MOHAWKS.
YAM
Miss M. E. BRADDON.
Naar hat Engeltch.
64)
„Eene week verliep, nadat dit was
voorgevallen, en in dat tijdsverloop
zag ik Louis maar een paar avonden,
gedurende welke hij zich hoofdzakelijk
wijdde aan zijne studie van de ver-
giftleer. Bij eene dezer gelegenheden,
toen ik geërgerd was geworden door
de martelingen, welke hij eenen weer-
loozeu hond had aangedaan, dien hij
dien avond op straat had opgevangen,
en waarop hij proeven had genomen
betreffende de uitwerking van kleine
hoeveelheden akoniet, verweet ik
hem, dat hij zulke onmenschelijke en
noodelooze proeven nam.
„Ik stem u toe, dat het eene ietwat
ziekelijke liefhebberij is," zeide hij,
„maar zoolang ik in Italië geweest
ben, heb ik de geschiedenis uwer
Borgias en uwer Medicis bestudeerd,
en nu is het een philosophisch genot
voor me, mij eene voorstelling te
vormen van hunne denkbeelden, en op
kleine schaal zelf iets te ondervinden
van 't geen hun gemoed in beroering
bracht. Ik stel me nu voor, dat deze
straathond een machtige vijand is,
wiens leven ik langzaam ondermijn
ik gevoel iets van hetgeen er moet
zijn omgegaan in uw Italiaansche
Catherina, onze Koningin-moeder,
toen het brooze lichaam haars zoons
langzaam wegkwijnde onder de toe
passing harer duivelskunsten, om zoo
ruimte te maken voor dien anderen
zoon, wien zij zooveel meer liefde
toedroeg."
„„Spreek niet van liefde; zulk
eene vrouw was niet vatbaar voor die
edele aandoening!" riep ik uit.
„Geslepenheid en zelfzucht waren de
hoofdbestanddeelen van haar karak
ter, en indien zij aan Ilenri de voor
keur gaf boven Charles, 't was alleen,
omdat zij meende Frankrijk gemakke
lijker te kunnen regeeren met Henri
als uitvoerder van haren wil."
„Ik was geërgerd en boos. De
leerling, van wien ik veel gehoopt
had, had den rug toegekeerd aan de
verheven hoogten der wetenschap,
om zich af te geven met beuzelingen,
om het geknoei van den barbier en
den kwakzalver, van den verkooper
van vergiftigde handschoenen en ver
giftigde zakdoeken in praktijk te
brengen.
„„'t Is jammer, dat ge niet geleefd
hebt in de dagen van Catherina de
Medicis," zeide ik eens tegen hem;
„ge hadt dan om Cosme Ruggieri's
gunst kunnen dingen, en u een schoon
fortuin kunnen verwerven."
„„Ik vrees, dat ik nooit rijk zal
worden door de goudmakerij," ant
woordde hij.
„Daarna legde hij zich niet meer
op de vergiftenleer toe, en scheen
hij weder al zijne belangstelling te
wijden aan mijne studies. Hij was
een man met opmerkelijke geestes
gaven toegerust, en hij had er slag
van eene belangstelling voor te wen
den, die veelal doorgaat voor sym
pathie. Ik weet nu, dat hij trouweloos
was in de wetenschap, gelijk in al het
andere, en dat hij van mijn laboratori
um en van mijne kennis gebruik
maakte, alleenlijk als van een middel,
om zich te volmaken in de kunst,
om heimelijk moorden te begaan. Of
hij de vergiften bestudeerde met de
opzettelijke bedoeling ze bij de eerst
zich aanbiedende gelegenheid te ge
bruiken, dan wel, of zijne donkere
ziel een vermaak vond in het ver
mogen, om kwaad te doen, zonder de
werkelijke bedoeling om eene misdaad
te begaan, dat is me onbekendmaar
dit weet ik wel, dat hij, voordat hij
mijn laboratorium verliet, door lectuur
en door het nemen van proeven, zich
de nauwkeurigste kennis van ver
giften, hunne uitwerking, en de be
wijzen van hunne aanwezigheid had
verworven.
„Omstreeks eene week na dien
avond, waarop Louis mijne klein
dochter voor haar klavecimbel had
zien zitten, deelde mijn zoon mij
met eenen zegevierenden blik mede,
dat de rijke Mr. Topsparkle, de
rijkste Engelschman, die ooit Venetië
had bezocht, in zijnen winkel was ge
weest, verscheiden door hem ver
vaardigde voorwerpen had bezien, en
eenen beker met een deksel, ten deele
verguld en bezet met agaath-steenen
en lapis lazuli, in de manier van
Cellini, besteld had. Mijn zoon ver
heugde zich als kunstenaar ten zeerste
over deze opdracht, en was bijna
onverschillig ten opzichte van het
geldelijk voordeel, dat deze arbeid
hem zou afwerpen.
