Nieuwsberichten. >1 ag s> 1M 1 t zonder groot geluid, doch bezit overigens temperament genoeg, om met kleuren warmte te zingen. Van de liederen, door haar in de eerste afdeeling voorgedra gen, beviel ten zeerste Au I'rintemps van Gounod, terwijl in Max Bruch de klacht van Ingeborg tot de beste oo- genblikken behoorde. De heer van Dui nen heeft ons bijzonder kunnen voldoen Het mooie, hoogst dankbare lied van Jan Brandts Buys, De eerste Kus be zorgde hem veel succès; de titelpartij bij Bruch vond in hem een waardig en vertrouwbaar vertolker. Een en ander te zamen genomen maakte dezen Cres cendo-avond, tot een genotvollen avond, waarvoor de trouwopgekomen leden er kentelijk zullen zijn en waarop de h. h. Zangers met genoegen mogen terugzien. B. (Vervolg Tweede Kamer). Vrijdag werd het debat voortgezet over art. 4 en de reeds vermelde amen dementen. Nog waren voorgesteld twee nieuwe amendementen een van den heer Haffmans, om den aanhef van art. te veranderen, zoodat het hoofdbegin sel van art. 3 beter worde gerespek- teerd; en een van de heeren Viruly Ver- bruggen en de Kanter, om het Kies recht niet toe te kennen aan hen, die veroordeeld zijn wegens ordeverstoring in dronkenschap, en bij herhaling we gens kennelijke dronkenschap. Deze beiden amendementen werden door de voorstellers toegelicht. Daarna was de heer de Meij nier aan 'twoord Hij maakte bezwaar om enkel niet bedeeling als bewijs van welstand aan te merken. Omtrent de beteekenis van belas tingbetaling was de Minister eergisteren in strijd gekomen met zijn vroegere verklaringen, zoodat er twijfel bestaat of dit als bewijs van welstand kan gelden. Zeker is dit niet het geval met huisvesting gedurende drie maanden. Eigenlijk blijft alleen de schrijfproef als kenteeken over. Spreker hoopte, dat, de Min. alsnog aan de bezwaren zou te gemoet komen. Het liefst zou hij zien belastingbetaling en bewoning van een huis van zekere huurwaarde. Spreker deed een ernstig beroep op den Minis ter om hem en anderen een kenteeken te geven, dat aan de Grondwet ten volle voldoet en niet tot onrechtvaardigheid leidt. Mocht de Min. dat niet doen, dan zou Spreker wel tegen moeten stemmen, op gevaar af van zich impopulair te maken, maar in het bewustzijn, zijn plicht te hebben gedaan, en blijmoedig zal hij dan eene niet herkiezing dragen. De heer van Karnebeek ontwikkelde nogmaals grondwettige bezwaren, wees op het gemis van logiesch verband tus- schen art. 3 en 4, en vereenigde zich met de bezwaren van den heer de Meijier en de door hem gewenschte nieuwe grondslagen. Hij kwam op tegen de politiek van den heer Mackay, om te- rog te deinzen voor hetgeen naar eigen overtuiging noodzakelijk schijnt. Het am. Roëll —Zijp achtte Spreker eene grondwettige noodzakelijkheid, maar daaruit blijkt, dat vaextoire maatregelen noodig zullen worden, om te voldoen aan de eischen der Armenwet. En waar toe, vroeg hij, is dit noodig, waar slechts een vierde der Kamer met deze wet gediend is. De heer Heldt wees op het bezwarende van enkele bepalingen van art. 4, vooral op den eisch, dat men slechts éénmaal mag verhuizen per jaar, wat vooral aan veel ongehuwde werk lieden het kiesrecht zal kosten. Hij wenscht, dat voor hen gelegenheid wordt gegeven, twee- of driemaal 's jaars te verhuizen. Verder bestreed Spreker uitsluiting van den man wegens onderstand zonder zijn weten door vrouw en minderjarige kinderen aangenomen, en wegens veroordeeling van de vrouw en minderjarige kinderen wegens be delarij (am. Mackay). Onjuist acht hij het kiesrecht te onthouden drie jaar, lang na een ontvangen gift (am. Levy). Ook bestreed hij uitsluiting wegens onderstand in den vorm van genees kundige hulp. Wat de uitsluiting van dronkaards betreft, deze zal, meende Spreker, vooral de lagere klasse treffen (de hoogere kunnen rijden.) Krachtig ondersteunde hij het