N ieuwsber ichten
Zijne zienersgave moge ook hier blij
ken juist te zijn. Het fraaie gebouw
thans voltooid moge zijn een parel aan de
door hem eerlijk verdiende burgerkroon.
De nieuwbenoemde Burgemeester
werd geïnstalleerd den 5en April.
Terecht koestert men van Jhr. Bo-
reel goede verwachtingen. De steun der
ingezetenen, de medewerking van hun
ne vertegenwoordigers, gepaard aan
zijn betoonden goeden wil, doe bij voort
during onze gemeente in bloei toenemen.
Eene maatschappij behoort te zijn
gegrondvest op orde en orde en
orde. De gereglementeerde orde de
wetten laten openingen, openingen
te regelen door de gemeenten.
Onder deze behoort de prostitutie,
naar het schijnt een noodzakelijk kwaad.
Langen tijd was eene verordening
in deze lastige kwestie in de penonze
Raad stelde haar vast in zijne vergade-
dering van 17 Mei.
Hare werking behoort men af te
wachten. In dezelfde vergadering stond
de Raad ƒ1500 toe tot het maken van
een plan voor een Noord-Hollandsch-
Utrechtschen locaalspoorweg.Velen kost
te het heel wat nadenkens om er in te
kunnen berusten
Van zeer belangrijke ongelegenheden
is Haarlem vrij gebleven. Het aantal
branden was gering, maar had zeer
stellig van meer beteekenis kunnen zijne
zoo niet onze kranige jongens van Spuit
10 hunne uitstekende diensten aan de
gemeente hadden bewezen. Te verwon
deren was het dan ook niet, dat eene
algemeene belangstelling zich deed ken
nen, toen in Augustus deze vrijwillige
Brandblusschers het zilveren feest van
hun korps vierden.
Augustus, kermis. Na lang slaan op
hetzelfde aanbeeld gelukte het eindelijk
den Raad te bewegen tot verkorting
van de kermis met twee dagen, niet
tegenstaande ernstig protest vooral van
de zijde der neringdoenden. Het Raads
besluit moest uitgevoerd; onze Burge
meester overtuigde zich persoonlijk of
de1 hiertoe gegeven orders behoorlijk
waren opgevolgd, en, zich niet storende
aan den reeds gespannen toestand, be
vond hij zich daar, waar hij meende,
dat zijn plicht hem heenvoerde.
Dit bewijs van kordaatheid stelde
men op den rechten prijs.
Een paar woelige avonden, optoch
ten van ontevredenen door de stad, voor
goede zeshonderd gulden glasruiten ver
brijzeld; uit! Uit? Neen nog een na-
sleepje; een Bestuur, dat, meenendein
zijn recht-4e zijn, een veroordeeling
beliep, ornaat het zich boven een verbod
achtte
Maar nogmaajs een adres aan den
Raad, met bijna zevenduizend naam-
teekeningen. om te verkrijgen de her
stelling van de kermis op den ouden
voet. Zal het baten Is het gewenscht
Is de schade werkelijk zoo groot? Heeft
men óók berekend de moreele schade
die te wachten was van nog twee wilde
kermisnachten Wij kunnen 't niet
beoordeelen. Aan de hand van de noo-
dige gegevens moge de Raad beslissen.
Van de belangrijke zaken, welke nog
steeds ten onzent niet tot klaarheid
kwamen, gas en water, is de laatste
tot op zekere hoogte in staat van wijzen,
door de vaststelling van de wet op de
onteigening van de hiertoe benoodigde
gronden onder de gemeente Bloemen-
daal, bij welke gelegenheid onze afge
vaardigde ter Tweede Kamer, de Heer
Farncombe Sanders, zich opnieuw be
toond heeft te zijn de rechte man op
de rechte plaats, waar het gold de
belangen van zijn district voor te staan.
De gaskwestie is niet verder gekomen
duur gas voor de ingezetenen, waardoor
menigeen de voorkeur geeft aan petro
leum. Eigen gasfabrikatie schijnt de
eenige weg te zijn om hierin verbetering
te brengen.
Nu klaagt men wel, dat het eene
dure geschiedenis zou zijn, maar me
nigeen is de meening toegedaan dat,
hoewel de bemoeiing van de zijde van
het gemeentebestuur zou toenemen, toch
de voordeelen van eigen exploitatie niet
zijn weg te cijferen.
Gedurende 1893 bleef onze gemeente
verschoond van epidemiën; hoewel het
buitenland, en bij name Rusland, ge
ducht leed onder de gevreesde cholera,
kwam de ziekte in Nederland spora-
diesch en in Haarlem in het geheel niet
voor. Of dit te danken is aan de meer
dere zorgen van gemeentebestuur of
van particulieren kan niet uitgemaakt
worden.
