MOHAWKS. VAN Miss M. E. BBADBON. Naar het Engehch. 62) „Vivyan Topsparkle lieeft nooit den drempel van mijn laboratorium overschreden. De man, over wien ik spreek, was zijn dienaar en werktuig, en een erger schurk dan hij zelf was, die hem in alles overtrof, in be kwaamheid, in listigheid, in niets ontziende goddeloosheid. Satan zelf, geen andere booze geest in de hel, kon hem overtreffen." „Bedoeld ge zijn ame damnée, zijn knecht en vertrouweling, Fétis?" „Ja, Fétiseen man van onge- meene bekwaamheid, een man, die als wetenschappelijk scheikundige had kunnen uitmunten, ware hij minder eerloos van karakter geweest, een man van onbegrensd talent, die elke hem verleende gave tot de laagste doeleinden misbruikt heeft. Ik ben zoowel zijn leermeester als zijn slachtoffer geweest." „Deel me alles mede wat u aan gaande hem bekend is, en laat mij u behulpzaam zijn, om u op hem te wreken, indien hij u ooit onrecht gedaan heeft," zeide Lavendale, op gewonden. „Ik had goede reden om den meester te haten, maar ik had geen vooroordeel tegen den knecht; en toch, van het oogenblik af, dat ik hem eerst in een Londensch chokolade-huis heb gezien, tot de laatste maal dat ik hem voorbij liep in de vestibule van Topsparkle's huis op Soho Square, heb ik mjj als bij instinkt afgestooten gevoeld van dien sluiken Franschman met zijn wassen gezicht, als van een walgelijk insekt, welks ergste eigenschappen ik slechts kon vermoeden. Ik walg van hem, zooals ik van een kat walg, zonder te weten waarom. Indien hij eenige misdaad gepleegd heeft, in 't ver leden, waarvoor men hem heden kan doen straffen, laat mij u behulpzaam zijn, om te bewerken, dat die ver gelding hem treffe." „Er zijn misdaden, die niet ge makkelijk te bewijzen zijn. Ik heb hem leeren kennen als een allerlaag- hartigsten kerel, als den bekenden bemiddelaar, den verderver der on schuld. Ik geloof, dat hij een heimelijk giftmenger geweest is." „Houdt gij het er voor, dat hij de hand gehad heeft in den dood van Topsparkle's Italiaansche minnares." „Ik geloof, dat hij haar moordenaar geweest is. Hij is van dit tweetal de vermetelste schurk. Zijn meester zou zich door zijne zelfzucht hebben laten weerhouden van het plegen van een moord. Zelfs de gloeiendste jaloezie zou hem zich niet hebben doen wagen aan het gevaar van de galg. Hij is in staat eene misdaad te beramen, maar mist den moed om ze uitte- voeren." „Deel me al uwe vermoedens me de, en zeg me, wat grond gij er voor hebt," hernam Lavendale dringend; „gij weet wel, dat gij mij vertrouwen kunt gij weet, dat ik uw vriend ben." „De eenige vriend, dien ik in den loop van meer dan veertig jaar gehad heb," antwoordde de oude man, met een onbeschrijflijk teedere uitdrukking op het gelaat, alsof hij al de liefde voor menschen, die nog in hem was overgebleven, in deze weinige woor den uitsprak. „Ja, gij zijt een vriend geweest voor een oud, krank, arm man, drie dingen, welke de zelfzuch tige wereldling haat. Gij de man, die anders genot als het hoogste goed beschouwdet, zijt van uw gewonen weg afgeweken, om een hopelooze bij te staan, ge hebt u het lot van een onbekende aangetrokkenzijn leven, waarvan het einde nabij scheen, hebt ge verlengd, de bijna uitge doofde vlam hebt ge weer aange wakkerd. Al wat ik ben en al wat ik hoop te worden ben ik aan u ver schuldigd. Zoo ik ooit slaag in 't groote werk, waartoe ik me geroepen voel, dan zal het uw werk zijn." „Schenk me dan uw vertrouwen verberg niets voor me van dat verleden van u, tot hetwelk Yivyan Topa parkle in betrekking heeft gestaan. Ge kunt me geen grooter dienst be wijzen, dan me behulpzaam te zijn, om het karakter van dien man te leeren begrijpen. Ik dorst er naar, dienaangaande meer te weten te ko men. Wellicht kan het me niet van eenig nut zijn. Wat kan ik doen om mijne geliefde te beveiligen tegen den meester, aan wien zij als slavin ver kocht is Die band kan niet verbroken worden, tenzij zij zichzelve ten val brenge en zich met oneer en schande overlade 1 Zij moet tot aan het einde haars levens hare gouden boeien blijven dragen. Maar ik moet alles weten ik moet alles weten." Hij had in afgebroken volzinnen gesproken, vol hartstochtelijke opge wondenheid, al heen en weêr