MOHAWKS. VAN Mies M. E. BRADDON. Naar het Engehck. 21) „Indien ge dan voor heden genoeg menschen gezien hebt, wat zoudt gij er van zeggen, ala we samen naar huis wandelden Gij woont zeker ergens in de buurt van Bloomsbury." „Zoo is het, my lord. Ik heb pret tige, luchtige kamers op Gray,s Inn Road, waar het me ongemeen veel genoegen zal doen, u beiden, mijne heeren, te ontvangen, wanneer gij eens op een achternamiddag een kop- jen thee bij me wilt komen drinken, en als ge dan uw aandacht wil schen ken aan een nieuw blijspel, waarvan de opvoering op het tooneel van Lin coln's Inn alleen door kuiperij en ei genbelang is verhinderd geworden." De drie mannen verlieten te zamen de herberg, Tom Philter in volle ver rukking, dat hij gezien werd in gezel schap van een man van Lavendale's rang en naam. Hij kon 't niet helpen, dat hij het hoofd wat hoog droeg, terwijl hij de gelagkamer doorliep, met de ellebogen zwierig omhoog ge heven, met zijn langen degen zwaaiend langs, zijne zijde, en met zijn hoed schuin8ch op het hoofd. „Nu Mr. Philter," sprak Laven- dale, toen zij zich in de donkere straat bevonden, waar de lantarens bij lichte maan niet brandden, of schoon Luna een ietwat grillige licht bol is, wel wat geneigd, om achter wolken weg te kruipen„deel me nu eens mede, wat ge bedoeldet, toen ge straks spraakt over Vivian Top- sparkle en zijn heimelijke misdaad. Ge schijnt op zoo gemeenzamen voet te staan met zijn lijfknecht, dat u noodzakelijk wel iets betreffende den meester bekend moet zijn. Gij en Monsieur Pétis hebt menig glaasjen met elkander gedronken, daar wil ik wat onder verwedden „Neen, mylord, ik drink geen glaasjens met bedienden, doch ik heb ten zijnent wel gesoepeerd, met een gezelschap, dat tot het beste in Lon den mag gerekend worden. Daar is het geweest, dat ik kennis heb mogen maken met den Hertog van Bolton, en met de bekoorlijke Mrs. Fenton, een arme tooneelspeelster, maar een allerliefst klein vrouwtjen, en dat met de meeste belangeloosheid aan den Hertog gehecht was." „Och wat, Philter! Wie gelooft in de" belangeloosheid eener tooneel speelster Maar 't spreekt vanzelf, dat ge op een hertogelijk soepee geen rare histories aangaande Mr. Topspar- kle zult vernomen hebben. Niemand spreekt over het verleden of over de toekomst in zulk een luidruchtig ge zelschap. Ieder leeft daar alleen voor het heden; zijn hoop en zijn eerzucht zijn gebonden door de oogen en de lippen, die tegen hem glimlachen zijn blikken op het leven zijn even fonkelend en voorbijgaand als de luchtbellen op een glas Champagne, en even rooskleurig als de diepste gloed van Bourgogne. Ge moet betere gelegenheden gehad hebben, om Mon sieur Fétis uit te hooren!" „Fétis is geen man om zich te laten uithooren, mylord. Walpole zelf zou hem geen geheim kunnen ontwrin gen hij is maar al te wel gevaren bij zijne getrouwheid aan zijn mees ster, om een verrader te worden. Wat ik te weten ben gekomen, is afkom stig uit verhevener bronnen." „Ik vat het wel, 't is ongetwijfeld afkomstig van het zolderkamertjen van een of ander vriendelijk dienst- meisjen," zeide Lavendale lachend. „Wordt niet boos, Philterge behoeft me je bronnen niet te noemen, als ge maar wilt mededeelen wat ge te weten zijt gekomen. Ik zou er veel voor overhebben, als ik bekend mocht worden met het verleden van dien gek, en met al zijn donkere geheimenis sen." „Dat is een ingewikkelde geschie denis, en er zal tijd voor noodig zijn, om die te ontwarren," antwoordde het orakel. „Tijd, geld, geduld, alles heb ik over voor die ontwarring." „Eene besliste inlichting heb ik niet ontvangen slechts losse wenken, die den man, die ze volgen wil, den draad in de handen zouden geven." „Die man ben ik 1" riep Lavendale uit, zijn arm door dien van Philter stekend, die het betreurde, dat zij niet op klaarlichten dag in Bond Street wandelden. „Maar," zeide hij, „bij zulk eene nasporing ben ik een ware speurhond." „Welnu, mylord." hernam Philter, „er bestaat eene wonderlijke historie uit Topsparkle's jeugdige jaren, welke ik herhaaldelijk door menschen van leeftijd heb hooren vertellen van eene schoone vrouw, die men alge meen voor een opera-zangeres hield, en die hij uit Italië moet hebben medegenomen, even voor de Revolu tie, en die hij opgesloten hield in dat op een doolhof gelijkende huis van hem op Soho Square. De dame was volgens het gerucht uitnemend schoon, maar daar zij nooit in het openbaar verscheen, had het publiek van