„„Hij is nog een heel jong man,"
vertelde hij mij, „maar zijne kennis
van de schoone kunsten is verbazing
wekkend. Ik geloof waarlijk, dat hjj
elk meesterstuk van Cellini kent,
want terwijl wij spraken over den
vorm van den beker, dien ik voor
bem maken moet, teekende hij op
zijn minst twintig verschillende vor
men van bekers en deksels, alle naar
Cellini, zoo maar vlugweg met zijn
potlood. Hij is een uitnemend teeke
naar, maar muziek, zoo heeft hij mij
gezegd, is zijne voornaamste liefheb
berij."
„Eene week later werd me mede
gedeeld, dat Mr. Topsparkle, toen
hij bij mijnen zoon was aangekomen,
om te zien, hoever de beker gevor
derd was, Margharita had hooren
zingen en verzocht had aan de
zangeres te worden voorgesteld. Hij
was een uur lang gebleven, om naar
haar gezang te luisteren, en was
blijkbaar verrukt geweest over haar
talent.
„Had ik wat meer wereldwijsheid
bezeten, ik zou me dadelijk veront
rust hebben, bij de herinnering aan
't geen ik in het koffiehuis gehoord
had betreffende het karakter van den
Engelschman. Maar ik was te zeer
verdiept in mijne studies, om een
open oog te hebben voor eenig gevaar,
dat niet de geheimen van mijn labo
ratorium bedreigde. Ik vernam wat
er was voorgevallen, zonder dat het
eenigen indruk op me maakte.
„Yan dien dag af was Mr. Tops
parkle een trouw bezoeker van de
huiskamer mijns zoons, maar daar
hij mijne kleindochter nooit alleen
aantrof, kon de nauwlettendste vader
ter nauwernood op het denkbeeld
komen, dat eenig gevaar mogelijk was.
„Zóó arglistig wist de verleider
daarbinnen te dringen, zóó volslagen
liet de vader zich een blinddoek voor
de oogen binden, dat de eerste aan
duiding van gevaar deed denken aan
een bliksemflits, die uit de lucht neer
daalde. Op zekeren avond in 't laatst
van den herfst, na zonsondergang en
voordat het nog volslagen duister
was geworden, was Margharita ver
dwenen. Niemand had haar het huis
zien verlaten, maar zij was verdwenen
en daar zij nooit alleen uitging, maar
altijd geleid werd door eene bejaarde
dienstmaagd, die kindermeid zoowel
van hare moeder als van haar zelve ge
weest was, wekte haar afwezigheid
terstond onrust.
„Mijn zoon was als waanzinnig.
Hij bezocht alle koffiehuizen, trok de
geheele stad te voet of in een gondola
door, ging bij zijne weinig talrijke
vrienden aan, begaf zich naar alle
plaatsen, waar hij waarschijnlijk of
niet waarschijnlijk een spoor van zijne
verloren dochter zou kunnen vinden,
maar hij vond er geen. Omstreeks
middernacht vervoegde hij zich bij
mij in mijn laboratorium, om mij
om raad te vragen. Hij was half
dood van vermoeidheid en een doode-
lijke angst had zich van hem meester
gemaakt.
„De grootheid van dezen ramp deed
me opschrikken uit mijne gewone
rustige kalmte, en mijne belangstel
ling ontwaken in 't geen er in mijne
naaste omgeving was voorgevallen.
Mijne deelneming in mijns zoons bit
tere droefheid wekte mijn denkver
mogen tot eene nieuwe werkzaam
heid op.
„„Het moet een van deze drie
dingen beteekenen," zeide ik tegen
hem „een ongeluk, eenen zelfmoord,
of eene ontvluchting met eenen min
naar."
„„Wat voor ongeluk zou er ge
beurd kunnen zijn? Zij kan toch niet
uit een raam of in het water gevallen
zijn, zonder dat we er iets van ge
merkt hebben? Zelfmoord is eene on
mogelijkheid. Eenen minnaar had zij
niet."
„Zijt ge daar wel zoo zeker van
„„Zij is nooit uit mijne oogen ge
weest. Bezoekers hebben we niet
gehad behalve den Engelschman,
die nergens anders om kwam dan
om haar te hooren zingen."
„Dan is die Engelschman de min
naar," zeide ik, en die gedachte drong
zich aan mijne ziel op met al de
kracht eener overtuiging„de En
gelschman is het, die haar wegge
voerd heeft."
„Mijn ongelukkige zoon sprong in
de uiterste radeloosheid overeind.
„„Ik ben het geweest, die hem in
de huiskamer gebracht heb. Ik was
trotsch op zijne bewondering van haar
genie," riep hij uit; „ik heb me
laten misleiden door zijne bestelling,
door zijne listigheid, door zijne mild
heid, door zijne mooie woorden. Maar
haar minnaar, neen, dat is onmogelijk
Er is geene gelegenheid geweest, om
eene minnarij aan te knoopen. Ik
ben altijd aanwezig geweest. De En-
gelsche signor bleef altijd op eenen
afstand met zijne beleefdheidhij eer
biedigt haren stand en den zijnen. Hij
kan haar minnaar niet zijnik ver
klaar, dat het onmogelijk is."