loopende in de ledige ruimte voor de fornuizen. De hooge breede vensterramen werden nu verlicht door het eerste, nog flauwe ochtendrood. Bij dat licht zag beider gelaat er fletsch en verwilderd uit maar het gelaat van den leerling vertoonde sporen van verval, welke het gerimpelde gelaat des meesters niet vertoonde, 't Gelaat van den jongen man sprak van een verwoest leven, van gezondheid en lichaams kracht, die voor goed verspeeld waren. Het gelaat des ouden mans sprak alleen van tijd en arbeid't was als een perkamenten masker verlicht door de vlam der hope en der ver wachting. „Ik wil u ten volle mijn vertrouwen schenken," antwoordde Yincenti, na geruimen tijd gezwegen te hebben. „Ik ben altijd voornemens geweest, te zorgen, dat hetgeen mij bekend is aangaande de goddeloosheid van dien man, en die van zijn laaghartig werk tuig, Louis Fétis, niet verloren ging Indien ik het ten uitvoer brengen van dit voornemen telkens heb uit gesteld, 't is hierdoor veroorzaakt, dat ik al mijne gedachten bepaald heb bij de hoop op de groote ont dekking alle persoonlijk lijden heb laten overvleugelen door mijn ijver in het zoeken naar waarheid. En bo vendien, men had me gezegd, dat Topsparkle in een klooster boete deed voor zijn goddeloos leven aldus vooruitloopend op het Goddelijk Oor deel door zelfskastijding en zoo is 't me mogelijk geweest mijne zucht naar wraak te laten slapen. Maar uwe beschrijving van zijn onbeschaamd pronken met rijkdom en wereldsche pracht, van zijn triumf in het bezit eener schoone vrouw, van de om standigheid, dat geheel Londen hem vleit, dat heeft den slapenden leeuw wakker gemaakt. Ik heb veel aan hem gedacht sedert dien nacht ik heb ook gedacht aan haar, die hem hare liefde en haar vertrouwen geschonken had." „Zij bestond u in den bloede," riep Lavendale uit; „ik heb het dadelijk vermoed, toen gij dien nacht voor de eerste maal over haar spraakt. 't Was bijna onmogelijk, dat gij u het on recht, een vreemde aangedaan, zoo zoudt hebben aangetrokken." „Ge hebt het goed ingezien. Zij was mijne kleindochter, de eenige dochter mijns eenigen zoons de krystallizatie van vele geslachten, inkrimpend tot op een punt. Zij stamde af van eene der góede oude families van Venetië, een geslacht even oud als dat der Medicis, en achtenswaardiger, want het was niet bevlekt door verraad of misdaad. Kort na den dood haars vaders, toen de herinnering aan dien dubbelen moord nog levendig bij me was, toen mijne smart mij nog o, zoo fel, folterde, heb ik een verhaal op schrift gebracht van de goddelooze historie dat ik u zal laten lezen „Nu dadelijk Ja er bestaat geen reden, om het uittestellen. Het stuk ligt in gindsche lade, en ik kan het gemakkelijk voor u vinden. Lees het, en prent elk woord er van iii uw geheugen, en breng me dan het stuk terug. Ik heb nog geen besluit genomen aangaande de bestemming van het stuk. Vivyan Topsparkle's misdaad is buiten het be reik van de wet, maar ik kan hem tenminste ontmaskeren." „'t Is waar," zeide Lavendale, „de openbaarmaking van die geschiedenis zou hem het brandmerk der eerloosheid op het voorhoofd drukken, en allen, behalve de allerlaagste klasse zijner pluimstrijkers en vleiers, zullen liem natuurlijk den rug toekeeren. Maar door die halfvergeten beschuldiging weder op te warmen, zou lady Ju dith benadeeld worden. Zooals de zaken nu staan, kan zij tenminste het genot smaken van den prijs, waar voor men haar heeft verkocht: pracht, weelde, voornaam gezelschap, aan zien bij de groote wereld. Ontneem haar die voorrechten, en haar toestand zal troosteloos zijn." „Ge blijft u zeiven alles behalve gelijk," merkte Vincenti op. „Een oogenblik geleden verlangdet ge vu rig u te kunen wreken op den man, die u uwe geliefde ontstolen heeft." „Ja, indien ik hem kon treffen, zonder haar te schaden; maar bij eenig nadenken gevoel ik, dat ik dat niet kan. Hare pozitie als aanzienlijke dame is haar kwetsbaarste punt. Hem te vernederen zou tegelijk zijn haar te vernederen. Maar wees nu zoo goed mij uw manuskript te geven. Ik zal het u over een uur teruggeven, tenzij het langer mocht zijn dan ik vermoed." „Neen, het is geen lang verhaal," antwoordde Vincenti, terwijl hij zich naar een oude latafel begaf, die