HAARLEMSCH
Eerste Blad.
BERICHT.
EDEL METAAL,
Nieuwsberichten,
No. 26. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 86. Zeventiende Jaargang.
144.
van WOENSDAG 3 April 1865.
telephoonnümmer
telephon1sche verbindin8
met AMSTERDAM.
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf— ,25.
franco p. post ,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertmtiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
De ondergeteekenden berichten, dat
de drie Novellen van Vinceht
Loosjes, die als Feuilleton in dit
blad verschenen zijn, te zamen in
één bandje, onder den titel:
voor de abonnés verkrijgbaar zijn, a
ƒ0.50 ingen. en f 0.75 geb.
Haarlem, 4 Maart 1895.
DE ERVEN LOOSJES.
„ONZE LEESTAFEL».
Onlangs versohenen werken op aan
vrage ter bezichtiging te verkrijgen bij
De erven Loosjes, te Haarlem.
a. A. Dilettantismening. ƒ1.
KNOOP (W. J.) Krggs- en geschied
kundige beschouwingen over Willem
den Derde 1672-1697 le afl. compl.
•in 20 afla 0.40.
LEENDERTZ (C. J.) Bali en de Bali-
neezen. Een en ander over land en
Volking. 0.50.
COLOMA S. J. (Pater Luis) Aristocra
ten in Madrid. Roman uit het heden-
daagsche leven der Spaansche groote
wereld. 2 dlning. 5.
HEUKELS (H.) Schetsen uit het Leven
der Dieren I. De meest bekende ge
wervelde dieren van Nederlanding. 1.50.
HEYBLOM (Alex. W. A.) Vierde Zang
boekje voor theoretisch en practisch
onderwijs in den zanging. 0.40.
MVierde leerboekje voor theoretisch
en practisch onderwijs in den zang .ing. 0.30.
XOOY (P. VAN) Examenvragen over
de perspectief, projectie en methodiek
van het teekenonderwijs ten dienste
voor candidaten bij de Akte-examens
l.o., Hoofdakte en Teeken-akte l.o. Met
61 tusschen den tekst geplaatste fi
gurening. 0.40.
Bnitenlandsche nieuw verschenen werken.
BERTILLON (ALPHONSE). Die Ge-
richtliche Photographie (Encyklopiidie
der Photographie Hft. 14ing. 2.60.
CARHART (HENRY S.) Die Primar-
Elemente. Nach der amerikanischen
Ausgabe bearbeitet und erweitert von
PaulSchoop. Mit68 Abbildungen. ing. 5.20.
Handbuch der Ingenieur wissenschaften
III. Der Wasserbau 2e Abth. 2e Halfte
ing. 11.70.
TROMMER (L. E.) Das Eisenbahn-
Verkehrswesening. 1.30.
BOURGET. (PAUL)Outre-Mer (Notes
sur l'Amérique) 2 tomes.380
LOTI (PIERRE) Jerusaleming. 1.90.
TOLSTOï (LÉON) Plaisirs cruels.ing. 1.90.
Bovenstaande werken zyn voorhanden
bij de boekhandelaars de erven Loosjes.
Tweede Kamer. In de zitting van Dins
dag werd besloten tot een tweede Sek-
tie-onderzoek van het ontwerp tot ver
hooging van Hoofdstuk VIII der Staats-
begrooting [Oorlog), wegens te korten.
Daarna is behandeld het wets-ontwerp
houdende bepalingen omtrent de ver
veningen. De heer Willinge achte het
ontwerp [nuttig, noodzakelijk en volko
men grondwettig. De heer Bastert had
gewenscht tevens wijziging van art. 138
der Prov. Wet en het samenbrengen in
een voorstel van alle plannen der Staats-
kommissie. De heer Smeenge achtte een
wettelijke eisch tot verplichte provinciale
regeling voor ontginningen noodzakelijk.
De heer de Beaufort [Wijk bij Duurstede)
wenschte ook wettelijke regeling voor
de uitgeveende plassen. De Min. van
Waterstaat enz. verzekerde, dat daarop
de aandacht der Reg. is gevestigd. Na
sluiting van het algemeen debat werd
art. 1 goedgekeurd, zijnde het beginsel,
dat de Prov. Staten, onder Koninklijke
goedkeuring, hooge en lage verveningen
regelen, met inachtneming van wettelijke
regelen. Bij art. 2 bepalende, dat
Ged., Staten vergunning geven tot ver
venen, tenzij het bij provinciale ver
ordening voorwaardelijk of onvoorwaar
delijk is vrijgelaten verdedigde de
Min. tegenover den heer Meesters het
behoud der bepaling, dat de prov. ver
ordening het vervenen op aan te wijzen
plaatsen onvoorwaardelijk kan verbieden.