Lon den geen gelegenheid zelf daarover te oo'rdeelenmaar zij ging daarom niet minder over de tong, en werd wellicht te meer bewonderd, omdat zij onzichtbaar was. Toen kwam er een gerucht in omloop, dat men John Churchill die toen in den bloei zijner onweerstaanbare jeugd was, trotsch op zijne veroveringen van hertoginnen, daar om het huis had zien slenteren dat Topsparkle, waan zinnig van jaloezie, Churchill uitge daagd had, dat men hem uitgelachen en beleedigd had, en hem zijn uitda ging in 't gezicht had gesmeten. „In dien een man van uw soort mij beleedigt, zal ik. hem altijd met mijn karwats afrossen," zou, volgens het gerucht, Churchill in een openbare bijeenkomst gezegd hebben, „maar, daar gij me niet beleedigd hebi, heb ik u niets te zeggen. Ge veronder stelt, hoop ik, niet, dat het fortuin, 't welk uw waardige vader, de alder man, bijeengegaard heeft door de kleine knoeierijen van den koophan del, u ooit op zulk een hoogte kan plaatsen, dat ge met heeren van goe den huize zoudt kunnen duelleeren." Deze toespraak is me woordelijk medegedeeld door mijn grootvader, die bij het gebeurde tegenwoordig was geweest." „En heeft Topsparkle zich die be- leediging laten welgevallen?" „Er ontstond een standtjen, en hij wilde zich op den jeugdigen Alcibia- bes werpen, maar vrienden en om standers kwamen tusschenbeide, en Churchill verzekerde, ter wille van de dame, Topsparkle op zijn woord van eer, dat zoo men hem op onbetamelijke uren op Soho Square gezien had, de Hero, wier toren hij had beklommen, niet Mrs. Topsparkle geweest was. De burgermanszoon scheen zich vol daan te achten door deze verzekering, er werd vrede gesloten, en de stad dacht niet meer om Mr. Topsparkle's dame, tot een veertien dagen later, toen men een begrafenisstoet zijn huis op Soho Square zag verlaten, en eene korte kennisgeving in het nieuwsblad aan het groote publiek berichtte, dat Beatrice, gemalin van Vivian Topsparkle, esquire, op dien en dien dag overleden was, na eene ziekte van vier en twintig uur, in den ouderdom van een en twintig jaren." De Hertog van Marlborough. „Vermoedde iemand, dat er eene misdaad gepleegd was „De menschen koesteren spoedig zulke vermoedens en de dood der dame viel voor in een veelbewogen tijd, toen de gemoederen der men schen vervuld waren van samenzwe ringen van Jezuieten, ondergeschoven kinderen, vergift en verraad. Ik heb een paar opmerkelijke paragraven in de nieuwsbladen van dat jaar gelezen, waarin op de verdachte omstandig heden van Mrs. Topsparkle's over lijden werd gezinspeeld, alles met verschillende insinuaties en zinspelin gen op het karakter der dame, terwijl beweerd werd, dat zij geen wettige aanspraak op den naam Topsparkle kon doen gelden. Maar 't was eerst toen Topsparkle het waagde zich in den aanvang van Koning Willem's regeering als een echte Tory kandi daat te stellen voor Brenford, dat de pamfletschrijvers van de Wigh partij hunne vergiftige pijlen afschoten. Toen werd grofweg verzekerd, dat Mr. Topsparkle met eene Italiaansche danseres was weggeloopeuzooals ge kunt opmerken, was zij nu niet meer eene zangeres dat zou te eervol geweest zijn. Hij zou haar weggevoerd hebben uit eene kermistent, waar zij de Colombine was van een reizenden Harlekijn hij had haar met zich ge voerd naar Londen, had haar opge sloten in zijn huis op Soho Square, had haar betrapt op verraad met een heer van goeden huize en met zeld zame persoonlijke hoedanigheden, zeer bekend bij het publiek door de gunst, die hem vroeger betoond was door de Hertogin van Cleveland, en toen had hij haar uit den weg ge ruimd, of het door verwurging of met den giftbeker geschied was, kon den de schotschriftschrijvers niet met zekerheid zeggen, maar geschriften, waarin verder over dit schandaal werd uitgeweid, werden zoo maar verspreid in Brentford. Mr. Topspar kle werd ter zake van beschuldiging voor het Kiezersgereeht gedaagd, en 't scheelde weinig, of hij was door 't volk mishandeld, 't Was in allen gevalle [eene leelijke ervaring onder de verkiezings-a vonturen, en 't kan uw nauwelijks bevreemden, dat Topspar kle's zucht naar parlementairen roem van die ure af was afgekoeld." Heeft hij niets gedaan om dezen laster te weerleggen vroeg Durn- ford. „Veel en toch te weinig. Hij liet eene krimineele vervolging instel len tegen de minst voorzichtige der genen, die het gewaagd hadden aldus over hem te schrijven, en wist te bewerken, dat deze aan den schand paal te pronk moest