Bij veel goeds leverde het algeloopen
jaar dus nog wel reden tot wenschen,
zoo niet tot klagen. We zullen ons in
deze maar neerleggen bij de uitspraak
van iemand die het weten kon, luidende:
Hij is de gelukkigste, die onbevredigde
wenschen heeft; wie ze niet heeft be
hoort aan levenszatheid te sterven, al
is deze uitspraak niet van eenzijdigheid
vrij te pleiten.
1894 beziele ons met moed om het
goede te doen en het kwade te keeren.
Het brenge beweging, des noods strijd,
op velerlei gebied. Dit zal der maatschap
pij ten goede komen, en de nog immer
hangende nevelen van onverschilligheid
en lauwheid doen optrekken.
Misschien is lauwheid wel een der
kwalen van onzen tijd, en zou deze haar
grond vinden in de tijdsomstandigheden
waarin wij leven. Gejaagd en zenuw
achtig begint en eindigt men den dag,
als geheel onbewust van hetgeen de
elkaar snel opvolgende toestanden kun
nen geven, en dit werkt op den duur
verlammend en verstompend. Moge 1894
ook hierin verbetering brengen.
Tegen de verschillende euvelen des
levens bestaat, zegt iemand, die al wer
kende grijs is geworden, geen beter
middel dan aanhouden arbeid, doch
hiertoe behoort arbeidslust, en deze,
als een gevolg van gezonde geestver
mogens, in een gezond lichaam te mogen
bezitten is zeer zeker het beste wat
men elkeen kan wenschen.
Vervolg Tweede Kamer).
Op art 4 Stelling Amsterdam) stelde
de heer Mees een am. voor tot vermin
dering met 5 ton. Krachtig kwam de
Min. tegen dit am. op, omdat daardoor
eene spoedige voltooiing onmogelijk zou
gemaakt worden. De heeren Schimmel-
penninck van der Oye, de Ras en Guyot
bestreden het am.; de heer van Löben
Seis verklaarde zich er voor. Het am.
werd ingetrokken, daar de voorsteller
meende, dat vijf ton van zelf zouden
vrijvallen. Op verzoek van den heer von
Löben Seis werd de Vestingbegrooting
in stemming gebrachtzij werd aange -
nomen met 69 tegen 16 stemmen. De
Oorlogsbegrooting werd aangenomen met
62 tegen 19 stemmen. In de avondzitting
was Hoofdst. IX Waterstaataan de
orde en kondigde de heer van Gijn eene
motie aan betreffende de tijdregeliDg,
die door den heer Beelaerts van Blok
land zou worden ingeleid. Hij beBprak
verder de cijfers der traktementen, en
drong er op aan, dat de Min. weerstand
zou bieden aan de toenemende eischen.
De heer Roessingh drukte den wensch
uit, dat het Dep. van Waterstaat meer
zou doen tot ontwikkeling van bronnen
van welvaart van het platteland. De
heer Beelaerts van Blokland besprak de
kwestie der tijdrekening en deelde mede,
dat hjj zich met eenige andere leden
vereenigd had, om eene motie in te
dienen, waarin de wenschelijkheid van
de invoering van den Midden-Europee-
schen tijd wordt uitgesproken. Op voor
stel van den Voorzitter werd besloten,
deze motie op een nader te bepalen dag
te behandelen. De heer Farncombe zon
later de Reg. interpelleeren over hare
voornemens ten aanzien van de elek-
triesche verbindingen. De heer A. van
Dedem vroeg omtrent eenige zaken in
lichting aan den Min., waarop volgens
den heer Conrad reeds geantwoord was
in verschillende memorieën. De heer
v. Beuningen verzocht de behandeling
van de kwestie der tijdrekening niet te
lang te verschuiven, en beweerde, naar
aanleiding van het door den heer Roes
singh gesprokene, dat de groote werken
voor de centra ook het platteland ten
goede komen. De heer Kolkman wees
op het noodzakelijke om zooveel mogelijk
aan de Nederl. industrie het maken van
werken op te dragen. De Min. van
Waterstaat enz. antwoordde op de ver
schillende gemaakte opmerkingen. Hij
wees er op, dat de vaste uitgaven maar
matig zijn toegenomen, en dat, wat de
traktementen betreft, het hier vaak
slechts eene verplaatsing van cijfers is.
