zeer kenbaar
■onder den mikroskoop. Vervolgens werd een tweede,
een derde, en een vierde ballon besmet met een
druppel, overgebracht van de eene ballon in den
-anderen, zoodanig dat na acht of tien opvolgende
culturen, de primitieve bloeddruppel verdund, ge-
dilueerd, was in een volumen vloeistof, grooter
dan die van den geheelen aardbol. En zie, de
tieude, de twintigste, ja zelfs de vijftigste cultuur,
gcinoculecrd iu de dosis van een druppel onder
de liuid van een schaap, verwekte miltvuur, met
de zelfde verschijnselen en de zelfde verwoestin
gen als de primitive bloeddruppel: de bacil was
dus wel degelijk dc oorzaak der ziekte.
Door deze onderzoekingen heeft Pasteur ge
leerd, dat als men dieren inent met een vloei
stof met bacillen, welker vergiftigheid verzwakt
is door ecu cultuur, voortgezet tot ten minste
de 10de generatie, zulke dieren niet meer sterven:
na een veelal kortstondige ongesteldheid, herkrij
gen zij hunne vorige gezondheid, en, wat het
voornaamste is, zij zijn in 't vervolg veilig voor
een nieuwe aanval der ziekte: zij zijn geinocu-
leerd tegen het anthrax. Reeds in 1882 zijn er
meer dan 130000 schapen en 2000 runderen met
succes gevaccineerd, en thans kan men zeggen,
dat er over de geheele wereld honderdduizenden
dieren op die wijze gered zijn van een der ergste
ziekten, die wij kennen.
De tijd, mij voor heden avond toegestaan, laat
mij niet toe U in bijzonderheden aau te toonen
de vele en wondervolle resultaten, die in betrek
kelijk korten tijd door een groot getal van on
derzoekers verkregen zijn, wat betreft het leeren
kennen van vele pathogene bacteriën, hun levens
wijze, hun wijze van verspreiding en van infectie;
dc wijze waarop hun werking kan worden tegen
gegaan, hun uitwerkselen verzwakt, en hoe zulke
verzwakte culturen gebruikt worden voor bescher
mende inoculaties; benevens de schitterende resulta
ten verkregen door Pasteur en vele andere geleerden
in deze protectieve inentingen tegen anthrax, kip-
pencholera, tuberkels, hydrophobic, tetanus en vele
andere ziekten. Ik wenschte u slechts opmerkzaam
te maken op den grooten vooruitgang, dien de
geneeskunst in den laatsten tijd verkregen heeft
door het bestudeeren van bacillen, microcococcen
en vibrionen, en meen daarin een verontschuldi- i
ging te vinden voor het feit, dat ik U heden
avond zoo lang heb moeten bezig houden met
een vluchtig overzicht van het tegenwoordige
standpunt der bacteriologie.
Ik dank U voor uw belaugstellende aandacht.
Ik heb gezegd
Ingevolge de Raadsagenda werd in de
vergadering van Woensdag 15 November
het eeret aan de orde gesteld een voorstel
van B. en W. tot toekenning van eene
gratificatie aan het hoofd der Eerste Bur
gerschool van 100 en van f 120 aan
het hoofd der school C.
De Heer Klein kan deze toekenningen
niet dan noodlottig vinden.
Ook de Heer Stolp is er tegen en de
Heer Bijvoet wenscht door den Raad te
zien uitgesproken, dat men op dien weg
van gratificaties niet zal voortgaan. Het
voorstel wordt verdedigd door de Heeren
Krol en Waller en ten slotte aangenomen.
Vervolgens benoemt de Raad tot onder-
wgzer aan de Eerste opleidingsschool voor
jongens den Heer J. H. G. Nachtweh te
Deventer op eene jaarwedde van 600
en op een jaarwedde van 525 de Heer
G. Westerveld, tot onderwijzer aan de
Tweede burgerschool de Heer T. Bouma,
te Sohagen, jaarwedde 600 en tot on
derwijzeressen aan dezelfde school op jaar
wedden van f 500, Mejuffrouw W. C.