am. Gerritsen, om onvermogende belastingplichtigen niet uit te sluiten. De wet zooals ze daar ligt, trekt Spreker zeer aan. Mocht ze te zeer beperkt worden ten nadeele van de lagere klassen, dan zou hij ernstig II bezwaar moeten maken, er zijne stem aan te geven. De heer Everts betoogde, dat wel stand, in taalkundigen zin, niet kan beteekenen voorziening in eigen onder houd, maar wel zekere mate van ge goedheid. Men moet, beweerde hij verder, den werkman niet trekken uit zijn gewone sferen, om hem te brengen in de politieke wereld. Door den woningeisch zullen vele rondtrekkende lieden Kiezer worden. Ook dient er op gelet te wor den, dat bedeeling soms genoten wordt in den vorm van vrijstelling van school geld. De heer Heemskerk verdedigde de Standaard-foWtiëk. tegenover den heer Rutgers van Rozenburg. Hij wees er op, dat misleiding kan plaats hebben niet enkel door demagogen, maar ook door aristokraten en fatsoenlijke bladen. Spreker kwam op tegen bestrijding van het am. Mackay op art. 4, en bestreed de schrijfproef als premie op het soci alisme. De heer Lieftinck kwam op te gen de legende, dat art. 4 als uitvloei sel van art. 3 op eene fictie zou berus ten. Dat is wèl beweerd, maar niet bewezen. De heer de Savornin Lohman wees er op, dat vele amendementen als knaagdieren kleine stukjes van het ontwerp willen afbijten. Krachtig be streed hij het am - Roëll-Zijp. Wat het am.- Viruly betreft, zeide Spreker, als men kiesrecht wil onthouden aan ieder die iets immoreels doet, best; maar Spreker wilde niet meedpen aan het uitzuigen van den mug en het door slikken van een kemel. Waarom enkel aan dronkaards het kiesrecht ontno men en zooveel andere zondaars kiezers gelaten. De heer Lintelo de Geer achtte art. 4 ongrondwettig, omdat het geen bewijzen bevat betreffende voor ziening in eigen onderhoud. Dinsdag werden de beraadslagingen voortgezet over art. 4 van het kiesrecht- ontwerp en de daarop voorgestelde amendementen. De heer Vrolik lichtte een door hem voorgesteld am. toe, om geen kiezers boven de 70 jaar toe te laten, uitslui tend uit deferentie voor die bejaarden, daar deze niet geacht kunnen worden door eigen werkkracht in het onder houd van zich en huisgezin te voorzien. De heer v. d. Kaay nam aan, dat voor ziening in eigen onderhoud en dat van het gezin beteekenen moet voorziening in de eerste levensbehoeften: voedsel, dek king, huisvesting en verwarming, en betoogde, dat art. 4 hiervoor geen vol doende bewijzen geeft. Vele bezwaren had hij tegen opneming der uitsluitin gen wegens veroordeeling ter zake van misdrijf, ontslag uit den militairen dienst, het niet voldoen aan den krijgs dienst, en ook tegen andere onderdeelen De woningeisch achtte hij veel te on- ongeprecizeerd b.v. eene gevangenis voor den bewaarder is dat zeker eene woning, maar waarom ook niet voor de gevangenen Spreker verklaarde niets liever te willen, dan met de Reg. het kiesrecht uitbreiden zoover mogelijk binnen de perken der Grondwet. Wat hij met anderen had voorgesteld, achtte hij alsnog het beste, en hij doet nog maals een beroep op de Reg. om ha rerzijds te gemoet te komen. De heer Mees verklaarde onmogelijk zijne stem te kunnen geven aan het gewijzigd ontwerp, gelijk het daar ligt. Hij moet echter erkennen, dat door de aange brachte wijzigingen het ontwerp meer aanknoopingspunten voor gemeen over leg aanbiedt, en daarom stelt hij nu g een am. voor tegenover dit Regeerings- stelsel. Hij hield vol, dat art. 4 vele gebreken heeft. Het sluit velen in, van wie niet bewijsbaar is, dat zij in hun onderhoud voorzien, ja zelfs van wie men weet, dat zij het niet doen. Spre ker heeft veel sympathie voor het am.- Mackay, dat hij eene groote verbetering acht. In het am.- v. d. Feltz zag hij de erkenning, dat elke woning kiesrecht kan verzekeren. Krachtig bestreed hij het am.