MOHAWKS. VAlf Miss M. E. BRADDON. Naar het EiujtUch. 59) O, die schitterende droom, dien zij gedroomd had, zou nooit werkelijk heid wordenDat heerlijke vizioen van dat leven in het zonnige Zuiden, een leven, dat een eindeloos minnelied zou geweest zijn vrolijk, zachtkens daarheen kabbelend, welluidend als een ballade van Suckling of Prior. De reis, met al hare pleisterplaatsen waarvan hare verbeelding zich zulk een liefelijke voorstelling had ge vormd het vrije leven, niet ge drukt door banden of vormen, noch door de plichtplegingen van het Hof een leven, dat zij om zijn zelfs wil zou leven, en niet om een goed fi guur te maken bij anderen dat alles was dus een illuzie geweest en niets meer. En hij verijdelde nu alle hoop voor haarhij liet haar over aan de macht van den echtgenoot, van wien zij een afgrijzen had wiens pracht- lievendheid haar walgde. Hij deelde haar mede, dat het in haar belang het best was, dat zij scheiddendat een goede naam het kostbaarst klei nood is van het leven eener vrouw dat hij in de stille eenzaamheid had gepeinsd over het offer, dat zij op het punt geweest was hem te bren gen en dat nadenken hem overtuigd had, dat hij een laaghartige schurk zou zijn, als hij zulk een offer aan nam. Niettegenstaande hij haar harts tochtelijk liefhad, én haar toegedaan was met geheel zijn hart, gebood zijn eer hem, haar voor altijd vaarwel te zeggen. „Lafaard, lafaard, lafaard!" siste zij tusschen haar op elkaar geklemde tanden, toen de eerste onstuimigheid harer smart een weinig was geluwd. Toen rees zij in haar toorn over eind, rijzig als Juno, rechtstandig als een pijlschicht, en zeide tegen Her- rick, terwijl zij hem met een grijn zende glimlach aanzag. „Nu, mijnheer, we hebben zijne lordschap en ik onze komedie afgespeeld, en 't is wat korter dan ik me voorgesteld had, dat het wezen zou; het gordijn is gevallen, en de kaarsen zijn uit; de toeschouwers kunnen allen weder naar huis gaan. Is het geen weddingschap van zijner lordschaps zijde geweest, dan was het toch in allen gevalle een aller aardigst spel. Ik erken, dat gij en hij het spel gewonnen hebtge zijt voor mij eene te krachtige tegenpar tij geweest." Zij maakte voor hem eene diepe neiging, eene dier bevallige, onder danige buigingen uit de moesjens- en poederperiode, waarvan de kunst verloren is gegaan. Zij veegde den grond met den sleep van haar bro kaat-zijden kleed en rees weder over eind, als een zwaan, of als een nieuwe Yenus, verrijzend uit de golven van zijde en kant. Zij had de tra nen van hare wangen gewischt en toen terstond daarop de lakei binnenkwam, om de kaarsen aan te steken, was er geen spoor van smart meer op haar gelaat te bespeuren, behalve een onnatuurlijke bleekte en het koortsachtig rood op elk der wangen, dat die doodelijke bleekte nog te meer deed uitkomen. „Is het al te vrijpostig misschien, Mgnheer Durnford, als ik u thans goeden avond wensch?" vroeg zij toen de lakei zich had verwijderd. „Neen, Lady Judith, ik wil geen oogenblik langer misbruik maken van uwe beleefdheid." Hij maakte eene buiging en zou vertrekken, toen zij hem staande hield. „Er zou een wageu komen om mijne koffers naar New Cross te vervoeren," sprak zij. „'t Zal eene dwaze vertooning zijn, als mijne bagage dien weg op verzonden wordt; terwijl ik „Dat is al voorkomen, mevrouw, de wagen komt niet; daarvoor heb ik een uur geleden al gezorgd." „Dan hebben we niets meer te bespreken, en zijne lordschap behoeft niet te vreezen, dat zijn grap noodlottige gevolgen zal na zich sleepen." „Lady Judith, ik ben er van over tuigd, dat gij beter weet dan „Ik weet niets, mijnheer, behalve, dat men mij voor den gek gehouden heeft," antwoordde zij, en haar oogen schoten vonken onder de donkere wenkbrauwen. „Maar waarom hebt ge toch zoo lang werk met afscheid te nemen? Goeden avond, mijnheer, goeden avond." Met trillende hand trok zij aan een schellekoord, en een luid geschel weêr- klonk door het stille huis. Twee la keien kwamen toeschieten, zeker in de meening, dat er het een of ander niet in den haak was. „De deur!" zeide zij. „Geleid Mr. Durnford naar zijn draagstoel." Zoodra hij vertrokken was, liet zij zich op haar sofa nedervallen, scheur de het kunstig uitgewerkte gebouw van gepoederde lokken, dat op haar hoofd prijkte, naar beneden, rukte haar keurs open, en gaf aan hare zenuwen vrij spel. Zij lag daar, met