MOHAWKS.
VAK
Miss M. E. BBADDON.
Naar het EngeUch.
57)
„Daar is iets ganschelijk niet in
den haak, en ik zou gaarne zien,
dat gij het weêr voor me in orde
bracht. Waartoe anders is de vriend
schap uitgevonden, dan om een ka
meraad uit de klem te redden?"
„Ik ben altijd je dme damnée ge
weest, Lavendale," antwoordde Her-
rick, half schertsend, half in ernst.
„Men is gewoon te zeggen, dat Lord
Lavendale een deugdzaam jongmensch
zou geweest zijn, zoo niet die schavuit
van een Durnford hem op den ver
keerden weg gebracht had."
„En toch ben ik er heilig van
overtuigd, dat gij altijd de beste van
de twee geweest zijt, en dat ge
tegenover mij vaker de rol van Mentor
dan die van Mephistopheles vervuld
hebt. Maar nu gij lid van het Par
lement geworden zijt, begint Londen
achting voor je te gevoelen. Ge hebt
opgehouden Lavendale's alter ergo
te zijn de onbezonnen lichtmis en
doorbrenger. Ge zijt een jongmensch
met een schitterende loopbaan, eene
groote toekomst voor je. En nu, Her-
rick, zou ik gaarne zien, dat gij mij
behoedt tegen mijn eigen zelfzuchtigen
hartstocht, mijn eigen onbezonnen
dwaasheid, om zoodoende ook nog
een andere te redden, die nagenoeg
even onbezonnen is, en voor wie ik
meer liefde gevoel dan voor me zelf."
„Ge bedoelt natuurlijk Lady Ju
dith Topsparkle."
„Hoe, weet ge er dan iets van?"
„Ik weet niets meer dan wat geheel
Londen weet: dat de weg, dien gjj
en Lady Judith tegenwoordig bewan
delt, u beiden vroeger of Tater ten
verderve zal voeren, tenzij ge terstond
een einde aan de zaak maakt. Wan
neer men kinderen op den rand van
een afgrond bloemen ziet plukken,
kan men lichtelijk gissen, waar het
op uit zal loopen."
„En wij zijn geen kinderen, en
we weten, dat de afgrond daar is.
We zijn opzettelijk blind, vermetel,
wanhopig geweest. Herrick, we heb
ben ons verbonden, hier en hier na-
maals elkander ten verderve te zullen
zijn. Kan, dunkt je, een man van
eer zulk eene belofte herroepen
zijn woord breken tegenover de dame,
die hij gezworen heeft in 't verderf
te zullen storten?"
„Misschien zou de heerschende
tijdgeest hem, als hij dat deed, een
lafhartige en een meineedige noemen
maar als fatsoenlijk man en Christen,
zou hij goed doen, zijn eed te
breken."
„Ik ben van plan Lady Judith
van avond te schaken, Herrickkoets
en paarden zij besteld, voor wissel-
paarden onderweg is gezorgd; de
koffers der dame zijn gepakt. Ik heb
een hypotheek van vijf duizend pond
op dit landgoed genomen. Alles is
gereed. Moet men me niet voor een
laaghartigen hond houden, als ik
me terugtrek?"
„Ik weet niet, waarvoor men je
houden zal maar indien ge de
eer der dame kunt redden
„Er rust op haar geen smet, Her
rick. We zijn op den rand van den af
grond geweest, doch niet er boven."
„Red haar dan tot eiken prijs."
„Hoe, zelfs al moest het haar
waanzinnig doen worden; of haar
het hart breken? Want ik houd het
er voor, dat zij er haar hart op ge
steld heeft, zich zelve in 't verderf te
storten om mijnentwil dat zij liever
zich armoede en vernedering wil
getroosten met mij, dan een soort
van Koningin te zijn als vrouw van
Topsparkle. Doch dit moet niet ge
beuren, Herrick! Er bestaat eene
reden, eene reden, die ik niet kan
noemen, waarom ik haar leven niet
mag bederven, enkel om gedurende
weinige maanden gelukkig met haar
te kunnen zijn."
„Daarvoor bestaan honderd redenen.
Waarom spreekt ge op zoo geheim
zinnige wijze over die eene reden
„Omdat zij de krachtigste is; en
in zekeren zin is zij geheimzinnig.
Mijn vonnis is geveld, Herrick. Ik
heb eene waarschuwing ontvangen,
dat ik me moet voorbereiden op mijn
dood. Mijn leven spoedt ten einde."
„Wat een dwaze grill En van
wien komt die geheimzinnige waar
schuwing? Yan je vriend Vincenti
„Niet van hem. Hij belooft me
lengte van dagen, als ik me maar
onderwerpen wil aan den schralen
leefregel van den ingewijde. Mijne
waarschuwing is tot me gekomen uit
Hooger Bron, en was omkleed met
een voor mij ontwijfelbaar gezag,
't Is u genoeg te weten, dat ik zulk
een waarschuwing ontvangen heb.
Mijne dagen zijn ingekrompen tot
het kleinste getal. Ik ben geen man,
die het leven eener vrouw mag be
derven
„Hebt ge dan een geheimzinnigen
droom gehad? Ge zijt altijd een
droomer geweest."
