aaai NaonoaaaA 'SSTfSOOT N3AK3 sa 'Ka'IHVVH (•nzy sarsooi *a) 'af sNYwanaH *H uooa 4 Nu, het mocht dan ook wel! De vorige iemand uit de plaats zelf had de gemeente jaren lang trouw en eerlijk gediend. Gestreng, waar hij gestreng wezen moest; zacht, waar hij meende dat zulks dienstig was, had men eigenlijk nooit eenige aanmerking op hem kunnen maken als deze ééne: Burgemeester Hart scheen het woord //decorum" slechts bij name te ken nen. Dat hij soms op klompen door 't dorp liep met een lange pijp in de hand, en 's avonds dikwijls in zijn hemdsmouwen op de stoep zijner woning staande, een praatje maakte met zijn buurman, den slager, dat kon er nog door; maar ziet ge, dat had hij niet altijd moeten doenhij had zijn prestige wat meer moeten bewaren, bij gelegenheden als 't noodig was. Wat zullen de vreemdelingen die 't dorp in dien tijd bezochten, wel van hunnen Burgervader hebben gedacht, wanneer zij hem op holsblokken naar den raad zagen gaan, om na afloop der vergadering met de eerwaarde leden een slokje te koopen in de her berg om den hoek? Neen, Hart was langzamerhand een man „uit den tijd" geworden, eigenlijk onwaardig aan 't hoofd eener gemeente te staan, waartoe o. a. de notaris van Poppelen, met vrouw en drie dochters, de jonge dokter uit de stad, de gemeente-ontvanger en niet te ver geten Mijnheer Bremer behoorden, welke allen door het vlijtig dragen van glacéhandschoenen en 't aan nemen van steedsche manieren reeds lang hadden getoond, //dat zij wel wisten hoe het hoorde!" //Goddankfluisterden dan ook de Grensdorpenaren, de een harder dan de ander, toen de oude Hart op uapnA 'pjaisiaA SpsiAiq 'suioo 'pnBA\ nop ubb uaqfud sajUABjS[BB]s iqoijaSni SqpzaS piaqn jauoMaq uaAinaiu maq joop si jadmatg 9A\npa.« op uba jauiBqjooA oq ■uoiBMoq Suefljapuo jooa uo uopiaj piaqqosuatu Jap U9A9J qfqajsaaS pq aip 'uajasuiflaq apSqiaq uo 9}s°ooq op pm uamoq 9; fluispq ui daq suBq iqonzqaz ufiz Bjpooz 'sqaz qfqjBBAafl J99z 'uoq uapjoM. qfqjBBAafl 9JP pUBCUai SU9A9; JBBUI 'U9AB§ SlUaqaapq U9A9J qfqaddBqaspBtu q jooa qoo maq qqq aqosij -qBjd U9 pUBpJ8A J9p[9q U99 'SuiJJBAaq uba piaqSnpv tjjAija; 'piaqsoo[9§joz auiBzppz uoa pui 'pjnaranqaS paoS q fq japq ja a uo 'aipsiOAuoo op ui qosuacu tUBBuaS -ubb pjaqn uoa S8A4 qoBqrao'jj [aJB^j 'U3p89[do uiaq uapaqSipuBpuio ap aip 'uapds 9} joj ap 5am 'uapjoAA at JBiqaqoinq uaa s u 919 m na s u a j j 1 m joopjBBp japuoz 'uauuoSaq ftq sbm ua 'Suiuaacu ajsquada Jap uaapdfqs nap ua§aj uajfujB ua.taaj 'sbav ja^quiBq ufiz ui spuaqapqn na sdjaqos jBBp ;bm puBqjauiBz -Sub[ fiq puq 'm«A\q ftq jbbm jbj3ao 'uaiz at ppajisafl spaats apjaquaSta ufiz uooMag -pjooAi taq uba uiz uapmnu nap ut soopsuiSaq sba\ jatsaaraaSjug aAvnaiu sdjopsuajg Gjba §00 t, ui suo japBJBq ufiz uba apfiZAvnpBqos apojfl ap s[B 'uajaapjoojaA jaaz aj piu qoBqmoiq upj JBBp suo pB| 'si ooz tip abbav jbbj^ •uapaomjaA ("iai UBp Sou jaqjap 'suo ui iqoBtn uaa si amsroSa t°H jSuqptajaM nap uba uaip auiojA ap 'apjBBqosaq uap uba uaip adtuo] ap 'apjaapS uap uba uaip aSipnoA -uaa ap 'uapaqAtuo SubScuo sjapusqp 'taaq t, sjbooz 'jasuiflaq j 1 n nam noz japuinipaA aoq 'qos 'uatqaoui -Jaa pp uajapjaaui uaipuj <i naqeca at uaSuuaAOjaA mo 'uapuiA uaop at S;pjB8 ua jaq suo uatzui piaq 8 5 zekeren morgen dood in zijn bed gevonden was. Nu was er hoop op verbetering! Een kleine spanning, eenigen tijd onuitputtelijke stof voor sociëteits- en avondpraatjes en uit het groot aantal sollicitanten (want Grensdorp had veel aantrekkelijkheden) werd ten slotte benoemd Mr. Karei Rombach. Al aanstonds kwam er wat leven in de brouwerij. Anders wel 't was een zeldzaamheid als een of andere boer, die zijn paard naar den hoefsmid bracht, zich zeiven tot ruiter verhief liever dan naast zijn ros voort te sukkelen, doch thans wel, de stille dorps straat weerklonk dag aan dag van den hoefslag der fiere genetten, die door hun jonge berijders uit den slaperigen toestand, waarin zij verkeerden, gewekt, dienst zouden doen bij den intocht. 't Was een aardig gezicht; die geïmproviseerde eerewacht en de logge werkpaarden met de lompe boereslungels er op, vormden waarlijk een treffend geheel. De groote dag brak aan. Reeds vroeg wapper den de vlaggen uit de huizen van Grensdorps bur gerij. Bart, de timmerman, spijkerde lustig de illu- mineerlatten, zes in getal, tegen de vensters van het raadhuis en lachte in stilte om de pret die komen moest, want Bart was een vroolijk jonggezel en hield ook wel van een glaasje. Piet, de veldwachter, had na drieën geen oog meer dicht gedaan. Verbeeldt u eens, hij zou dien dag de orde moeten bewaren, en dat in tegenwoordigheid van den nieuwen Burgemeester, die zeker wel bijster streng op dat punt zou wezen; wat kon hij beter doen dan de knoopen van zijn uniformjas eens bijzon der glimmend te poetsen?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1894 | | pagina 7