MOHAWKS.
VAN
Miss M. E. BRADDON.
Naar het EngeUeh.
10)
„Ik heb hooren zeggen, dat haar
huwlijksvoorwaarden zoo sekunr zijn
geregeld, dat zij, al liep zij morgen
met een ander weg, toch nog eene
rijke vrouw zou zijn."
„O, ge hebt dat hooren zeggen!"
riep Philter op een toon van min
achting uit, zich krachtig gevoelend
door het hoogere maatschappelijke
standpunt, dat hij meende in te ne
men, doordat hij soms wel eens uit
genoodigd werd ten huize van een
of anderen voornamen heer, wien hij
wel eens met zijn onderdanige pen
van dienst geweest was en zeg me
als 'tje blieft eens, van wien ge dat
gehoord hebt? Zeker van dezen of
genen notarisklerk."
„Van den klerk van den notaris,
die de huwelijksvoorwaarde ontwor
pen beeft," antwoordde Mr. Ludderly,
met waardigheid „en ik zou er aan
twijfelen, Mr. Philter, of gij, met ai
je voorname kennissen, wel een be
teren zegsman kunt noemen."
„Als die klerk je niet voorgelogen
heeft, dan is hij een zeer goede zegs
man," zeide Philter; „maar van één
ding kunt ge je verzekerd houden,
Jimmy. Als Lady Judith degeheele
wereld moest prijsgeven terwille van
hare liefde, dan zou zij die prijsge
ven. Ik heb eene studie gemaakt van
vrouwengezichten, Jimmy, en ik weet
wat het hare te lezen geeft. Ik ben met
die twee op een bal geweest, kort
voordat zij ruzie kregen, 't Was op
een bal bij Lady Skirmisham ha
re ladyschap zendt mij altijd een
uitnoodigingskaart
„'tZou heel ondankbaar van haar
zijn, als zij dat niet deed." viel Jim
my Ludderly hem ietwat knorrig in
de rede, „ziende dat haar echtge
noot bijna de stomste vent van ge
heel Londen is, een dier lummels,
die de domheid van hunne vaderen
overgeërfd hebben, en waarmeê het
vaderland opgescheept zit, en dat gij
hem desniettemin in je geschriften
als een orakel roemt."
„Er zijn erger lui dan Lord Skir
misham in het Kabinet, Jimmy. Nu,
zooals ik zeide, ik was zoo geluk
kig mij te bevinden onder Lady Ju
dith's gevolg van bewonderaars op
het bal bij de Skirmishams, en laat
op den avond kwam ik bij toeval in
een klein vertrek, een soort van bou
doir, tusschen de balzaal en den tuin
gelegen, waar die twee alléén met
haar beiden waren. 'tWas een ver
trek, dat prijkte met een behang,
waarop Ohineesche figuren gebor
duurd waren, en een dun zijden gor
dijn bekleedde er de plaats van deur.
Zij lag in zijn armen, met haar
hoofd tegen zijn borst, en snikte
hij zwoer haar, dat hij haar getrouw
zou zijn, en zijn hartstochtelijkheid
deed hem godslasterlijke woorden ge
bruiken, zooals men dat van zoo'n
godddeloozen schurk kan verwachten,
en hij mocht, zeide hij, vervloekt
zijn, indien hij haar ooit misleidde.
Ik stond gedurende slechts eenige
sekonden hen gade te slaan, maar
in de hartstochtelijke ontroering van
die oogenblikken lag een treurspel
in vijf bedrijven opgesloten. „Blijf
mij slechts getrouw, mijn lieveling,"
sprak zij, de oogen naar hem opslaan
de, die heerlijke violetkleurige oogen,
die toen dreven in tranen„er is
geen kwaad in deze wereld, noch in
de volgende, dat ik niet zou kun
nen verduren voor u, er is geen goed,
dat ik niet voor u zou willen opof
feren. Alleen, blijf me getrouwte
genover een verrader zal ik me aan
niets gebonden achten."