Lichtenberg te Haarlem en Mej Joh. Stoel
mede te Haarlem.
Thans kwam in behandeling de jaar
lij ksche begrooting van de ontvangstenen
uitgaven der gemeente over 1894 en zoo
als behoorlijk is werden eerst de uitga
ven onder handen genomen en warden de
algemeene beraadslagingen geopend met
eene korte réde van den Heer Klein om
trent het Departement Onderwijs. In ver
gelijking met het BgzondeiOnderwgseischt
het Openbaar veel te hooge offers en bij
drnkt B. en W. het hart, besparingen te
behartigen.
De Heer de Kanter geeft te kennen
dat B. en W., ook zonder den wensch
van den Heer Klein, de zuinigheid be
trachten. De Heer Waller wil gaarne ge
bruik maken van elke aanweizing, die
aanleiding tot bezuiniging geeft. De Heer
Klein behoudt zich voor in details te tre
den, doch blijft volhouden, dat het Open
baar Onderwijs te duur is.
De Heer Bijvoet zegt, dat B. en W.
een compliment verdienen voor de wijze
waarop dit jaar de beg'ooting is samen
gesteld.
Bij Hoofdstuk III stelt de Heer 't
Hooft voor ten opzichte van de fontein
in den Hout verfraaiingen aan te bren
gen. De Voorzitter doet opmerken dat,
als bezuinig 1 moet worden, het dan noo
dig is, de verfraaiingen te bepalen tot
het hoogst noodige en de Heer van Sty-
rum vindt die uitgaaf ook voor het vol
gende jaar niet gemotiveerd. De Heer
Cnoop Koopmans vraagt of de muziek
uitvoeringen niet in de open lucht zonder
muziek tent kunnen plaa's hebben.
Wethouder de Kanter constateert dat
herstellingen aan de muziektent noodig
zijn.
Maar het hek om het terrein de Phoe
nix en nog andere hekken, vraagt de
Heer Macaré, zijn wij verplicht, die te
onderhouden, en verlangt inlichtingen.
De Heer Krol, vindt de parken de
kleedij der stad, laten we ze netjes houden.
De Heer Macaré vrsagt of met het
oog op oventueele opbreking van straten
voor waterleiding de hooge uitgaven
voor nieuwe bestrating enz. wel gemo
tiveerd is. De Heer de Kanter geeft in
lichtingen. Het best is met de bestratingen
voort te gaan. De Heer Maoaré stelt
voor de hiertoe strekkende post met 6000
te verminderen. Da aanneming van dit
voorstel wordt door den Heer de Kanter
ontraden, evenals dooor den Heeren Bij
voet, Stolp, Van de Poll, Van derSteur en
Willink op verschillende gronden. Het
voorstel word verworpen met eene meer
derheid van 2 stemmen.
Bg Hoofdstuk IV, kosten openbare Ver-
ligting en Brandweer, maakt de Heer Ma
caré opmerkingen op de verlichting op
enkele punten en in sommige plaatsen
der gemeente over karige verlichting,
en beveelt aan betere verdeeling. De Heer
de Kanter wgst er op, dat elke lantaarn
meer 23.kost.
Bij Hoofdstuk V, Kosten der plaatse-
Igke gezondheidspoütie, wenscht de Heer
Stolp ten opzichte van kosten wegens het
ophalen van asch en vuilnis met 208
te verlagen, wegens verhooging van eene
jaarwedde, wat een scherp debat tusschen
dezen en den Heer de Kanter uitlokte;
het voorstel Stolp werd aangenomen.
De Heer Macaré wil de exploitatie der
gemeentereiniging meer lucratief maken
en hiertoe de opgehaalde stoffen stellen
in handen van den handel. De Heer de
Kanter ziet niet in, dat het anders kan
houdt zien voor aanwijzigingen aanbe
volen.