- Gerritsen. Hoe kan de voor steller zijn am. bazeeren op het argu ment, dat alleen zal afhangen van de zetters in de Redrijfsbelasting, terwijl hij zelf het geheele kiesrecht wil bazeeren op de lijsten der bedeelden! Belasting betaling is noodig. Spreker beaamde het am.- Roëll, en het am.- Tydeman lachte hem wel toe, omdat het de grenzen der bedeeling uitbreidt. In de schrijf proef zag hjj weinig heil. Hij zou vóór alles stemmen wat dit wetsontwerp eenigzins aannemelijk zal maken, daar het hem veel zou kosten tegen te stem men; maar moest hij dat doen, dan zou het zijn alléén omdat art 4 niet het be ginsel van art. 3 voldoende uitwerkt. De heer F. Mackay bestreed art 4 als geheel berustende op eene fictie en wel deze, dat een driemaandsch verblijf zou bewijzen voorziening in levenonderhoud. Hij hield vast aan een belasting-census, dien hij den meest geschikten grondslag achtte, om welstand en geschiktheid te bewijzen. Politieke ontwikkeling, belang stelling in de publieke zaak en belas tingbetaling moeten de kenteekenen zijn voor de kiezers, wier leeftijd hij op 30 jaar wil gesteld zien. Voor politieke ontwikkeling zou men kunnen eischen bet nemen van een abonnement op de „Handelingen"', waardoor de kiezers gelegenheid zouden hebben zich te laven aan eene zuivere bron, en de schatkist zou worden gebaat. De heer Michiels van Verduynen ontwikkelde ook zijne bezwa ren tegen art. 4, dat z. i. niet over eenstemde met de letter en den geest van de Grondwet. Hij drong aan op het stellen van een nieuw stelsel tegen over art. 4, in den geest eener geleidelijke uitbreiding, vooral met het oog op eene zuivere politiek in de toekomst, bij op neming van belasting-plicht in den zin van het am. v. d. Kaay zouden hij en de meeste Katholieken vóór stemmen. Hij hoopte echter, dat in de richting van het am.- Mackay meer overenstem- zal worden verkregen. De heer JE. Mackay wees er op, dat zijn am. op art. 3 zóó was mis handeld, dat hij ertegen opzag eene po ging te wagen om bij art. 4 wederom een principieel am. voor te stellen. Spre ker ontkende, dat bij zijn houding bij art. 3 eenige sprake kon zijn van eene doorgestoken kaart met de Reg. De uitrekking van het am. op art. 3 ge schiedde alleen om te voorkomen, dat door een onzuiver politiek votum de grootste politieke verwarring zou wor den gesticht Het is ingetrokken, omdat, men er in wilde zien eene motie van wantrouwen. Hij kwam verder op tegen de verdachtmaking zijner houding o. a. j.l. Vrijdag door den heer van Karne beek. De heer Goeman Borgesius be streed uitvoerig den heer v. d. Kaay. Hij wees er op, dat groote ontstemming in den lande zou ontstaan, als men art. 4 verwierp. In de amendementen vond hij veel, dat hem toelachte. Veel achtte hij verbeteringen o.a. het am. Tydeman, het am. Mackay, om uit te sluiten, als vrouw en kinderen veroordeeld zijn: ook het am. Viruly Verbrugge om dronkaards-recidivisten uittesluiten. Hij was echter tegen het am. Roëll, waardoor het aantal gede- klasseerden zeer zou toenemen. Spreker was vóór art. 4, bovenal omdat hij sympathie heeft voor de beginselen, niet omdat hij een groot aantal kiezers zoozeer begeert, doch omdat daardoor de onoverkomelijke klove van den geld- census zal vervallen. HAARLEM, 2 Maart 1894. Naar wij vernemen, hebben, naar aanleiding van den avond op 16 Dec. 11. door eenige dilettanten in den Schouwburg gegeven, eenige dames en heeren zich vereenigd tot een gezel schap genaamd de Haarlemsche Kunstclub, dat voornemens is van tijd tot tijd op te treden in den Schouw burg. Op 5 April a.s. zal de eerste uitvoe ring plaats hebben. De recette is dit maal voor "Weldadigheid naar Vermogen bestemd. De invitatie - lijsten zullen binnenkort worden aangeboden. "Wij vestigen nogmaals de aan dacht op de tentoonstelling van ver sierde lederwerken in het Museum van Kunstnijverheid, alhier. De