„Die gelukkige hondzeide Lud
derly.
„Zeg liever zwijn, want dat was
hjj, een zwijn voor 't welk te ver
geefs de kostbaarste parel werd ge
worpen," zuchtte de sentimenteele
Philter. „Toen volgde er een gesprek
over meer praktische aangelegenhe
den. Zijne lordschap was financieel aan
lager wal, en had een uiterst slechte
naam als lid van de beruchte Mo-
hawkclubLord Bramier wilde niets
van hem hooren als aanstaande zijner
dochter. Maar dan bleef er nog over
Doninee Keith, die altijd zulke zaak-
jens wist te beredderen, en de klei
ne kapel in Curzen Street. „Mocht
het op zijn ergst loopen, dan zullen
we zonder hunne goedkeuring trou
wen," zeide hijen toen volgden er
nog meer plechtige geloften en zuch
ten, en een paar afscheidskussen, en
ik maakten dat ik stillekens weg
kwam, voordat zij van elkander scheid
den, want ik had niet gaarne gehad,
dat zij gemerkt hadden, hoe ik ge
tuige van hun onderhoud was ge
weest. Geen maand was er verloo-
pen na dien avond, toen iedereen den
mond vol had over Lavendale's min-
narij met die kleine Fransche danse
res, Chinchinette, en over het huis, dat
hij voor haar had laten meubileeren
aan het water, bij Battersea, en hoe
zij, na afloop van de opera daarheen
voeren in een bootjen, en hoe my-
lord daar al zijn vrienden onthaalde,
en hoe ze daar illumineerden met
Sineesche lantarens en vuurwerk af
staken, nadat in Spring Gardens al
les al was afgeloopen. Hij maakte
door zijne dwaasheid, dat ieder in de
stad over hem praatte, zooals al vaak
het geval geweest was, en ik geloof
stellig, dat het niet veel gescheelt
heeft, of hij heeft toen Lady J udith's
hart gebroken."
,'t Zou wel dwaas van haar zijn,
als zij ooit weêr acht op hem sloeg,
nu zulk eene bejegening," merkte
Ludderly op.
„Ja, maar eene vrouw, die bemint,
is dwaas in alles wat met hare lief
de in verband staat, al ware zij ook
in andere aangelegenheden nog zoo
verstandigen zóó eenmaal te bemin
nen, dat is beminnen voor altijd."
Lady Judith wist er niets van,
hoe deze broodschrijvers over haar
redeneerden, de oude wonden haars
harten ontleedden, en zich in be
schouwingen verdiepten ten aanzien
van haar handelwijze in de toekomst.
Zij wist zelfs niet, dat Lord Laven-
dale uit de Oost teruggekeerd was
waarheen hij eene excentrieke
bloedverwante gevolgd was, en waar
als men 't niet loog hij zich
opnieuw berucht gemaakt had door
in een harem in te breken, bij wel
ke vermetele onderneming hij groot
gevaar geloopen had, den kraag in
te schieten. Lady Judith werd het
eerst gewaar, dat mylord teruggeko
men was toen zij op zekeren mor
gen liep te wandelen, en hem op
eens vlak bij haar zagzjj was daar
met hare gewone lijfwacht van fatten
en vleiershij slenterde daar op en
néér, arm in arm met vriend en reis
genoot Herrick Durnford, van wien
men zeide, dat het met zijn zede
lijkheid en zijne beginselen nog er
ger gesteld was dan met die van
mylord.
In weêrwil van de groote zelfbe-
heersching, den nimmer Talen den moed
en de schitterende stoutmoedigheid,
welke aan haar geslacht eigen waren,
een erfdeel, waarvan geen spilzieke
vader haar iad kunnen berooven,
verschoot Lady Judith van kleur,
toen zij haar vroegeren minnaar ge
waar werd. Een uitdrukking van
smart, van toorn, bijna van schrik
vertoonde zich in de prachtige oogen,
die oogen, zoo groot, zoo gloedvol,
zoo heerlijk overschaduwd door die
gitzwarte wimpers, wanneer zij van
Gedrukt bjj DE EBVfiS
plan was ze als met een sluier te
bedekken.
