MOHAWKS.
VAN
Miss M. E. BRADDON.
Naar het Engehch.
2)
Op zijn eenzame tochten te paard
had hij menige pachthoeve verkend,
waar hij kinderen had zien zwerven
hij had een kgkjen genomen in de
woningen zijner boschwachters en
hoveniers, waar,? naarj 't hem voor
kwam, op het pnnt van',kinderen
overdaad heerschtemaar hij kon het
niet over zich; verkrijgen" een dier
overtollige kinderen uit te noodigen,
bij hem intrekjjte 5komen nemen, om
daar wang tegen wang te liggen bij
het mooie dochtertjen zijner overle
den vrouw een kind, welks stam
boom van moeders- en van vaderszijde
even oud en eerbiedwaardig was. Zijne
ziel kwam in opstand tegen het ge
broed van den arbeider, en zelfs tegen
dat van den pachter, en hatelijk was
hem het denkbeeld, dat er, als hg
zulk een kind tot zich nam, een
innige band zou ontstaan tusschen
hem ïen eene' geheele familie zyner
onderhoorigen.
Zoo geschiedde het, dat het vin
den van dat verlaten kind op de
heide voor Squire Bosworth een soort
van uitkomst was. Dit toch was een
kind, dat, afgaande op de gelaats
trekken van den dooden vader, van
goeden bloede was. Dit was een kind,
dat nooit door iemand van hem zou
opgeëischt worden, welks bestaan
nooit aan een hebzuchtigen vader of
een inhalige moeder aanleiding kon
geven, om hem gunsten af te persen.
Voor al zulke dingen zou hg veilig
wezen. Het kind zou deel uitmaken
van zijn roerend goed, zoodat hg er
meê handelen kon naar verkiezing
hij zou het later de deur uit kunnen
smijten, wanneer zgn eigen dochter
volwassen zou zgn geworden, indien
hem dat behaagde, of indien het
door haar gedrag geen meer edel
moedige behandeling mocht verdienen.
Hij zag den politiedienaar van het
dorp, gereed om het noodige onder
zoek in te stellen, en om voor de
begrafenis te zorgen, en bracht toen
zgn paard in een vluggen draf, en
reed terug naar Fairmile Court, zoo
vlug als het beest maar loopen kon.
Het huis lag op eenigen afstand van
den grooten weg, te midden van een
zeer uitgestrekt park, waar men de
hoornen en het kreupelhout gedurende
de laatste halve eeuw vrij had laten
opgroeien, als in een bosch. 't Was
er dientengevolge woest, maar prach
tig het landgoed deed meer denken
aan een bosch dan aan een park.
De fraaie ouderwetsche tuinen, die
het huis omringden, waren evenzeer
verwaarloosd, daar men maar één
tuinman met een jongen aan 't
werk had, waar vroeger zeven of
acht man hadden gearbeid; maar ook
deze tuinen waren mooi, al waren i
ze dan ook verwaarloosd. De taxis-
en cederhagen, de rgke verscheiden
heid van heesters spraken van een
tydperk, waarin rijke landeigenaren
geen zorgen of kosten te groot acht
ten voor de instandhouding en de
verbetering hunner landgoederen
mannen uit de school van Evelyn en
Temple, die hartstochtelijke beoefe
naars van den tuinbouw waren.
Het huis was eene sombere grgze
steenmassa, gebouwd onder de regee
ring van Jakobus den Eerste. Hooge
spitse gevels, rgen nog hooger schoor-
steenen, zware kruisvensters en veel
klimop gaven aan het uitwendige
een schilderachtig voorkomenmaar
binnen was alles somber een som
berheid, die in de laatste tien jaren
nog verergerd was, toen Roland Bos
worth, na een wild leven aan de
Universiteit geleid te hebben, en een
nog veel wilder in Londen, een eind
had gemaakt aan zgn geldverspillen,
afstand gedaan had van de gewoonten,
en den rug toegekeerd had aan al
de kennissen zijner losbandige jeugd,
en begonnen was zgne zorgen te
wijden aan zgn voorvaderlgk erfgoed.
