MOHAWKS.
▼AN
Miss M. E. BBADDON.
Naar het EngeUch.
72)
„Waarom?" herhaalde hg waar
om?" en met zijn gebalde vuist op
het voor hem liggende document
slaande, vervolgde hij: „omdat ik al
mijn hoop op u had gebouwd om
dat ik gespeculeerd en opgegaard,
omdat ik al mijne berekeningen ge
maakt had, enkel met het doel, om
een kolossaal fortuin voor u en uwe
kinderen bijeen te krijgen. Ik had een
hertogin van je willen maken, meis
je! Ja, bij den Hemel, ik had al on
derhandelingen aangeknoopt met een
hertogelijke familie, en over een week
of wat zou ik je meegenomen hebben
naar Londen, waar dan de erfgenaam
van een hertogdom je het hof zou ge
maakt hebben. Ik zou dan het genot
hebben mogen smaken van mijne
dochter meesteresse van een half do
zijn paleizen te zien
„Niet uwe dochter, mijnheer," sprak
nu Herrick op ernstigen toon„uwe
dochter is sedert lang meesteresse ge
weest van een enkele zeer bekrom
pen woning in een verblijf, dat nie
mand haar zal willen betwisten."
„Wat raaskalt ge, kerel?"
De Squire sprong overeind en staar
de Durnford met een soort van woes
te verbazing aan.
„Ik ben hier gekomen, om het listig
bedrog, dat men tegen uw eer ge
pleegd heeft, te openbaren, mijnheer,
en mij zeiven als man van eer bij
u te rechtvaardigen," antwoordde Her
rick. „Ik heb geen rijke erfdochter
uit het huis haars vaders weggevoerd,
toen ik dit dierbare meisje overhaal
de uwe woning te verlaten. Ik heb
haar niet aangeraden ongehoorzaam
aan haar vader te zijn, toen ik haar
overreedde, met me te vluchten. Ik
heb niet gespeculeerd op toekomsti-
gen rijkdom, ik heb geen verwach
tingen gebouwd op uwe vergevens
gezinde goedheid. Het meisje, dat
ik beminde, was eene vondelinge zon
der naam, die men dertien jaren gele
den voor uwe dochter heeft doen door
gaan, en die u even oprechtelijk lief
heeft en hoogacht, als ware zij wer
kelijk uw kind."
„Niet mijne dochter," mompelde de
Squire„niet mijne dochter 't Is een
gemeene leugen een door u ver
zonnen leugen, mijnheer, om mij te I
bedriegen en te folteren een klaar
blijkelijke, laaghartige, onbeschaam
de leugen."
„Zon ik een leugen verzinnen, door
welke mijne vrouw alle aanspraak op
uwe schatten verliest? Hoe onver
schillig ik ook ben ten opzichte van
rijkdom, ik ben toch te zeer een man
van de wereld, om op zulk eene brood
dronken wijze de vooruitzichten mij
ner vrouw op te offeren."
„Wat gronden hebt ge voor je
bewering schreeuwde Bosworth.
„Wat bewijs hebt ge voor 't geen
ge zegt?" En toen greep hij Irene
plotseling bij den arm, en zeide „maak
je japon even los, meisje; laat
me je rechter schouder zien."
Hij scheurde het bovenste gedeelte
van het keursjen van den schoonen
gevulden schouder met woedende
nieuwsgierigheid open, en toen ver
toonde zich daar op den bovenarm
een diep litteeken, het overblijfsel
eener lang geleden genezen wond.
„Maak, dat ge uit mijn oogen komt,
bedelaarskind riep hij met heesche
stem. „Ja, ik ben op een vervloekte
manier bedot en bedrogen. Maar wie
heeft dat gedaan Er waren er maar
twee bij betrokken. Bridget en die an
dere die duivelin. Yolgt me beiden.
De zaak moet uitgemaakt worden, de
zaak moet uitgemaakt worden I"
Hij stoof de kamer uil en liep, ge
jaagd als een waanzinnige, de gang
langs, en zij volgden hem naar juf
frouw Layburne's kamer.
Zij, die eenmaal de lust en de vreug
de van stampvolle schouwburgen ge
weest was, bewonderd door de salet
jonkers en de vernuften uit de dagen
van het ministerie Godolphin, vertoon
de nu het treurigst schouwspel van
hopeloos verval.
Zij lag op eene sofa bij een zuinig,
armoedig vuur, dat flauw lag te smeu
len op een dier ijzeren vuurhaarden,
met behulp van welke onze voorva
deren zich koud wisten te houden, ter
wijl zij den spot dreven met het afge
trokken begrip van hitte en met wat
daarnaar zweemde. Eene kleine tafel,
waarop een schaal stond, waarin brood
geweest was, benevens twee of drie
medicijnfleschjes, stond naast haar.
Hare schrale, vermagerde gestalte was
gehuld in een morsige ochtendjas van
gedrukt katoen, waarover hare ver
wilderde witte hairen hingen. Haar
oogen eenmaal de flonkerstarren
eener schouwburgzaal puilden nu,
onnatuurlijk groot, uit haar schraal en
ineengeschrompeld gelaat, maar fon
kelden, evenzeer onnatuurlijk, met den
gloed der koorts, terwijl op elke harer
holle wangen een teringachtig blosje
gloeide, dat door de tegenstelling de
ziekelijke bleekte der huid nog meer
deed uitkomen.
