pq 'uadaxSaq pin Son nep pq a8 tqaq 'sBeq qoy//
«<iPI8^ bpnajag'nep pjaS na jaatu spt^j"
<(j uajptn a; jaatu spin uaqnejd ap do jeep
qaq qi// 'puajqanz p piooMpe ^uijn „'seegv/
vf«P V.
'pejjaA jadsep }Saz „'puoAeSepuog do 'jaiq ftg//
•spno uba sp ïquqq jseeg//
jpuajag//
•maq jooa pep puajag na Soa qqqnaSoo nag;
d pejp amezuaa ap ni puepje uaSinaa do jeep papen
3!AV nflz V^0!3! Ping qip ftq }Bep suaa do
•qcAjaan maq do ua8aj ap na pai8
pniM ap |fiMja; 'pooA soojjaop joqraao|g ;doo| oog
•Stgiqas
-J8AUO maq sj naaqjee^ -najinq jeeu pe8 ftjj
•pAvnen
-aq ai nanniq maq si it naqqaq ;qoiq pora ftq
napnoqpn smq ni jaSuej pin it ftq ueq qftppuig
•ftqjooa ann jeed naa ueeS oog
•pop uftz do uaAtnqas a^ ftq pz SipruuQ
•pin peq pp qog 'aaSoo ap jooa maq nasnep siapaj
ap qoop nazaj a; ;qoejj ftjj -uadoopSje si jaaM
jeetn pfiqeecn ap sp fqq si ftq na 'nee sqfqaAinen pq
^qeej jadsej; jbboi !pza8 pje; do ipjoAi nap pjj
j uaajp rapiq 'japiq ooz si fijj 'piznee p8jozaq
maq sjapuBj\[ muoja aoq pB[s do iqae ja ftq sp nint
-naja 'do pin ja pj ftq jeera japinp sj -jaan na
do jameq ap joqtnao|g pe§ naddep apojS pjy
•yaaq napnoqjuo japaonx
jap ftq jBAA 'napaoSjaA aj agoA na^ JBeq ubb japj
pjaa mo 'naMnojpaAao; napom najapne nee ftq yaaq
auepj neA najapmq ap safpaAaj aSaof aaAvj
ap na 'napjjaA maq naqqaq napnaijA apno nftg
6S
58
Ze brengen hem naar het rijtuig terug, en als bij
den blik weêr opslaat, is de Godsakker reeds uit 't
gezicht verdwenen, en alles voorbij
Stil is het op 't kerkhof. Maar wie is de man die
de droeve plechtigheid van verre heeft gadegeslagen,
en nu nader treedt 't Is Berend. Hij heeft van zijn
nieuwen meester een uur verlof gekregen.
Met neergeslagen oogen staart hij op de plek waar
ze Marie ter ruste hebben gelegd, en de tranen big
gelen hem langs de wangen.
Ze zijn het laatste liefdesbetoon van een trouw
hart het eenige, wat hij nog geven kan.
Arm speelpopje
Veertien dagen zijn na dien droeven stond ver-
loopen. 't Is de laatste rustdag van 't jaar.
Velen, die zijn aanvang met blijdschap hebben
begroet, heeft de doodsklok reeds uitgeluid, 't Is of
Sylvester zelf, wiens gelaatstrekken wij reeds van
verre kunnen onderscheiden, er bijzonder ernstig uit
ziet. Ook het weder brengt ons in een droevige stem
ming. Woest varen de wolken door 't luchtruimde
wind blaast, zucht en huilt, en schijnt den grooten
lijkzang meê te zingen, die door de gansche natuur
reeds sedert lang is aangeheven.
In de woning van Jasper is 'took donker, heel
donker! Wat heeft het jaar hem veel doen onder
vinden. 1/ 't Leven, de school van 't leven," zoo is 't
ook met hem geweest.
//Alleen, alleenroept de stem daarbinnen met
telkens meerder kracht, en Bloemhof kan haar niet
tot zwijgen brengen.