Ten einde dit zoo goed mogelijk te
kunnen doen, vestigde hg zich op
Fairmile Court, vanwaar hg eenmaal
in de week in zijne koets naar Lon
den reed, om zgne zaken in de stad
te behartigen, waar hg een persoon
van eenig gewicht aan de Beurs was.
Daar het politiek strgdperk weinig
aanlokkelijks had voor een man van
zijn karakter, was hij zich gaan af
geven met spekuleeren in effekten,
wat in den laatsten tgd in de mode
was gekomen. Door zijn opvoeding
was hg een rechtzinnig belgder der
Anglikaansche kerk en een steile
Tory, gelijk zijn vader en zijn groot
vader vóór hem geweest waren, en
zijne gehechtheid aan de leerstellin
gen van Laud en Alterbury mocht
te meer belangloos heeten, daar hij
maar zelden den voet in een kerk
van wat soort ook zette. Hg wendde
voor, innig gehecht te zgn aan den
gebannen koning en hg was feitelijk
een dier flauwe Jakobieten, die zich
er op toelegden, op zoetsappige en
flikflooiende wyze de betrekkingen
aan te houden met Saint Germains,
zóó voorzichtig, dat zij het, zoodra
het hun maar eenigszins in gevaar
kon brengen, konden loochenen
een flauw en weifelend partijtrekken,
dat de zaak der Stuarts in stand
hielp houden, maar tegelijkertyd de
oorzaak was, waardoor die zaak
nooit slaagde.
Gedurende zijn afwezigheid was
het niet goed toegegaan op Pairmile
Courtoude dienstboden hadden schro-
melgk veel geld verkwist, en zgn
boschwachters hadden ongemerkt ge-
meene zaak gemaakt met de stroopers
die daarbij zyde gesponnen hadden.
Maar de Squire had een nieuw ré
gime van de strikste spaarzaamheid
ingevoerd. Hij had al de oude dienst
boden afgedankt, en hij oefende een
streng toezicht over de ingekrompen
huishouding. Op dertigjarigen leeftgd
had hg den rug toegekeerd aan Lon
den, en was hg een door vele teleurstel
lingen verbitterd man geworden. Op
veertigjarigen leeftgd had hij zgn
vermogen bijna verdubbeld, door ge
lukkige spekulaties in de stad, waar
heen hg zich in zgne koets of te
paard begaf, zoo vaak de lust hem
daartoe bekroop. Op zevenendertig-
jarigen leeftgd was hij gehuwd met
de jongste dochter van een armen
pair die zich door den nood, waarin
haar vader verkeerde, in zijn armen
had laten drijven. Dit allesbehalve
aantrekkelijk huwlgk, waardoor zg
genoodzaakt geweest was, af te zien
van een ander, dien zij innig lief
had, had het hart van het meisjen
gebroken, en tien maanden na de
geboorte van haar eerste kind was
zij overleden. Op haar sterfbed, ter-
wyl hare weenende moeder en haar
door zgn geweten gefolterde vader
bg haar stonden, zich bewust van het
onheil, dat zg veroorzaakt hadden,
had zg het niet over zich kunnen
verkrggen, zich te beklagen over
den hardvochtigen, ongevoeligen man,
wien zg gezworen had te zullen achten
en gehoorzamen. Hij had haar niet
onwelwillend bejegend. Hg had haar
op zgne manier bemind, en hg had
daar op eenigen afstand gezeten, met
de handen voor het gelaat en gebo
gen hoofd. Hij had haar bemind;
maar zyne liefde voor zgn geld was
grooter geweest, en hg had niets
gedaan om haar jeugdig leven wat
op te fleuren, of om haar te ver
zoenen met een huwlgk, dat zg
zonder liefde had aangegaan.