„„Alles is mogelijk voor den ge-
oefenden verleider. Tot dien man
moet ge u richten, als ge eenige
opheldering begeert te ontvangen be
treffende het lot uwer dochter."
„„Ik zal me onmiddellijk naar zijn
huis begeven," zeide Philippo.
„„Ik ga met u." En daarop, me
herinnerende, wat ik in het koffiehuis
gehoord had, zeide ik: „er zijn twee
huizen aan welke wij ons moeten
aanmelden het paleis op het Canal
Reggio, en dat andere geheime ver
blijf, waarover ik Blechts menschen
heb hooren spreken, die niet wisten
waar het was Maar indien er zulk
een verblijf is, het tooneel van ge
heime bacchanaliën, verborgen schan
dalen, dan moeten wij het trachten
op te sporen."
„Wij, vader en zoon, gingen te
zamen de deur uit, en richtten onze
schreden naar het Canal Reggio.
,'t Was, zooals ik verwacht had.
Mr. Topsparkle konden we niet te
spreken krijgen. Hij had Venetië
vroeg op den middag verlaten, deelde
zijn portier ons mede, en had zich
in zijn gondola naar een der eilanden
begeven. De portier wist niet, naar
welk eiland.
„We drongen door tot in de ves
tibule en de aangrenzende vertrekken.
De dienstboden, die voor het meeren-
deel Engelschen waren, lieten ons vrij
passeeren, en hielden ons, geloof ik
voor beambten der Venetiaansche
polilie, die daar kwamen om een
ambtelijk onderzoek in te stellen. Zij
schenen eerst geneigd te zijn, zich er
tegen te verzetten, maar eindigden
met ons te veroorloven de verschil
lende kamers binnen te gaan.
„Zoo liepen we verscheiden recep
tie-zalen door, die alle verlicht en
alle ledig waren, en aan het uiteinde
van die reeks vertrekken kwamen we
in eenen smallen doorgang, over wel
ken een gordijn hing.
„Mijn zoon rukte het gordijn weg,
en toen ik over zijne schouders heen
eenen blik in het vertrek wierp, zag
ik daar mijnen leerling Louis zitten
voor eene schrijftafel, bij het licht
e.ener groote lamp. Hij sprong over
eind en staarde ons verschrikt aan.
„Schurk 1" riep ik hem toe, „gij
zijt het geweest, die uwen meester op
zijne prooi hebt afgestuurd. Gij zijt
Mylord's jakhals geweest. Waar is
mijne kleindochter? Breng me on
middellijk bij haar, anders zal ik u
voor het gerechtshof sleepen, waar
ge u zult te verantwoorden hebben
wegens verleiding van de dochter eens
Venetiaanschen burgers."
„Ik wilde hem bij de keel grijpen,
zooals ik dat met eiken anderen hond
gedaan zou hebben; maar hij wist
me te ontkomen, en zou door eene
binnendeur de kamer uitgeslopen zijn,
als niet mijn zoon hem bij de pand
van zijnen jas gepakt en hem tot staan
gebracht had.
„„Hoe zou ik iets van uwe doch
ter afweten, mijn goede Vincentie?"
zeide hij op luchtigen toon„ik weet
alleen, dat zij zingt als een nachtegaal
en dat zij eene der mooiste vrouwen
is, die ik in Venetië gezien heb. Zulk
een meisje telt zeker haar minnaars
bij twintigtallen. Waarom moet uw
vermoeden juist vallen op Mr. Top
sparkle
„„Hij is de eenige, op wien mijne
vermoedens kunnen vallen, de eenige
die zich aan deze afgrijselijke misdaad
kan hebben schuldig gemaakt, en
dat weet gij zeer goed," zeide ik;
„gij zijt het geweest, die den ver
leider naar ons huis gezonden hebt.
Hij is daar geene enkele maal geweest,
totdat gij hem het slachtoffer aan
gewezen hadt."
„Ik stelde hem toen voor deze
keuzeons onmiddellijk te brengen
naar het geheime verblijf zijns mees
ters, om hem daar met zijn slachtoffer
te verrassen, of met ons te gaan naar
de Venetiaansche politie. Hij weigerde
zoowel het eene als het andere te
doen, en zeide ons, dat de politie
lachen zou om eene beschuldiging, die
op zulke losse gronden steunde.
„„De overheid van deze stad is
te goed bekend met mijnen meester,
dan dat hij het wagen zou, hem
lastig te vallen op eene beschuldiging
als de uwe," zeide Fétis. Hij had
zijnen staf lakeien in onmiddellijke
nabijheid. Geweld zou niets gebaat
hebbeD, en zoo waren we wel ge
noodzaakt het denkbeeld te laten
varen, om dezen schurk naar het
hoofdbureel der politie te brengen.
Maar mijn zoon bleef in de vestibule
van het paleis, terwijl ik me naar
den directeur van politie begaf, wien
ik verslag deed van het verdwijnen
mijner kleindochter, terwijl ik mijne
vermoedens mededeelde betreffende
den man, die haar uit hare woning
gelokt had.
(Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.