De uitgaven voor nieuwe werken moe
ten omstreeks 3 miljoen per jaar bljjven
bedragen, en ook het platteland krijgt
daarvan zijn aandeel. De algemeene
beraadslagingen werden gesloten. Bij de
2de afdeeling (Waterstaat) brachten de
heeren v. Beuningen, Kolkman, Farn
combe Sanders, v. d. Velde en Bahlmann
verschillende zaken ter sprake, waarop
de Min. antwoordde. Bij art. 16 bespra
ken de heeren Roessingh, Houwing en
A. v. Dedem het dringende eener be
slissing omtrent de verbetering van de
Overijsel8che Vecht, alsmede den toe
stand van de Hunse. De heer Smeenge
spoorde aan tot spoed in de beslissing
omtrent de verbetering der kleine rivie
ren in Friesland en Groningen. De Min.
van Waterstaat enz., hoopte bij eene
volgende begrooting voorstellen te kun
nen doen De heer de Beaufort Wijk
bij-Duurstede) wisselde bij art. 24 met
den Min. een woord over de ijsopruiming
in de rivieren. De heeren Conrad en
Kolkman bespraken bij art. 35 de ver
betering van Rijn en Lek. De heer de
Ras bij art. 3(5 de verbetering van de
Maas, waarop de Min. antwoordde, en
bij art. 37 (verlegging van den Maas
mond) werd met 32 tegen 19 stemmen
een voorstel van den heer Harte, om
het debat tot een volgenden dag te ver
dagen, aangenomen.
In de zitting van Donderdag werd
aangenomen de begrooting voor de
Landsdrukkerij. Verder werden goed
gekeurd de volgende ontwerpenAfwij
king van de regels der Gemeentewet
omtrent de plaatselijke belasting ten
behoeve van Purmerend; de onteige-*
ningswetten voor verbetering der af
watering te Groningen en voor het
kanaal Leeuwarden—Tijnjeverkoop
van spoorweggrond te Maarsen; de
suppletoire begrootingen voor de spoor
wegen en waterstaatvoorziening in
het Indisch kas-te kort. De beraad
slaging over Hoofdst. IX werden voort
gezet, en wel over art. 37 (verlegging
Maasmond). De heer Harte wees op
den bedenkelijken invloed, dien de aanleg
van het kanaal 's Hertogenbosch
Dungles zou hebben op de afwatering
der Beersche Maas. De heeren Conrad
en Mutsaers achtten groote omzichtig
heid raadzaam. De Min. achtte
staking van het werk ongemotiveerd.
Een nader deskundig onderzoek is on-
noodig, maar wèl een nader overleg
over de wijze van uitvoering. Na
debat, waaraan ook de heeren Tydeman
en Seret deelnamen, werd het art.
goedgekeurd. Bij art. 54 (Zee- en
havenwerken) beloofde de Minister op
aandrang van den heer Smeenge, het
intestellen onderzoek betreffende een
vlnchthaven aan het Krammer te be
spoedigen. Omtrent de bij art. 66
door den heer Hennequin ter sprake
gebrachte los- en laadplaatsen te Bres-
kens en de verbetering van de haven
te Philippine kon de Min. geen toe
zeggingen doen. Bij art. 77 (Noord
zeekanaal) erkende de Min. met den
heer Gerritsen het nadeel van de brug
bij Velsen. Op dit oogenblik heeft hij
echter nog te veel geld voor de sluizen
noodig, om een wijdere brug te kunnen
voorstellen. Bij art. 89 (Noordwil-
lemskanaai) beloofde de Min. den heer
Roessingh, dat zeer spoedig de sluis zal
geopend worden, waardoor de turfafvoer
beter wordt verzekerd. De heer
Tydens vroeg bij art. 96 wegen in
Noordbrabant) voorziening tegen belem
mering van wielrijders door tolbazen.
De Min. zou het verzoek aan den Min.
van Fin. overbrengen. Bij art. 107
beklaagde de heer Zijlma zich, dat geen
gelden waren uitgetrokken voor verbe
tering van de haven van Delfzijl.
De heeren Goekoop en Smeenge brachten
de opheffing van het heemraadschap
Amstel en Nieuwer Amstel en de verbe
tering van den kunstweg bij Beilen ter
sprake, waarop de Min. antwoordde.
Een am. van den heer Schepel, om
f8000 uit te trekken voor onderhoud
van de haven te Delfzijl, werd inge
trokken na verklaring van den Min.
dat de Reg. voor het behoorlijk onder
houd zou zorgen. Bij art. 121 (Ver
bouwing dep. van binnenl. zaken) was
de Min. het volkomen eens met den
heer van Alphen, dat de verbouwing
van Binnenl. zaken dringend noodig en
spoedeischend is. Hij had echter nog
geen tijdelijke huisvesting kunnen vin
den. Na langdurig debat over art 122
(nieuw archief-gebouw) werd met 56
tegen 20 stemmen aangenomen een Am.
van de Comm. van Rapp. toegelicht
door den heer Conrad, om het nieuwe
gebouw te bouwen achter het bestaande.
Vrijdag werd het debat over Hoofdst.