Zij wist zich een oogenblik daar
na te bedwingen, groette Lord La-
vendale met een uiterst hooghar
tige buiging met haar hoofd, en
zweefde verder, terwijl zij hem voor
bijging, als ware hij het geringste
voorwerp geweest, dat haar een
oogenblik had kunnen staande hou
den, of haar aandacht had kunnen
trekken.
„Zij zou langer naar een gemeenen
straathond gekeken hebben, dan zij
naar mij zag," zeide Lavendale te
gen zijn vriend, en hij bleef stokstijf
stilstaan, aan den grond vastgewor-
teld als 't ware van schaamte en
hartzeer; 'twas of die blik van La
dy Judith hem doorboord had.
„Waarom zou zij ook naar je
zien?" vroeg de ander. „Ge hebt je
uiterste best gedaan, om haar het
hart te breken, en zoo je dat niet
gelukt is, dan komt dat alleen om
dat vrouwen van krachtiger stof zijn
gemaakt, dan de mannen doorgaans
meenen. Ge hebt alleen aanspraak
op verachting harerzijds."
Mr. Durnford was niet een dier pa-
razieten, die van een patroon leven
en zich ten zijnen koste vetmesten.
Hij was een man van goede afkomst
en met zeer weinig fortuin, maar hij
was te hooghartig om zich aan La
vendale aan te sluiten anders dan
op gelijken voet. Hij zou liever ge
storven zijn, dan zich te vernederen
tot een klaplooper en tafelschuimer.
Hij had met zijn vriend vele ondeug
den gemeen, maar hij vleide ze niet.
„Zij was altijd trotsch als Lucifer,
en ik veronderstel, dat zij thans nog
trotscher zal zijn, nu zij over Tops-
parkle's rijkdom te beschikken heeft.
Wat is zij een schitterend schepsel,
Herrick! Hare schoonheid is in de
laatste vijf jaren gerijpt, evenals een
tuinbloem tusschen Mei en Juli geheel
ontluikt met den dag rijker gloed
en schitterender pracht ontwikkeld.
Zij is het heerlijkste schepsel, dat op
deze aarde leeft: daar wil ik een
eed op doen. De favorite van den
Sultan met haar amandelvormige
oogen, zij, aan wien men den naam
geeft van de Ster van den Bospo
rus, is, bij haar vergeleken, maar
eene keukenmeid."
„Zij had je vrouw kunnen zijn, als
ge je ordentelijk gedragen had,"
merkte Durnford op.
„Ja, zij zou de mijne zijn gewor
den en ik heb haar verloren
waardoor Herrick Door een gril,
door een weddingschap, doordat ik
een mededinger van de baan wilde
schuiven. Ge kunt toch niet meenen
dat ik ooit liefde gevoeld heb voor
die kleine Fransche duivelin Maar
om den Hertog van Omnium zijne
laatste overwinning te betwisten
om vijfduizend pond te winnen van
Camden, den luitenant der Lijfwacht,
die gewed had, dat ik tegenover
Omnium geen kans had enkel
voor de vertooning en voor de bluf,
Herrick om te maken, dat er in
Londen geen man zou zijn, over
wien meer gesproken werd dan over
mij, ontvoerde ik het juffertjen, dat
toen aller oogen verblindde en aller
harten in vuur en vlam zette, en
trachtte ik mezelf wijs te maken, dat
ik tot over de ooren op haar ver
liefd was verliefd op haar op
eene vrouw, die bij elk maal knoflook
at, en vloekte op zijn Gasconsch
„Pécaïre!" placht zij te roepen
„Pécaïre!" met haar zuidelijk dialekt
en voor zulk een schepsel heb
ik mijn fortuin en mijn goeden naam
met voeten geschopt!"