het gelaat naar beneden gewend op de sofa, geheel ontsteld en verslagen, zooals Kleopatra na den zeeslag bij Actium, toen Caesar's vlugge galeien zich op haar geworpen hadden, zooals de havik zich werpt op de duif, en al de opgewondenheid eener ijdele hoop was voorbij. Zij lag daar aldus wel een kwar tier lang 't waren vreeselijke oogenblikken en toen rees zij plotseling overeind en spoedde zij zich naar hare kleedkamer, die daar naast was. Hier verwisselde zij haar brokaat- zjjden japon met een nachtgewaad van Indiesche zijde, wiesch haar oo gen met welriekend water, en bond hare loshangende hairen weder samen, voordat zij hare Pransche kamenier schelde. „Ik ben van plan veranderd, Féli- cité," zeide zij; „ik ga naar het speelpartgtjen bij Lady Townley. „Mijn hoofdpijn is over." „Félicité beweerde, dat deze mede- deeling haar in verrukking bracht, stuurde bedienden naar alle kanten uit, om den kapper en den draag stoel van Mylady te bestellen, stak de kaarsen aan in Mylady's boudoir, bracht juweelkistjens, satijn, slepen, brokaat-zijden japonnen, geborduurde rokken te voorschijn, opdat hare ge biedster daaruit eene keuze mocht doen. „Ik wil me in 't wit kleeden," zeide Judith, zonder ook zelfs maar van terzijde een blik te werpen op al dat moois; „geheel in 't wit. 't Is een dwaze gril, Félicité: ik wil me het voorkomen geven eener bruid." „Uwe ladyschap heeft in haar voorkomen altijd iets van eene bruid, eene frissche, jeugdige schoonheid, die altijd het gelaat van alle ande ren in de schaduw stelt," beweerde de Franjaise. „Frisch, jeugdig!" riep Judith uit. „Spot niet met me, meisjenIk ben er me van bewust, dat ik er uitzie als de toovenares van Endor. Maar ik wil me voor de aardigheid eens uitdossen als eene bruid." En zoo, oogverblindend in wit satijn en wit fluweel, geborduurd met klei ne parels, met een snoer onschat bare paarlen tusschen hare gepoeder de lokken, en met een bos sneeuw witte struisveeren, die over haar ivoorblanke schouders heenhingen, verscheen Lady Judith Topsparkle op het speelpartijtjen van Lady Townley, waar een uitverkoren ge zelschap bijeen was. Chesterfield was daar, trotsch op zijne zending naar Den Haag, eene betrekking, die tot nu toe slechts aan de meest bevoor rechten gegeven was. Hervey en zijne schoone jonge vrouw bevonden zich daar te midden van de vrolijk ste vernuften en Pulteney gaf woord spelingen in 't Grieksch ten beste, terwijl hij met zijn vierde flesch be zig was; en Bolingbroke, wiens ge makkelijk, gelijkmatig humeur er niet onder leed, al dronk hij ook nog zoo veel. De fraaie vernuften en de beaux verdrongen zich allen om dit schit terende schepsel, welks onbeschaamd heid hen meer aantrok en bekoorde dan de beminnelijkheid van andere vrouwen, en dat hen allen op een afstand kon houden, maar in weer wil daarvan hen aantrok, zooals de magneet dat het ijzer doetdat hen om haar heen deed fladderen en hen haar deed volgen van het eene ver trek naar het andere, en toch nooit een al te vriendelijk woord sprak, of antwoordde op een al te vurigen blik. Voor één slechts was zij vrien delijk en lief geweestvoor één slechts hadden die schitterende oogen een uitdrukking van leedere zachtheid gekregen. Heden avond was zij op haar vrolijkst. Hare buitengewone leven digheid trok ieders aandacht, en de vrouwen sloegen haar gade met boos aardige sluwheid. „Lady Judith moet verbazend ver loren hebben met het ombre spel," zeide eene dier dames. „Er is iets gemaakts in die levendigheid en vrolijkheid van haar, waarachter eën of andere heimelijke boezemsmart verborgen is." „Mogelijk heeft zij wel veel geld verloren met weddingschappen bij de wedrennen," merkte een andere op. „Ik heb gehoord van hare wedding schap met dien schavuit van een Wharton." „Of misschien heeft zij wel ruzie met Lavendale gehad," waagde een snibbige moeder van drie leelijke dochters te gissen. „Hoe is die zaak weer aangegaan 't Is begonnen op den dag, dat hij weer in Engeland is teruggekomen, geloof ik. Zij hebben de historie weêr opgevat op dezelfde bladzijde waar zij uitgescheiden waren. Het eenig ver schil was Mr. TopBparkle, en die schijnt de goedhartigheid in eigen persoon te zijn." Durnford verscheen eerst laat in dit gezelschap, na eene zeer onstuimige zitting in het Huis der Gemeenten, waar Walpole met alle kracht zijne Belasting-Wet verdedigd had, en hij