-[IBM 'uauioqaS [ooqosagoojj aqosipuoSImog ap uba sad ooz dsnuq uaa nsp jaatu paA lain qfqaqjaM Pjooq -jooa SpqoBsafsiaui ufiz joao jBBq puojq ufiz lam ua pjooq loojqiuo lam puo;s jBBp fiq sjbooz '}in Suof ja Sbz fiq j Si}qoejBB^\ -uaSBjsaS apB° pBq ua8niSaMaq aufiui pjnpaSno jam aip 'japuBisuaflai uaufitn 10} fitn appnaM qi ua 'pnq uaAaSaS iqoizag jaq ui Sbjs uaa raaq qi josjb 'jaAOiajqoB napjooM azap bu jaiA uosijj ,/uazaqiaA qnz joopjBBp pjaS af fif lap ua ';bz uapoop fim fiq isp 'Suaq jaqaz inaq af// 'fiq ja qi apSaoA lt\ iraoqSaAv af 51?p qBBj\r/r ■uapnq aj uazuajS ajjB SuiS piaqsoop^tuBBqas suBjq s( •ao^raaqqi apMUsns (i(;af jooq 'uBB°aq fitn ibb/j jaqaz n fiq |bz jaaq azag 'uajaSjaA jam Sou si 'iqaq poopaS ftS uaip 'ajs)BBi ag jipmiag; ap jaaquftut '}BBuipjBv[ ag// qm apuaAaq fiq dan (ij jBBUipjBvj ap jbbj\[// ei(;af jooquBuSaq fitn iBsq uajaaq uaqossni ua^siA\; uba fif -jaaM j laajojd 'puoin af pnopp -apuazaq -J3A pjnpaS ufiui 'pn qi daii „jqoo fif uaq lag// ttua 'dBsuq uaa jbbui Sou si fijj -uaSnaiq sinqsuojaAO qao[A uaa pnz fiS iubm 'jam jaq aog// •apuauunappsBA muoui ufuu ubb qoiz 'sBBA\p amis ap daij (Ij laaqufira 'jam pq aop '|im s pog wq// (<-uu qBBjd8 -JB uaa qaq qj// "SpsBBq qi apiaz ,/Stuaj 'Sniaj// •uaqajdsuBB tuaq qi paom pjaMaS lam ua 'do ;aiu jaMuaAa ;aq fiq jbS qfqaqqBtnaS oog; •uaqqaq a} pSajaSdo uaSfiMZ }aq uaMBBjqquaM jaufitu uasuojj jaq joop tuaq dooq ap ui 'jb fitn uba ujojBBp tuaq appnqos qj -uaqqaq aj tuaq uba ?sb[ uajaaq uba duqosjazaS ui tuo uapaj uaaS qooj }sp ajx puoA ooz 'ufiz a} fiui lain jafijA ibm paq punS L 6 eindelijk losbarstende. Hij was vol moed, en de Markies had reeds werk genoeg gehad om hem zoolang tegen- te-houden. //Gij bewijst er mij werkelijk geen dienst mede, mijnheer de Pombal," vervolgde hij, zich zachtjes van zijn vriend losmakende. //Met uwe toestemming zullen deze heer en ik dat zaakje in orde brengen." //Dat past mij beter," zeide ik, even goedkeurend knikkende, terwijl de Markies tegelijkertijd zijne wenk brauwen fronste. //Vergun mij u den weg te wijzen." Zaton's eethuis was nog geen honderd passen van St. Jacques, la Boucherie verwijderd, en de helft van het gezelschap ging met ons mede. De avond wa^kil, het licht in de straten flauw, en de straten zelve smerig en slikkerig. Weinig menscben waren er in de Rue St. Antoineen ons troepje, dat eenige uren vroeger ongetwijfeld een oploopje zoude veroorzaakt hebben, ging ongemerkt voorbij, en bereikte zonder eenige moeite den geplaveiden driehoek, die vlak achter de kerk ligt. In de verte zag ik een wacht van den Kardinaal voor den steiger van het nieuwe Hotel Richelieu op en neer loopenen een oogenblik bracht mij het gezicht van de uniform tot nadenken. Maar het was reeds te laat om aan berouw te denken. De Engelschman deed terstond zijn jas uit. De mijne evenwel knoopte ik tot boven aan de keel toe, daar de avondlucht kil was. Toen wij ons gereed maakten en het grootste gedeelte van het gezelschap geneigd scheen mij min of meer af-te-vallen, voelde ik een hand op mijn arm, en mij omkeerende, zag ik den kleinen kleermaker, bij wien ik toen ter tijd in de Rue Savonnerie woonde, 's Mans tegenwoordigheid was op zijn minst genomen, ongewenscht; en alhoewel ik hem soms, bij gebrek aan beter gezelschap, ver- HOOFDSTUK 1. In Zaton's eethuis. //Gemerkte kaarten!" Een twintigtal bezoekers stond om ons heen, toen de dwaas, niet wetende met wien hij te doen had en nog veel minder hoe hij als een eerlijk man zijn verlies moest dragen, deze woorden naar mijn hoofd slingerde. Hij dacht, ik ben er zeker van, dat ik hem zou uitschelden en uitvloeken als de eerste de beste proletariër dat doen zou. Maar dat deed Gil de Bérault nooit. Toen hij gesproken had keek ik hem zelfs eenige seconden niet aan. In plaats daar van onderzocht ik met een glimlach wel-te-verstaan hoe de kring van omstanders het geval opnam, en bemerkte, dat ik voor niemand, dan voor De Pombal, vrees behoefde te koesteren; daarop stond ik op en keek met een barsch gelaat, dat, ik wist het maar al te goed, anderen en meer ervaren mannen zoo dik wijls ontzag ingeboezemd had, den dwaas strak aan. //Gemerkte kaarten, mijnheer de Engelschman?" zeide ik grijnslachend. »Men heeft mij weieens verteld, dat zij gebruikt worden om geoefende spelers doch niet om onervaren schooljongens erin te laten loopen."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 8