staanmaar de openbare meening was te krachtig tegen den rijken man, die in de schot schriften van zoo vreeselijke dingen was beschuldigd geworden, zoodat de schandpaal als een rozenpriëel was voor den armen broodschrijver, die zonder twijfel voor eene geldelijke be looning geschreven had wat hem ge last was te schrijven door Topsparkle's politieken tegenstander. Ware nu Topsparkle in Engeland gebleven, en had hij tegenover al die booze ver moedens hooghartige fierheid aan den dag gelegd, dan zou wellicht het schan daal voorbijgegaan en verdwenen zijn, als niets meer dan het schuim van den politieken ketel; maar daar hij zich bijna onmiddellijk uit de voeten maakte en wegsloop naar het Vaste land, onder voorwendsel, dat hij zijn onafhankelijkheid aan den Koninklij ken Balling ging betuigen, waren de meesten van gevoelen, dat het ten eenenmale verzonnen en zonder grond was, en, in verband met het vervolg van Mr. Topsparkle's erva ringen en met zijn persoonlijk karak ter, bracht het treurspel, dat, volgens Jakobus II. het booze vermoedeE van velen ge speeld was, den laatsten slag toe aan den ongunstigen naam, die hij reeds begonnen was te krijgen, en zoo is dit de oorzaak geworden, dat hij gedurende meer dan dertig jaar door zijne landgenooten met den nek is aangezien." „Ik zou niet spoedig geloof hechten aan een laster, die op zulk eene wijze in omloop gebracht was, en die op zulke losse gronden steunde," sprak Lavendale op ernstigen toon. „Ik ook niet, mylord, en ik heb dan ook aan Mr. Topsparkle mijne vriendschap niet geweigerd," ant woordde Philter, met een voornaam gezicht. „Ik heb verleden winter een week doorgebracht op zijn buiten goed, een allerprachtigst kasteel, eene middeneeuwsche abdij, gemeubeld met al de weelde, welke de hedendaag- sche kunst en de vindingrijkheid van een sybariet aan de hand kunnen doen. Mr. Topsparkle is een kenner hij blaakt van geestdrift voor de schil derkunst en de beeldhouwkunst, voor porselein, geëmailleerde voorwerpen, voor bronzen en voor ingelegde ka binetten en daar hij over een soort van Fortunatusbeurs te beschikken schijnt te hebben, kan hij gemakke lijk elk zijner grillen inwilligen, al zijn deze ook nog zoo buitensporig. Ook beperkt hij de vermaken zijner vrienden niet. Ofschoon hij geen lief hebber van de jacht is, houdt hij er toch de mooiste stoeterij en den fraaisten stal van Hampshire op na, en alhoewel hij een onvoorwaardelijk asceet is in het gebruik van spijs en drank, heeft hij toch de beste tafel en den besten kelder van al de heerenl die ik ken. „Dat wil ik gaarne gelooven," zeide Lavendale, „daar ik vermoed, dat gij uwe vrienden, die miljoenairs zijn, niet bij het dozijn zult tellen." „O, maar er zijn miljoenairs en miljoenairs," antwoordde Philter, die zich door deze ietwat hatelijke op merking niet uit het veld liet slaan. „Er zijn er veel, die een genie be zitten om geld te winnen, doch maar weinigen, die zich op de edele kunst verstaan om geld op geniale wijze te verkwisten. Indedaad, ik geloof niet, dat ik ooit deze twee talenten in denzelfdeu persoon vereenigd heb aangetroffen. Doorgaands vindt ge eerst in het tweede geslacht van de geldschrapers de koninklijke kunst van den verkwister en den connaisseur. Nu, onze vriend Topsparkle is ge boren in purper, zijne wieg was met dons gevuld, en men heeft hem ge voed uit een gouden schaal. „Gij zijt dus op Ringwood Abbey geweest, Tomhernam Lavendale, maar half zich er van bewust, dat hij een onbeschoftheid zeide„ik begrijp, dat het daar aanwezige ge zelschap een wonderlijke mengelmoes zal geweest zijn." „Alleen in gemengd gezelschap fonkelt het ware vernuft, brandt het vuur der geestige zetten, werkt de elektricitreit van den strijd der ge voelens. Ja, in Ringwood Abbey vindt men elke nuance van de verschillen de politieke gevoelens, van den al gemeen bekenden Jack tot den uit geslapen Muggite van tevreden ambtenaren tot onvoldane eedweiger aars. Bolingbroke hield zich daar verleden winter op, en hij was er, na zijne kortstondige ballingschap, het voorwerp van aller belangstelling en nieuwsgierigheid. Hij ziet er nog even knap uit als altoos, en bijna even verblindend als toen hij de helft der vrouwen van naam en van aan zien betooverde, en toch was hij de verachtelijke slaaf van Clara, eene nymf, die sinasappelen verkocht op het binnenplein van het Gerechts hof. Wordt vervolgd). Gedrukt tyj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 6