Na de pauze, die alsuu plaats had,
geeft de Heer Klein bg Hoofdstuk VI in
bedenking de ouderwgzerswoningen bg
de scholen te bouwen, men kon de con
cierges dan uitwinnen, of althans hunne
woningen.
De Heer Waller beantwoordt dit punt.
De Heer van der Mersch zon in over
weging willen geven, bg nieuwen school-
bouw de woning van het hoofd bg de
school te plaatsen.
De kosten voor de Schoolbibliotheken
wil de heer Klein verlagen op f 325.
De Heer Krol licht de post toe, dooh
de Heer Klein blgft er bg, dat het een
luxe is, die wij ons met het oog op de
gemeente financiën niet mogen veroorloven.
Ook de post voor belooningen en eere-
blgken vindt spreker te hoog, uit het1
oogpunt van paedagogie, en geeft eene
episode dien aangaande nit zgne jongens
jaren ten beste; wil daarom die ƒ650
tot f-325 te verminderen.
De Heer de Kanter weerlegde de gron
den op geestige wgze. De Heeren van
der Mersch en Waller voerden in deze
nog het woord.
De Heer Macaré zou in deze de opinie
van de schoolhoofden willen kennen, maar
de Heer Krol constateert dat de Hoofden
met de tegenwoordige regeling zeer zgn
ingenomen.
Het amendement van den Heer Klein
wordt verworpen met 3 stemmen voor.
Het Bestuur der Ambachtschool verkeert
in moeielgke omstandigheden het vraagt
dus boven de gemeentelgka snbsidie van
2500 nog eene gemeentelgke bijdrage
van f 2500. B. en W. hadden de post
van 2500 gehandhaafd en wensehten
die niet te overschrgden doch het Raads
lid Beyoes verdedigt met klem de nien-
we aanvraag en doet een beroep op de
welwillendheid van den Raad, aangezien
met het al of niet toestaan de Inrichting
staat oi valt.
De Heer Klein verklaart er zich tegen
en de Heer Krol wil meer van particu
lieren zien te krggen. Nu heeft wel, vol
gens den Heer de Kanter, het Bestuur de
tering niet naar de nering gezet, doch
blgft er zich tegen verzetten uit finan
cieel oogpunt. De Heer Bgvoet zou 1000
willen voorstellen.
Inmiddels wordt 2500 verworpen en
1000 toegestaan.
Dr. Kruseman vraagt inlichtingen om
trent de toepassing der Verordening op
de prostitutie.
De Voorzitter verstrekt die, en de Heer
Macaré constateert, dat reedB in zake eenige
processen-verbaal zgn ingekomen.
Toen ging alles tot het einde weer vlot
van de hand, maar aan 't slot van de
uitgaven bracht de Heer Macaré nog eens
de bekende kwestie ter sprake omtrent
gewone en buitengewone uitgavenaan
het niet behoorlijk vaststellen van een
juiste bepaling in deze, wgt ZEd. voor
een groot deel den toestand van onze ge
meente financiën.
Het begon reeds duister in de raads
zaal te worden, toen de verschillende hoofd
stukken voor de Ontvangsten werden ter
hand genomen. Hoofdstuk I, II en III
werden grif afgehamerd, behalve het pnnt
3 van Hoefdstuk III, 95 opcenten op de
hoofdsom der belasting op het perso
neel.
Hier ontspon zich weer een geducht
debat naar aanleiding van een voorstel
van een der commissiën om deze op 100
te stellen.
Naardien evenwel, zooals terecht werd
aangemerkt, deze verandering slechts eene
verplaatsing van cgfers was, en wat
aan de eene zij Ie wordt opgelegd, aan
de andere verlicht wordt, zal het den
lezer vrij onverschillig zgn te vernemen,
dat de Raad met 16 tegen 13 stemmen
besloot 100 opcenten te heffen. De on
geveer ƒ9000 die hieraan meer ontvan
gen wordt komt de sluitpost, de nog in
de lucht hangende inkomstenbelasting, ten
goede. De ontvangstposten werden verder
aangenomen en daarna van de geheele
begrooting vastgesteld in ontvang en uit
gaaf 1.178.802. De Voorzitter deelde
mede, dat thans de post onvoorziene uit
gaven op ƒ14331.51 werd geraamd.