verbaasde zich niet weinig er over, Lady Judith daar te zien, te midden van een kring van aanbidders. Hij had eene Niobe achtergelaten en vond nu hier eene Juno, schitteren de in al de heerlijkheid van haar door pauwen getrokken wagen. Mr. Topsparkle had zich van Soho Square herwaarts begeven, toen hij verno men had, dat zijne vrouw van voor nemen veranderd, en naar de speel- partij bij Lady Townsley gegaan was. Zij kon hem niet uit zijn hu meur brengen door al te wispelturig of al te verkwistend te zijn, niet tegenstaande hij hare speelschulden betalen kon. Wanneer zij zich ern stig voordeed, dan verdacht hij haar. En hij had haar den vorigen avond in Vauxhall verdacht. Die langduri ge afwezigheid met Lavendale had zijn toorn gaande gemaaktwant in zijn hart was hij altijd jaloersch ge weest op dien voormaligen minnaar van haar, en toen had hij, terwijl hij geveinsd had te slapen, die twee gadegeslagen en gezien, hoe zij daar met elkander hadden zitten te fluis teren onder den avondmaaltijd, en hij was voor zich tot zekerheid ge komen, dat er kwaad achter schuilen moest. Hij had, toen hij dienavon! met zijne vrouw op Soho Square aangekomen was, gezinspeeld op zijne vermoedens, en zij had zich aangesteld als de beleedigde onschuld, en op de heftigste wijze aan hare verontwaar diging lucht gegeven. Tegenbeschul- digingen van de bitterste soort waren gevolgd: hij had haar hare buiten sporigheid, haar hartstocht voor dobbelsteenen, kaarten, loterijen en wedrennen verweten; hij had Op haar geschimpt, en haar voor de voe ten geworpen, dat zij als meisjen arm geweest was, en al haar best gedaan had, om een rijken echtge noot in haar strikken te vangen. „Heb ik getracht u in mijn strik ken te vangen had zij op hoonenden toon gevraagd. „Zijt gij niet voor mij op de knieën gevallen, alvorens het bij me kon opkomen, u als mijn echtgenoot te begeeren?" „O, ge hebt je rol met talent gespeeld," had hij geantwoord. „Ge wist zeer goed, dat een man van mijn stempel in te rekenen was door vertoon van onafhankelijkheid. Ge waart eene te oude oplichtster, om niet den prijs uwer waar te kennen „Verkoop mij weêr," had zij uit geroepen, „indien ge meent, dat ge mij te duur gekocht hebt! Verkoop me aan hem, die het meest voor me biedt. Er is geen man in Londen, wien ik niet liever zou toebehooren dan aan u." „Aan uw voormaligen minnaar, Lavendale, bij voorbeeld." Ja, aan Lavendale. Ik wilde liever zijne slavin dan uwe koningin zijn." „Maar gij zijt met dat al nog niet van mij af. Ge deed beter met ge duld te oefenen en te wachten tot ge mijne weduwe zijt." De woorden twist was al scherper en scherper geworden, en eindelijk had Mr. Top sparkle zijn voornemen aangekondigd, om zijne vrouw naar Ringwood Ab bey over te brengen. „Gij kunt daar in enger omgeving voor koningin spelen," had hij ge zegd. „Bedoelt ge, dat het daar gemak kelijker zal zijn, mij te bewaken?" „Juist, dat is het wat ik bedoel. Gij zijt een te wilde vogel, om zon der koord te laten vliegen." Daarna had Mr. Topsparkle een kort onderhoud gehad met zijn ouden dienaar, Monsieur Fétis, die, als hij in Londen was, zijn tijd verdeelde tusschen Soho Sqaure en zijn eigen etablissement in Poland Street, waar eene dikke Fransche vrouw de zaak dreef gedurende zijn afwezigheid, eene vrouw, geboortig van Pórigord, met een scherp oog en een fijnen neus voor truffels, en die den naam had, zekere gerechten beter te kun nen toebereiden dan de beste Chef de Cuisine in de wijken der aanzien lijken in Londen. Monsieur Fétis had op zich genomen Mylady in 't oog te houden. Zij was niet de eerste sultane, die hij voor zijn sultan be waakt had. Hij was het geweest, die aan Mr. Topsparkle, toen deze, terug komende van den maaltijd in Guild hall, uit zijn draagstoel sprong, had medegedeeld, dat Lady Judith weêr op haar verhaal gekomen was, en zich naar de speelpartij ten huize van Lady Townley begeven had. „Heeft zij ook eenig bezoek ont vangen, nadat ik ben uitgegaan?" had Topsparkle gevraagd. „Niemand, behalve Mr. Durnford. Hij kwam tegen donker, en is om streeks een half uur bij Mylady ge bleven." Omstreeks een half uur," her haalde zijn meester op wreveligen toon. „Ge zijt met eene wacht belast mijnheer, en had me precies moeten kunnen mededeelen, hoelang die heer daar zich opgehouden heeft." Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6