„Ja, ik heb een droom gehad."
„Uw beschermengel is het geweest,
die u dat vizioen heeft toegezonden,
opdat het u zoo mogelijk mocht af
schrikken van de door u beraamde
zonde. Bij den Hemel, Jack, ik houd
het er zeker voor, dat ieder mensch
zijn Pacolet heeft, zijn beschermer
en vriend, die altijd er op uit is,
hem te beveiligen tegen zijn eigen
verkeerde lusten."
„Toch was die vriendlijke be
schermgeest, waarover de arme Dick
Steele zoo aardig geschreven heeft,
bij slot van rekening maar een zwakke
beschermer, die machteloos was tegen
over menschelijke dwaasheid en eigen
zinnigheid. Ik geloof, Herrick, dat
in de meeste menschen een aange
boren eerbied voor de deugd aan
wezig is, die echter gepaard gaat
met eene evenzeer aangeboren ge
neigdheid tot het kwade. Verstand
en geweten drijven den eenen weg
op hart en zinnen den tegen
overgestelde en in de meeste geval
len zegevieren het vleesch en de
Duivel. En nu, wilt gij mij deze
dienst bewijzen wilt gij Judith
beveiligen tegen mij, en mij tegen
mijzelven
„Alles ter wereld wil ik doen ter
bevordering van een zoo heilig doel."
„Dan moet ge van avond tegen
donker naar Judith gaan; dan is
Mr. Topsparkle in de City, en dan
moet gij haar een brief van mij ter
hand stellen. Ge moet dien brief
steunen met zoovele zedelessen als
ge je geroepen zult voelen alsdan
ten beste te gevenen ge moet zóó
handelen, dat zij begrijpt, dat, of
schoon mijne liefde voor haar onver
anderlijk blijft, mijn besluit onher
roepelijk is. Spreek niet tot haar
van dat over mij uitgesproken vonnis
want kende zij mijne beweegreden,
dan zou haar edelmoedigheid haar no
pen zich voor mij op te offeren zij
zou zich haasten zich zelve ongelukkig
te maken ter wille van een stervend
man. Laat zij mij des noods maar
houden voor een lafhartige, voor een
dwazen kwast, voor een vromen
verrader van liefde en trouw 't
komt er niet op aan, waarvoor zij
mij houdt,] als gij haar maar beveiligt
tegen het verderf, dat we beraamd
hadden."
„Vertrouw op mij, beste Lavendale.
Met geheel mijn hart neem ik deze
zending op me. Zou het niet goed
zijn, als ik er dadelijk heen ging
zoo spoedig als er maar een paard
kan gezadeld worden zoodat ik
de dame nog vóór van avond te
spreken krijg?"
„Dat zou al te gevaarlijk wezen.
Zij is opvliegend en onstuimig van
aard. Zij zou zich misschien in een
uitbarsting van hartstocht verraden,
't Zal het best zijn, dat gij haar niet
bezoekt, voordat Topsparkle het erf
zijner woning verlaten heeft, en hare
middagbezoekers vertrokken zijn. 't
Zal het veiligst wezen, dunkt me,
dat ge wacht tot even vóór zonson
dergang."
„Dat komt voor mij ook beter uit,
want dan kan ik hopen mijn lief
meisjen nog eens te zien te krijgen,
in weêrwil van de waakzaamheid
van de goede kleine Mademoiselle
Latour."
„Hoe zult ge 't overleggen haar
te doen weten, dat ge je in de buurt
ophoudt, daar ge het toch niet wagen
zult, in de nabijheid van het huis te
komen, uit vrees voor haar onbe-
schoften vader?"
„O, ik heb een Mercurius, in de
gestalte van een tuinmansjongen, die
zal trachten haar te berichten, dat
ik in de nabijheid van het oude
rendez-vous ben, indien zij wellicht
buiten komten zij brengt het grootste
gedeelte van haar leven in den tuin
door, by zulk prachtig zomerweer."
„Gelukkige geliefden, wier listen
zelfs iets onschuldigs en een Arka-
diesch geurtjen hebben! O, Herrick,
wat benijd ik je!"
„Waarde vriend, 't is niet te laat
voor je, om even gelukkig te worden
als ik ben. Er zijn een menigte
deugdzame vrouwen in deze wereld
èn daaronder die even bekoorlijk zijn
als Irene, uit welke de onweerstaan
bare Lavendale zich eene nieuwe
geliefde kan uitkiezen."
„Kuunen? 't Is te laat, Herrick.
Liefde en hoop zijn voor mij voorbij.
Ik heb maar ééne vronw bemind en
haar heb ik beleedigd, door de door
niets te rechtvaardigen dwaasheid van
een lichtmis. Maar ga gij naar
uwe godin, en zorg bijtijds voor je
reis naar Londen terug te zijn. Ge
kunt het paard nemen, dat ge wilt
je eigen knol kan rust nemen tot
morgen. Met het grootste ongeduld
zal ik het bericht afwachten, hoe
Judith je ontvangen heeft."