Nog werd aan B. en W. een crediet
toegestaan voor onkosten van sneenwop-
ruiming, de begrooting in haar geheel
aangenomen en behoorde de vaststelling
alweer tot de geschiedenis.
De Nutslezing.
Bg de eerste buitengewone vergadering
van ons Nutsdepartement, Dinsdag avond
gehouden in den Schouwburg, vervulde
de Heer Mr. L. H. J. Lamberts Hurrel-
brinck, van Amsterdam, de spreekbeurt.
Het eerste deel van den avond werd
voorgedragen eene novelle van den Spreker
zeiven, waarin de toehoorder verplaatst
wordt op Limburgschen bodem, het dorp
Hoog beek en verder op het kasteel bewoond
door de familie 's-Gravenhoven, daar se
dert lang gevestigd, een geslaoht bekend
door zgne deugden, doch behebt met een
familietrotsch, die den oudsten zoon bgna
tot broedermoord braoht. De jongste zoon,
een lichtmis, had zgne oogen geslagen op
een meisje uit dea burgerstand, de dochter
van een man, aan wien de 's-Gravenho-
vens dure verplichtingen hadden en de
gevolgen waren niet uitgebleven. De va
der trok zich de zaak zoo sterk aan, dat
hg den dood des verleiders bezwoer. Den
jongsten zoon werd het kasteel ontzegd,
trok naar den vreemde, verkwistte zgne
bezittingen, zonk al dieper en dieper, tot
dat hg ten laatste wegens diefstal met
moord, arm en berooid te vergeefs eene
schuilplaats zocht op het voorvaderlgk
kasteel, en toch de schande van eene fa-
milie-onteerende straf ontkwam, door den
man wiens leven hg had verwoest.
In een onzer Haarlemsche kringen was
den vorigen winter reeds door eenen
Spreker van deze novelle eene reproduc
tie gegeven, en was de indruk toen ver
kregen, gunstig, nu de schrg ver zelf haar
voordroeg is de waarde van zgne penne-
vrucht in versoog nog gestegen. Maakt do
toon de muziek, ook hier deed de flinke ver
haaltoon de personen scherper uitkomen,
terwgl de verschillende goed volgehouden
karakters door deze goed gevoelde voor
dracht nog aanmerkelgk in waarde wonnen.
De novelette „Carnavals-scene, waarin
de personen het woord voerden in Maas-
trichtsch dialect, vond men goed van
vinding. De eenvoudige zeden van onze
zuidelgkste mede-landgenooten, het eigen
aardige patois waarin zg zich uitdruk
ken, eene levendige beschrgving der druk
te en opgewondenheid in de carnavals-
week deden ons met genoegen verwglen in
Limburgs hoofdstad en met belangstelling
nam men kennis van den gemoedstoetand
des bannelinge, wien dooreen vergrgp, ge
pleegd uit moederliefde, het recht was
ontzegd op Nederlandschen bodem te ko
men, doch door wien de carnavalsdrnkte
werd te baat genomen om in. een mas
keradepak gehuld de oogen te sluiten van
de eenige die bg liefhad; zgne moeder.
Tot slot guf de Spreker nog eenige
proeven van Limbursche poëzie. Het
dialekt, de voordracht bewees het, leent
zich hiertoe door een soort van zoetheid
en buigzaamheid zeer goed.
Maar men vergete niet, dat het Lim-
burgsche van-alles wat zich dan ook hier
van de gunstige zgde voordeed.
De kennismaking met den verdienste
lijken Spreker is zeer aangenaam geweest,
Gaarne ontmoeten we den Heer Mr. L.
H. J. Lamberts Hnrrelbrinck het volgende
seizoen weder in een onzer Nuts-avonden.