„Ge zult lief zgn voor Rena, niet
waar?" had zg met flauwe stem en
met bleeke lippen gezegd, toen hg
zich over haar heen boog, in af
wachting van het vreeselgk oogen-
blik, dat hen voor altijd van elkan
der zou scheiden. In zgne ziel was
geen straal van hope, om de smart
dier scheidingsure te lenigen. Hg
was een materialist; de dingen,
waaraan hij waarde hechtte, en
waarin hij geloofde, het waren de
harde werkelijkheden dezer wereld.
De sfeer des geestelijken levens be
stond niet voor hem.
„Ge zult lief zgn voor Rena,
niet waar?"
Rena een verkorting van Irene
was de naam der kleine.
„Natuurlijk zal ik lief voor haar
zgn. Zg is al wat ik overhoud."
„Behalve uw rgkdom. O Roland,
laat uw geld toch niet ruimer plaats
in uw hart innemen dan zg!"
„Zg zal een rgke erfgename wor
den," antwoordde Bosworth.
„Rgkdom brengt niet altgd geluk
aan. Heb haar lief, wees goed voor
haar
Dit waren de laatste woorden ge
weest, die haar over de stervende
lippen kwamen. Zg was even daarna
ingesluimerd, met het hoofd tegen
den schouder haars echtgenoots ge
leund, en zoo was zg uit het nevel
achtige land van den slaap overge
gaan tot die grootere duisternis, tot
welke nog nooit het oog eens ster-
velings doorgedrongen is.
De Squire wierp zgn teugel een
stalknecht toe, die daar op de te
rugkomst van zgn heer stond te
wachten, en liep met statige schre
den naar het deftige oude voorhuis,
dat betimmerd was met door den
ouderdom donker gekleurd eiken
hout, en prgkte met een aantal ze-
geteekenen van het slagveld en van
de jacht, alsmede met de portretten
van Mr. Bosworth's voorvaderen, aan
wie hg minder waarde hechtte dan
aan het linnen, waarop zij geschil-
derd waren. Hg was trotsch als Lu
cifer, maar 't was niet dat soort van
trotschheid, dat zich, zooals de vam
pier, te goed doet aan de dooden. De
krijgshelden en de geleerde magistra
ten, die daar in het schemerdonker
opdoemden aan die donkere muren,
waren voor hem niet meer dan
waardelooze schimmen.
In het ruime, sombere voorhuis
was de toegang tot een nog ruime
re eetzaal, waarin de Squire, nadat
hg meerderjarig geworden was, nooit
het middagmaal gebruikt had. Daarte
genover was de toegang tot een fraai-
en salon of muziekzaal, wit geschilderd
en geheel gemeubeld in den stgl
der dagen van Karei den Tweede;
maar de eenige vertrekken, welke
de Squire bewoonde in deze bene
denverdieping, waren drie kleine ka
mers aan het uiteinde van een lan
gen gang, welke hem tot eetkamer,
studeerkamer en kantoor dienden.
Eene steile, nauwe kleine trap, die
in den muur uitgebouwd was, en
vroeger een geheim middel van ge
meenschap geweest was tusschen de
boven- en benedenverdiepingen, voer
de naar de slaapkamer en de kleed
kamer van de Squire. Zgn kind en
hare verpleegster hielden verblgf in
den anderen vleugel van het ge
bouw, en zoo stonden alle de staat
sie-vertrekken in het midden- of
hoofdgebouw ledig.
De huishouding was op kleine
schaal ingericht. Er waren minder
dan een half dozyn dienstboden, waar
er vroeger wel twintig geweest waren.
Geen deftige gepoederde lakei
kwam op Mrs. Bosworth's opontbod
binnen, doch een klein oud manneken
in een vrij sjofele livrei kwam door
den gang stommelen, nadat zgn
meester gescheld had.
„Is hier een kind bezorgd P"
„Ja mynheer."
„Goed. Laat Mrs. Layburne bg
me komen."