Een am. van den heer A. v. Dedem,
bepalende, dat op aanvrage om ver
gunning tot vervening de betrokken be
trokken besturen van waterschappen,
veenschappen of veenpolders moeten
worden gehoord, werd aangenomen met
53 tegen 25 stemmen. Bij art. 4 kwam
in behandeling een am. van den Heer Ger
ritsen, om ook bij provinciale verorde
ning regels te stellen omtrent het beheer
en de teruggaaf van fondsen voor aanleg
en onderhoud van verveningswerken,
kosten van inpoldering en droogmaking
enz., en zulks om hooger beroep tegèn
beschikkingen mogelijk te maken. De
heer Pyttersen stelde een am. voor,
omtrent inpoldering, droogmaking of in
in kuituur brengen van gronden na uit-
of afvening. De heer Smeenge stelde
een am. voor, bepalende, dat de prov.
verordening regels stelt, dat bij ver
graving van hoogveen op het terrein
aanwezig blijft een hoeveelheid grauw-
veen of zoogenaaamde bonkaarde. Het
am. Pyttersen werd verworpen met
56 tegen 12 stemmen. Het am. Gerritsen
werd aangenomen met 41 tegen 27
stemmen. Het am.-Smeenge werd ver
worpen met 54 tegen 14 stemmen.
Daarna werd art. 4 goedgekeurd.
Wegens sterfgeval in de familie Har-
togh en ongesteldheid van de heeren
Tydeman en de Savornin Lobman zijn
deze week niet aan de orde het voorstel-
Hartogh, de motie-Tydeman, en de in.
terpellatie-de Savornin Lohman.
Woensdag werd bij het voortgezet
debat over het ontwerp op de vervenin
gen het am. Gerritsen op art. 10, om
aan waterschapsbesturen geen bevoegd
heid te geven, voorwaarden te stellen
bij verveningen, verworpen met 47 tegen
12 stemmen. Het ontwerp op de ver
veningen is in zijn geheel zonder stem
ming aangenomen. Verder werd aange
nomen het ontwerp tot uitvoering van
art. 191 der grondwet, regels stellende
voor het maken van verordeningen door
waterschappen, veenschappen en veen-
polders, na verwerping, met 51 tegen
12 stemmen van een am. de Beaufort-
Bastert, om in plaats van tienjarige
herziening van keuren en politiever
ordeningen voor te schrijven, alleen te
eischen verklaring van het bestuur,
welke keuren of verordeningen nog van
kracht zijn. Vervolgens werd behandeld
de motie Farncombe Sanders, de wen-
schelijkheid uitsprekende eener wettelij
ke regeling der weduwen- en weezen-
pensioenfondsen voor burgelijke- en
militaire ambtenaren in Ned. Indië. De
heer Sanders betoogde, dat het niet
aangaat buiten eene wettelijke vastge
stelde Indiesche begrooting pensioen
fondsen te laten bestaan buiten kennis
neming van de Staten-Generaal, terwijl
toch de schatkist wordt aangesproken,
als er te korten ontstaan. DeheerBool
steunde de motie, omdat het militair
pensioenfonds staatsfonds is geworden.
De heer Goeman Borgesius bestreed dit
en achtte de motie thans verkeerd, daar
een onderzoek over het burgerlijk pen
sioenfonds nog niet is afgeloopen. De
Min. van Kol. achtte eene wettelijke
regeling onnoodig, daar deze zaak is van
huishoudelijken aard en zoovele gewich
tiger zaken bij K. B. zijn geregeld. De
heer v. Gennep achtte behoefte aan
wettelijke regeling gebleken, daar deze
zaak jaarlijks 3 ton aan de schatkist
kost. Na replieken werd de motie Farn
combe Sanders verworpen met 39 tegen
26 stemmen. Op de interpellatie Staal
man erkende de Min. van Oorlog, dat
de korporaal van den Berg gestraft was,
eerst met ontneming van avondpermis
sie, en later met provoost, omdat hij
zonder handschoenen de kazerne te Haar
den hkd verlaten, in strijd met de orde
en ondanks herhaalde waarschuwingen
van den schildwacht, dien hij onheusch
bejegende. De interpellant achtte die
straf onrechtvaardig, nadeelig voor die
stemming, niet in het belang van het
gezag en getuigende van willekeur in
de bestraffing, en van onbekwaamheid
eens chefs in de toepassing van straf.
De heer Schaepman protesteerde tegen
zulk een taal en betoogde, dat de heer
Staalman het gezag ondermijnde bij den
korporaal jegens een meerdere. Hij bad
dubbel straf verdient, omdat hij het
bevel overtrad, en op de korrekte han
deling van den schildwacht dezen on
heusch bejegende. Luide bravo's). De
interpellant antwoordde, dat er ook
bravo's waren gevolgd in de kazerne
te Naarden, toen de korporaal werd
losgelaten. Daarmee was de interpellatie
afgeloopen. Aangenomen werden de
ontwerpen tot teruggaaf van het waar
borgkapitaal voor eene spoorweg kon
cessie Kedong-Cheribon, en dat tot wij
ziging van Hoofdstuk Financien.