„Ge hebt aan je gril voldaan,"
zeide Durnford glimlachend. „En ge
hebt Camden's vijfduizend pond ge
wonnen."
„Die Chichinette tot op den laatsten
penning toe heeft verslonden, en nog
wel vijfduizend pond bovendien."
LOOSJE8, te Haarlem
„Natuurlijk. Maar gij kreegt je zin,
en ge had gemaakt, dat er in schot
schriften meerover jegeschreven werd
dan over wien ook, en dat er meer
karikaturen van geteekeud werden
dan van iemand anders in Engeland,
behalve van den Koning. Na zijne
Majesteit waart gij het, met wien
het meest de spot werd gedreven.
En ge verloort zoodoende Lady Ju
dith."
„Indien zij mij werkelijk genegen
geweest ware, zou ze mij dat voor
bijgaand schandaal vergeven hebben.
Een man moet zijn wilde haver uit
zaaien."
„Men was van meening, dat gij
de uwe had uitgezaaid, voordat ge
verliefd werd op Lady Judith. Ik
heb je altijd gezegd, Lavendale, dat
ik voor die dame eerbied gevoel,
omdat ze je den bons gegeven heeft.
Daarvan zult gij mij niet afbrengen.
Had zij je minder liefde toegedra
gen, zij had je gemakkelijker ver
giffenis kunnen schenken."
„Nu, ik kan er naar fluiten, en
zij heeft niet zonder gevolg op een
groot fortuin geaasd. Zij is verstan
dig geweest in haar geslacht. Zij
heeft een ouden lichtmis getrouwd
in plaats van een jonge. Een be
keerde lichtmis, heeft men wel eens
gezegd, wordt de beste echtgenoot,
en dat is de reden, waarom vrouwen
altijd zoo bereid zijn aan zondaars
vergiffenis te schenken. Ik zou goed
voor haar geweest zijn, had zij mij
maar vertrouwen willeii schenken
Herrick, na die dwaze geschiedenis
met die danseres. Er zou in geheel
Engeland geen gelukkiger vrouw ge
weest zijn. Maar 't is uit, 't is ge
daan mijn jongen. Den Hemel zij
dank, er zijn nog andere hartstoch
ten dan de liefde, waarvoor het waard
is te leven."
„De hartstocht van het spel, bij
voorbeeld om tot drie of vier uur
eiken morgen door te pandoeren, of
aan de farotafel te zittenzeide
Herrick Durnford, met zijn eigenaar
dige luchtige overschilligheid, half
minachtend, half schertsend, waarmeê
hij kon spreken over de dwaasheden,
aan welke ook hij zelf zich schuldig
maakte.
„O, maar er zijn vermaken, die
meer prikkelen dan het kaartspel,"
zeide Lavendale, op zeer ernstigen
toon„men kan om hooger winst
spelen, dan om eenige armzalige hon
derden en duizenden, er zijn edeler
prijzen te winnen, winsten, die een
menBch op één lijn zouden stellen
met de goden."
„Droomen, Lavendale, ijdele droo-
men, hersenschimmen, dwaallichten,
die wijzer menschen dan gij zijt naar
den pever des grafs gelokt hebben
alleen om hen daar van aangezicht tot
aangezicht te plaatsen tegenover den
nijdigen dood, en zij, arme dwazen
die zij waren, na een lang leven te
hebben zoek gebracht bij distileer-
ketels, na bijna geheel uitgedroogd
te zijn bij het vuur van hun smelt
kroes ja, met het elixir vitae on
der hun bereik worden eindelijk
even gemakkelijk een prooi van den
Koning der Verschrikking als de ne
derigste boerenarbeider."
„Als het droomen zijn, zij zijn toch
werkelijkheid geweest in de oogen
van de geleerdste mannen, die de
aarde ooit heeft aanschouwd Al-
bertus Magnus, Roger Bacon, Para-
celsus. Indien zij er waarlijk aan
geloofd hebben
Wordt vervolgd).