verzameling werd deze week vermeerderd met een Afrikaansche scheede van een oorlogs wapen van gelooide menschenhuid, een inzending van den Heer J. Krol Kzn. en een boekband versierd met blinde stempels uit de 16de eeuw door het Gemeente Bestuur ingezonden. Des Zondags is de toegang vrij. Op de groote schilderzaal van het Stedelijk museum is eene tentoonstel ling uitgezet van het prentwerk van Dirck en Jacobus Matham behoorende tot het legaat van den heer Voorhelm Schneevoogt. Door eenige bezoekers van Weten en "Werken is de wensch te kennen ge geven, het portret te bezitten van den Heer W. M. Logeman. Om hieraan te gemoet te komen is in het lokaal van genoemde Vereeniging eene lijst ter teekening gelegd voor hen, die genoemd portret mochten willen ontvangen. Het wordt vervaardigd naar de laatste ge nomen fotografie en wordt tegen zeer geringen prijs afgeleverd. In de Woensdagavond gehouden algemeene of leden vergadering van de Afd. Onderl. Verzekering tegen Invali diteit en ongelukken van de Vereeni ging van Industrieelen enz. te dezer stede, werd namens het bestuur door den secretaris den Heer H. J. Geijl Jr. ver slag uitgebracht betreffende den toe stand en den werkkring der Vereeniging gedurende het jaar 1893. Aan dit verslag ontleenen wij het volgende. De afdeeling verheugt zich in een bloeiend bestaan. Het ledental klom van 61 tot 81, het aantal afgesloten polissen van 68 tot 79 stuks. Aan premie werd ontvangen in 1893 583.77 meer dan in 1992, terwijl f 313.40 minder behoefde te worden uitgekeerd. In 'tg-heel kwamen voor 51 onge lukken waarvoor uitkeering werd ge daan, terwijl uitkeering wegens voort durende invaliditeit of doodelijken afloop niet behoefde te geschieden. Op de aandeelen zal worden uitge keerd behalve 3% een dividend van ƒ1.86 per aandeel. Aan de deelnemers zal ten goede komen een restitutie van nagenoeg 22% over de door hen gestorte bedragen tegen 18^°/. in 1892. Het reservefonds is op heden groot f 3957.76 terwijl op het aandeelen kapitaal gestort is 10% of f5000. Voorts wijst het verslag er op, dat deze gunstige toestand nog geen aan leiding mag geven tot al te optimisti sche beschouwingen aangezien in de 3 jaren van het bestaan der afdeeling nog slechts éène uitkeering wegens blijvende invaliditeit en nog geene uitkeering we gens doodelijken afloop is voorgekomen. Daarom moet het reserve kapitaal zoo spoedig mogelijk op voldoende sterkte worden gebracht, terwijl de vermeer dering van het aantal deelnemers voor den bloei der afdeeling van het grootste belang is. De rekening en verantwoording van den penningmeester, den Heer H. T. Peltenburg werd op voorstel van de Commissie die deze rekening had na gezien, door de vergadering bij acclamatie goedgekeurd en vastgesteld, terwijl den dank der vergadering werd gebracht aan den Penningmeester en Secretaris alsmede aan den Administrateur der afdeeling den Heer H. van Campen voor het door hem gehouden beheer. De Heer P. Kleiweg Dyserinck werd, nadat een voorstel van eenige leden tot wijziging van Art 5 van het huish. reglement met algemeene stemmen was aangenomen, als Voorzitter herbenoemd. In de afgeloopen maand is het stedelijk museum van schilderijen en oudheden op het Raadhuis bezocht door 71 personen tegen betaling en door 218 personen zonder betaling. bo a 'Sb O O u cj3 -. >K a> os M te &0<] co o> p O A z, <D T-l 00 G Cl a -+■» O +-> u A <X> 00 T-l si t, S Ah H -S .c B c .2 3 Sb c >4 -o °fi feil OW 0 "g -S aS Cl O C5 iQ d co Cl d 00 CO co cd CO C5 00 CD s^- r-; co o T-< IS 03 Ci c-1 S0* lO co CO vjt r> cd CO LO C4 O CO 00 o Cl E io oo lO Cl O J oo co cl cd a o o CO ci co 00 05 CO 00 6 - :*g G S fi-ë SF T3 U c C 'o g 'Sb 'O .5 t- S C G T3 S CU C3 C5 e O <q MI> A O cfi s-t A s> a G A 'v +5 S 2 a <0 1 <u g o G 2 O g g p-x <u G CQ •S T3

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 2