Donderdag was aan de orde de motie
van den Heer Heldt, uitsprekende: le
de wenschelijkheid ter voorziening van
werklieden tegen de ouden dag, ver
klarende, dat lijfrenteverzekering, door
de Reg. aangekondigd, onvoldoende is;
2e uitnoodiging aan de Reg. om eene
Staatskommissie te benoemen tot onder
zoek, op welke grondslagen en naar
welke regeling een algemeene voorzie
ning behoort ingericht te worden. De
voorsteller verzekerde, dat de motie geen
politieke beteekenis had of der Reg.
vijandig was, maar slechts de uitspraak
was van een algemeen door de werk
lieden erkende noodzakelijkheid tot ver
zekering van het lot van den ouden
werkman. Een lijfrentebank is, volgens
Spreker geheel voldoende. Mocht de Reg.
verklaren, dat die bank een algemeene
verzekering niet in den weg zal staan,
dan wil hij de daarop ziende alinea doen
vervallen. Overigens achtte Spreker den
aandrang tot wettelijke regeling ongé-
wenscht, met het, oog op de noodzake
lijke Kiesrechtregeling; doch tegen den
tijd dat de nieuwe kieswet zal werken,
zal de kommissie haar resultaten hebben
kunnen openbaar maken. De heer Bou-
maii betuigde instemming met de motie,
maar weglating der alinea betreffende
een lijfrente bank, daar men bezwaarlik
eene wet kan afkeuien, die men niet
kent. De heer Schaepman was het in
hoofdzaak eens met den voorsteller. Hij
stelde eene gewijzigde motie voor, waarin
verklaard wordt, dat de vraag of er en
zoo ja, op welke wijze en in welke mate
van Staatswege in het lot van bedaagde
werklieden moet worden voorzien, eene
bevredigende oplossing eischt, noodigt
de Reg. uit te overwegen, benoeming
eener Staatskommissie tot onderzoek en
voorstellen te doen. De heer v. Alphen
achtte de motie- Schaepman minder
aannemelijk dan de motie- Heldt, daar
ze eigentlijk een stap terug is door de
algemeenheid harer bewoordingen, en
onderzoek wenscht van hetgeen reeds
als behoefte is erkend.
De heer de Beaufort Amsterdam
achtte de motie-Schaepman onschadelijk
doch meende, dat deze een onderzoek
moet mogelijk maken tegen invaliditeit.
Tegen de motie-Heldt had Spreker prin-
cipieele bezwaren. De heer Goeman Bor
gesius bestreed de motie Schaepman,
omdat deze niet rekening houdt met het
vroeger onderzoek der parlementaire- en
enquête-Kommissie, waarbij reeds de
wenschelijkheid tot voorziening van
Staatswege is erkend. De mótie-Heldt
zou hij gaarne zich zien bepalen tot
het uitspreken der wenschelijkheid tot
voorziening en beleefde uitnoodiging aan
de Reg. om te onderzoeken hoe voor
ziening mogelijk is. De heer Rutgers
van Rozenburg achtte de motie-Heldt
zeer onbestemd, 't Verheugde hem, dat
de heer Heldt onder werklieden' ook
anderen met laag inkomen wil verstaan,
maar dan moet de motie dit toch ook
uitdrukken. Ook de dunk der Staats
kommissie moet juister omschreven
worden. De heer v. Karnebeeek achtte
de motie-Schaepman minder bezwaarlijk,
doch vindt de door den heer Borgesius
aangegeven redaktie nog het best. De
De heer Harte bleef voor verzekerings
plicht gestemd, maar achtte de motie-
Heldt minder gelukkig, en vreesde, dus
een onzuivere stemming. De Min. van
Buitenl. Zaken wees op het gewicht
der zaak uit een sociaal-ekonomiesch
oogpunt, en om geen teleurstellingen
te wekken. Tegen den inhoud en de
strekking der motie bestaan bedenkin
gen. Vooral waar de uitvoerbaarheid
wordt voorop gezet, zonder dat die
vaststaat, terwijl de meeningen boven
dien zeer verschillen over staatsbijdrage
verzekeringsdwang, enz, Of de vorige
Reg. eene belofte heeft gedaan, laat zij
daar, zeker is ze niet ingelost, reden te
meer tot voorzichtigheid, om niet nieuwe
teleurstellingen te wekken. Volstrekt
onjuist is het, volgens den Minister,
dat een Staatslijfrentenbank niet zou
kunnen voorzien in de behoeften der
werklieden. Hulde brengend aan de
kalme meeting te 's Gravenhage, acht
de Reg. eene Staatskommissie onnoodig.
Als de Kamer echter van oordeel is,
dat zij niet in staat is, zelf van haar,
recht van initiatief gebruik te maken,
dan is zij bevoegd zich inlichtingen te
verschaffen. De Reg. verbindt zich niet
dat moet de Kamer weten. Maar tot
benoeming eener Staatskommissie met
een bepaald mandaat, daartoe zou de
Reg. niet kunnen overgaanzij zou er
geen casus belli in zien, doch terstond
te kennen geven, dat zij daaraan geen
uitvoering kon geven. Welke beslissing
de Kamer ook neme, de Reg. kan toch