Het'oude manneken stommelde de
kamer weder uit. De Squire ontdeed
zich van zijn hoed en rghandschoe-
nen. en ging bij zijn eenzamen haard
zitten. Daar lagen eenige blokken
hout te smeulen, want de Septem
bermorgens waren koel, en de Squire
was koudelyk van aard. Op de ta
fel was een sober ontbgt aangericht
van thee en geroosterd brood, alles
behalve het soort van maal, dat door
de aanzienlgke heeren van dien tijd
gewoonlgk voldoende werd geacht,
doch eer een ontbgt voor een no
tarisklerk op een zolderkamertjen
De Squire schonk zich een kop
thee in, en lepperde dat op, blyk-
baar in gepeins verdiept, en met
het oog op de deur gericht.
Die deur werd met een ruk geo
pend, en daar trad eene vrouw bin
nen, met fraai gevormde nek en
schouders, met de houding eener
Dido eene prachtige ruiëne. Nie
mand kon er aan twijfelen, of deze
vrouw was eenmaal een uitnemende
schoonheid geweest, en er waren
nog sporen over van die verwelkte
bekoorlgkhedenfluweelig bruine
oogen, schitterend met een ongewo-
nen gloed, en prachtig gevormde
gelaatstrekken. Maar de huid was
verschrompeld en geel, en het vroe
ger ravenzwarte hair was vergrysd,
eenige tanden waren verdwenen, en
neus en kin waren beide wat al te
scherp geworden. De koningin was
in een heks ontaard.
Zg was sjofel en slordig gekleed;
hare japon was van zwart merinos, het
lijf met kant omzoomddaarby had
zg een neteldoeksch dasjen om. Zij had
geen muts op, en haar ruig, onge-
kamt hair was boven op het hoofd
in een lossen knoop saamgebonden.
„Een uitgedoofde vulkaan," zou
een gelaatskenner gezegd hebben,
ziende op dat vermagerde gelaat, met
zgn vroegtgdige rimpels en zgn zie-
kelgke tint. Maar, na haar nauw
keuriger te hebben opgenomen, zou
hij waarschynlyk gezegd hebben:
„eer een sluimerende vulkaan."
„Kom," sprak de Squire, „ik heb
je een kind thuis gestuurd."
„Ge hebt me een bedelaarskind
thuis gestuurd, vermoed ik, afgaande
op do havelooze kleêren. Ik heb het
gewasschen en het kleeren van Rena
aangetrokken. Hoe hebt ge 't in 't
hoofd gekregen, u in te laten met
de bemoeiingen van hen, wier plicht
het is voor landioopers te zorgen P"
„Ik handel gewoonlgk niet zonder
beweegreden, gelyk ge, meen ik,
wel weten zult, Barbara. Als het
kind gezond is van lijf en leden
een fleurig kind dan ben ik van
plan het tot me te nemen. Rena heeft
behoefte aan een gezellinnetjen, naar
men mg gezegd heeft
„Dwaze praatjens van Bridget, de
kindermeid, 't Bevreemdt me, dat ge
't oor leent aan het gezeur van een
onnoozele en domme boerendeern."
„Wat die boerendeern beweert, het
wordt ook beweerd door den dokter,
en ook de feiten staven het. Rena
is kwynende in den laatsten tgd. Het
gezelschap van een ander kind zal
haar misschien wat opfleuren Hebt
ge de beide kinderen al bg elkander
gebracht
„Neen," antwoordde Barbara, „dat
zou ik niet op me hebben durven
nemen, zonder daartoe order te heb
ben gekregen. Ik vergeet nooit,
dat ik maar een dienstbode ben. Dat
moest ge, dunkt me, weten."
„Gg zegt me dat vaak genoeg,"
zeide de Squire, de schouders opha
lend. „Het ongelukkigst is, dat ge
me nooit doet vergeten, dat ge vroe
ger wat anders geweest zyt."
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bg DB EK VEN LOOSJES, te Haarlem.