IX voortgezet. Tal van wenschen wer
den geuit betreffende de spoorwegen
er werd aangedrongen op betere zorg
voor doorgaand verkeer; op het aan
brengen van privaten in de derde klas
se-rijtuigenop waterverschaffing aan
reizigers aan de stations: zelfs vroeg
de heer Tijdens tegen aannemelijke voor
waarden een abonnement voor alle Ka-
merlieden op alle Nederlandsche treinen.
De Min. zou allo punten onderzoeken
en overleg plegen. Tegenover de hee
ren RoeBsingh en Smeenge ontkende njj,
dat de niet tot standkoming van den
Noord- ooster lokaalspoorweg zijne schu
was. Hij verzekerde groote belangste
ling te gevoelen voor lokaalspoorwegen
in het Noord-oosten, en gaarne zou hij
plaatselijke komitees steunen en ruime
Staatshulp voorstellen. Voor de lijn
ZwolleAlmelo is een komitee werk
zaam. Op eene vraag van den heer
Levy bij art. 140 antwoordde de Min.
dat een nieuw speciaal deskundig on-
onderzoek naar den toestand van hek
Westelijk viadukt te Amsterdam onnoo-
dig is. Het denkbeeld door den heer
Farncombe Sanders bij art. 146 geopper
om met België een internationaal
tion te Esschen te stichten, zou de
overwegen. Bij art. 147 (sUbsiu
stoomtramwegen) kwam in behandel
eene door den heer van Beuninge.
toegelichte motie van de Komm. van
Rapp. om uittespreken, dat bij de voor
gestelde Bubsidiën de voorwaarden moe
ten gesteld worden, in de mem. van
antw. aangegeven, en dat geen verdere
subsidiën moeten worden verleend, dan
nadat de algemeene regelen zijn vast
gesteld. De heer Roëll, hoewel groot
voorstander van Secundair-banen, be
streed de aangevraagde subsidiën we
gens onzekerheid van het Btelsel der
Èeg. Hij stelde, na eene woerdenwif
seling met den Min. een am. voor, or
art. 144 te lezen: „subsidiën vooi
stoomtramwegen memorie. De heek v
Kerkwijk bestreed krachtig de motif
en het am., waardoor niets van de zaal
zou komen. Na verder debat werd df
motie der Komm. verworpen met 7£
tegen 6 stemmen, en evenzoo het am.
Roëll met 56 tegen 27 stemmen.
Art. 147 werd aangenomen met 73
tegen 9 stemmen. De Kamer besloot
het ontwerp tot vernietiging der raads
besluiten van Edam, Hoorn en Alkmaar
niet vóór Kerstmis te behandelen.
In de avondzitting gaf art. 149 (bouw
meterol. inst.) aanleiding tot debat
tusschen den Min. en de hoeren A. v.
Dedem en Roëllart. 153 (zalmvisscherij)
tot een opmerking van den heer Reekers;
art. 155 (ijkwezen) tot eene vraag van
den heer Smeenge. Bij art. 177
(subsidie vereeniging Het Buitenland)
stelde de heer v. Bylandt voor den post
met f1000 te verminderen. De Min.,
gesteund door den heer v. Karnebeek,
verdedigde de voordracht en het am.
werd verworpen met 38 tegen 36 stem
men. Bij art. 180 (werking der Fa-
briekswet) gaf de heer Farncombe Sanders
in overweging vrouwelijke iuspekteurs
aan te stellen. De Min. zou er om
denken. Bij de IVde afdeeling (posterijen)
werden tal van opmerkingen gemaakt,
die de Min. beloofde, in overweging te
zullen nemen. Het geheele Hoofdst. IX
werd na goedkeuring der verdere on-
derdeelen zonder hoofdelijke stemming
aangenomen. Aan de orde was toen
Hoofdstuk X der Staatsbegrooting (Ko
loniën).
HAARLEM, 2 Januari 1894.
Het voornemen bestaat aan Prof.
J. H. Gunning te Leiden bij zijn 40
jarige ambtsbediening een cadeau aan
te bieden. De vrienden uit Haarlem,
en omstreken, die hieraan willen deel
nemen, worden verzocht, binnen acht
dagen' hunne handteekeningen met of
zonder bijschriften, of ook hunne gave,
te zenden aan Ds. Weiss, predikant
der Broedergem. te Haarlem, die zich
welwillend belast heeft met ontvangen
en opzending aan Ds. Pijnakker ilor
dijk te Nijmegen, die voor de verdere
uitvoering zorgt.
Gedurende het afgeloopen jaar
zijn door de politie alhier 672 processen-
verbaal opgemaakt wegens misdrijveit
enz. en 1083 ter zake politieovertredin-
gen, waaronder 403 ter zake openbare
dronkenschap.
In de maand December is het
stedelijk museum van schilderijen en
oudheden op het Raadhuis bezocht door
60 personen tegen en door 259 zonder
betaling.