vol boeken en papieren was. Het manuskript lag in een ijzeren geldkistjen onder in de lade. Vincenti moest een hoop papieren van zijn plaats halen, alvorens hij bij het kistjen kwam, 't welk hij opensloot met een sleuteltjen, dat aan zijn horlogeketting hing. Het handschrift bevatte omstreeks een half boek Bath postpapier, dicht beschreven met kleine regelmatige lettershet papier was geel, de inkt bleek geworden in den loop der jaren. „Dit verhaal is veertig jaar gele den geschreven," zeide Vincenti, toen hij het manuskript aan Lavendale ter hand stelde. „En waart gij toen oud genoeg om eene volwassen kleindochter te heb ben vroeg Lavendale, zeer begeerig wat meer te weten aangaande een onderwerp, waarover hij zijn vriend nooit rechtstreeks had durven onder vragen. „Ik was toen zeventig jaar oud. Ge ziet, dat ik, hoe onvolkomen mijne kennis ook wezen moge, tenminste bekend geworden ben met het geheim om het leven zijn gewone grenzen te doen overschrijden." „Ge zijt een wonderlijk mensch," „Ik heb geen levenskracht verspild aan de dwaasheden, welke de men schen genot noemen," antwoordde Vincenti op rustigen toon, terwijl hij terugkeerde naar zijn distilleerketel, en zijn geheele aandacht vestigde op het chemiesch proces, waarmede hij bezig was. 't Was in zekeren zin eene vol doening, in andere opzichten eene teleurstelling voor den leerling, de juiste maat van het leven des mees ters te ontdekken. Hij had halfver- wacht te zullen hooren van een le ven, dat zich uitstrekte over de duis ternis van vervlogen eeuwen, van een bestaan, dat aangevangen was in de dagen van de vroegste proefnemers, toen de chemie nog in hare kindsheid wasen dat Vincenti zich zou kunnen herinneren met Albertus Magnus of Nicolas Flamel omgegaan te hebben, toen deze op aarde leefden. De jaren, welke Vincenti beweerde beleefd te hebben, overschreden de gewone grens, maar 't was toch een ouder dom, dien een man, met een zeldzaam krachtigen aanleg, met inachtneming eener buitengewone matigheid, op deze planeet kon bereiken, als hij maar zijn levensdraad wist uit te spinnen door eene zorgvuldige ver mijding van eiken gevaarlijken in vloed. Er was niets noodzakelijk bovennatuurlijks in het feit, dat Vin centi zijn honderdtiende jaar had bereikt, en desniettemin het voor komen had van een man van vijf-en- zestigjarigen leeftijd. HOOFDSTUK XXIV. Toen hij alleen was in zijne stu deerkamer, verslond Lavendale den inhoud van het manuskript. 't Was geschreven in 't Italiaansch, eene taal, die hij volmaakt goed verstond, en waarin hij zich dikwijls met zijn ouden vriend en leermeester placht te onderhouden. „In 't jaar 1686, zijnde het voor laatste jaar, woonde ik, Nicolino Vincenti, goudsmid van mijn bedrijf, te Venetië, op het Grand Canal, met mijn eenigen zoon Philippo Vincenti, en zijn eenig kind en veelbelovende dochter, Margharita, een meisjen van opmerkelijke schoonheid en evenzeer opmerkelijk talent; ik mag zeggen, dat zij geboren was met de gave der muziek, daar zich reeds in haar muziekaal genie openbaarde op zoo vroegen leeftijd, dat het meer een herinnering aan de sferen des hemels scheen te zijn, dan wel op aarde verworven kennis. Zij was opgevoed in het klooster, waar hare gaven zich heerlijk ontwikkeld hadden. Zij zong beter dan La Boverina, die toen prima donna was bij de Venetiaansche opera, en zij speelde met uitverkoren smaak op het klavecimbel, 't Was een waar genot voor haar vader, haar te hooren spelen en zingen, gelijk het zijn trots en grootste vermaak was, hare toenemende schoonheid gade te slaanen, had hij in onaf hankelijke omstandigheden verkeerd, hij zou zeker zijn geheele leven in haar gezelschap hebben doorgebracht maar hij had zijne zaken als goud smid en juwelier, van welke hjj voor zijn levensonderhoud afhankelijk was. Hij had een weekgeld overgespaard, voldoende om hem tegen gebrek op zijn ouden dag te beveiligendoch hij was niet rijk en hoopte nooit rjjk te zullen worden. Hij was te zeer een kunstenaar, en te ver verheven boven het peil van den koopman, in verstandelijke ontwikkeling en bescha ving, om ooit fortuin te kunnen ma ken. De ware koopmansgeest was niet in hem. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6