Een uur daarna stonden Herrick
en Irene, ieder aan eene zijde van
het rasterwerk, zooals zij daar bij
hunne eerste ontmoeting gestaan
hadden, onder het zomerlommer, met
geen ander gezelschap dan de honden.
'tWas weinig meer dan een jaar
geleden, dat zij elkander daar zoo
toevallig ontmoet hadden, en ofschoon
zij elkander geheel toebehoorden,
waren zij, naar het scheen, niet nader
aan de mogelijkheid van een huwlijk,
dan zij het een jaar geleden geweest
waren.
„Charlie heeft me je briefjen ge
bracht, en ik heb die arme Made
moiselle weten te ontkomenzij heeft
hoofdpijn, en was verplicht wat te
gaan liggen, nadat zij muziekles ge
geven had. Zij lijdt zoo onder de
hitte."
„En gij
„O, ik houd er veel van. Ik had
een Indiesch meisjen moeten wezen.
Ik mag gaarne in de zon Shakspere
zitten lezen."
„Ben ik het niet geweest, die je
geleerd heb, Shakspere lief te heb
ben?" vroeg hij op teederen toon.
„Gij zijt het geweest, die me 't
eerst van hem gesproken hebt. En
later heb ik Mr. Booth zien spelen.
Dat was schitterend. Daarna was het
voor mij, of de karakters een nieuw
leven gekregen haddenwanneer ik
nu een van Shakspere's drama's
lees, leven de personen en bewegen
zij zich voor mij, zooals zij 't nooit
van te voren deden. Wat ziet ge er
goed uit, Herrick! Werkt ge nog
altijd even hard?"
„Harder, liefste mijne. Ik schrijf
meer dan ooit, en het Huis der Ge
meenten is mijn eenige uitspanning.
Zet niet zoo'n bezorgd gezicht, Rena
hard werken is goed voor me. Ik
vaar er wel bij. Ik heb je twee ge
heimen mede te deelen, mijn lief
meisken."
„Geheimen toch geen ijselijke P"
vroeg zij, de handen in een slaande.
„Verre van ijselijk. Vooreerst deel
ik je mede, dat ik geld begin over
te leggen. Ja, Rena, ik heb al hon
derd pond in de bank. In de tweede
plaats, ik heb een tooneelstuk ge
schreven, en Colley Cibber en zijn
gezelschap in Drury Lane hebben
me beloofd het voor mij in 't laatst
van den herfst ten tooneeïe te voeren."
„O, Herrick, wat is dat heerlijk
Laat me je tooneelstuk eens zien
Ge hebt het toch zeker meegebracht,
niet waar?"
„Neen, liefste mijnede direkteur
van den schouwburg heeft het hand
schrift."
„Waar handelt het over?"
„Over liefde en minnaars en min
naressen."
„Is 't een treurspel?"
„Neen, liefste mijne, ik voel me
te gelukkig in de verzekerheid uwer
liefde, om tragiesch te kunnen zijn,
zelfs op het papier, 't Is een blijspel,
zoo luchtig van toon als de stukken
van Wycherley maar zonder de
grofheid van dien auteur. Ik heb
geschreven, niet voor gemaskerden
en mode-dames, doch voor deugdza
me vrouwen en dochters. Van het
opgaan van het gordijn tot aan het
slotwoord komt er niets in het
stuk voor, waarover men behoeft te
blozen maar desniettemin houdt
Mr. Cibber het er voor, dat het stuk
bijval zal vinden."
„Ik ben er zeker van, dat het
beter is dan de stukken van ieder
ander."
„Dat zou te veel gezegd zijn;
maar ik houd het er wel voor, dat
er wel minder stukken ten tooneele
gevoerd zijn."
„Hoe heet het?"
„De Oude Geschiedenis."
Zjj wandelden naast elkander voort,
doch altijd met dat rasterwerk tus-
schen hen, dat evenwel ternauwer
nood eene grensscheiding scheen te
zijn.
De honden maakten allerlei kapri
olen om hen heen, hapten naar
zomervliegen, vochten nu en dan op
vriendschappelijke wijze met elkaar,
en blaften en jankten van louter
blijdschap.
„En zeg me nu eens, liefste mijne
zijn je tyrannen wat zachtmoediger
en handelbaarder geworden? Of wordt
ge nog altijd zoo nauw bewaakt?"
„Niet zoo nauw als wel 't geval
geweest is. Jufvrouw Layburne is
ziek, en zij was de eenige mijner
bewaaksters, voor wie ik bang ben.
'tls natuurlijk hard, dat ik u niet
kan zien en spreken dan ter sluiks.
Maar mijne lieve Mademoiselle en
mijne goede oude kindermeid Bridget
zijn altijd even welwillend, niettegen
staande zij aan de bevelen mijns
vaders moeten gehoorzamen. En ver
der tracht ik maar gelukkig te zijn,
en te vertrouwen op uwe liefde, ter
wijl ik hoop, dat de Voorzienigheid
allengs alle hinderpalen uit den weg
zal ruimen. Met deze hope kan ik
geduld oefenen."
„En smacht ge niet naar Londen
en naar de vermakelijkheden der
stad
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.