Verschrikt zag zij op, toen de Squire
hare kamer kwam binnenstuiven, op
den voet gevolgd door Herrick en Irene.
Met veel moeite nam zij eene zittende
houding aan, en toen zij zat, trilde
zij hevig, hetzij tengevolge van haar in
spanning, om een andere houding aan
te nemen, 't zij van ontroering, ver
oorzaakt door het vreemde, onver
wachte bezoek.
„Ziet gij dit meisje?" vroeg Bos
worth, terwijl hij Irene naar voren duw
de. „Ziet ge haar, vrouw?"
„Wel zeker, mijnheer, ik zie haar
duidelijk. Mijn gezicht is nog niet zoo
beneveld, of ik kan nog wel een bekend
gelaat onderscheiden."
„Wie en wat is zij?"
„Uwe dochter; uw ongehoorzame,
weerspannige dochter, wier gemis gij
gisteren betreurd hebt, en die gij van
daag weder in uw huis verwelkomt."
„Zij is mijne dochter niet, en dat
weet gij zeer goed. Zij is een bede
laarskind zonder naam, mij op den
hals geschoven door u, duivelin, opdat
ge mij mocht kunnen uitlachen, opdat
ge je mocht verheugen over mijne
nederlaag, alvorens ten grave te dalen.
Dit was je wraak de wraak, die
ge op mij genomen hebt, omdat ik
niet meer je slachtoffer geweest ben,
dan werkelijk het geval is geweest,
ofschoon God weet, dat ik mijne dwaas
heid duur genoeg heb moeten betalen,
is het niet Dit was het, waarop gij
gisteren met geheimzinnige woorden
hebt gezinspeeld, ofschoon ik te stomp
zinnig was, om ze te begrijpen."
„Wat doet u denken, dat zij iets
minder is dan uwe dochter?" vroeg
Juffrouw Layburne, met een spotten-
den glimlach, een glimlach, waarin
vreugde te lezen was over de woede
van den Squire.
„Wat? dit," riep hij haar toe,
wijzend op den ontblooten schouder,
van welken hij den halsdoek en het
keursjen met zoo ruwe hand afge
scheurd had. „Dit litteeken, waarop
gij mij gewezen hebt, toen dit bede
laarskind voor de eerste maal in mijn
huis gebracht was. „Aan dit teeken
zult ge haar altijd kunnen herken
nen," zeidet gij toen„zij zal het haar
leven lang behouden." En ik heb in
't geheel niet meer om dat teeken ge
dacht, en ik heb het ondergeschoven
kind liefgehad, en ik heb in haar geloofd
en voor haar gezwoegd, en ik heb plan
nen voor haar ontworpen, als voor
mijn echte dochter. Op eens kwam
het me voor den geest de herin-
neringjaan dat litteeken, en uwe woor
den en stem, toen gij het mij toon-
det toen haar man, die daar staat,
me zeide, wat zijne vrouw is; en in
een oogwenk begreep ik, dat ik het
slachtoffer geweest ben van eene laag
hartige misleiding. Waarom hebt ge
dit gedaan, Barbara?"
„Waarom Om mijne zaak met u
te vereffenen, gelijk ik u verzekerd
heb, dat ik doen zou ja, zooals ik
bjj het graf mijner moeder gezworen
heb te zullen doen, toen gij mij in
den steek liet, om met eene voorname
dame te gaan trouwen. Ik heb u gezegd,
dat ik wraak zou nemenen ik ben
lang genoeg in leven gebleven, om het
genot van die wraak te smaken. Mr.
Durnford is me slechts voor geweest.
Ik zou u alles hebben medegedeeld op
mijn sterfbed. Ik heb te midden van
een hongersnood gesmuld, louter bij
de gedachte aan die scheidingsure, wan
neer gij te weten zoudt komen, welk
een poets uw verlaten maitresse u ge
speeld heeft."
„Duivelin!" mompelde Bosworth.
„Wat kondt ge winnen met zulk eene
schandelijke handeling?"
„Alles! Wraak! „het heerlijkste
brokske, dat de Duivel den zondaar
in.den mond geeft." Dat getuigt de
prediker er van. Ik heb dat heerlijke
brokske geproefd, ik heb het bij voor
baat menigmaal gekauwd, ik heb er
voortdurend aan gedacht, terwijl ik
hier bij dezen troosteloozen haard ge
zeten was. Het is liefelijker voor me
geweest dan de toejuiching van den
schouwburg, de lichten, de muziek, de
vleierij, de juweelen, en de smakelijke
soupers, en de heerlijke wijnen, en de
bachanaliën, waaraan ik deelgenomen
heb. Ik heb uwe liefde voor een ander
mans kind voortdurend zien toenemen,
terwijl uw eigen kind, het kind uwer
vrouw, lag te vermolmen in haar graf.
Ik heb u zien turen op uwe plannen
en ontwerpen voor de verheffing eener
ondergeschoven dochter ik heb u
hare schoonheid hooren roemen, u
hooren bluffen op hare gelijkenis op
uwe voorvaderen. Arme dwaas, arme
dwaas! Wie kon 't zich voorstellen,
dat een man de wereld, een beursspe
culant zich zoo gemakkelijk zou laten
beetnemen."
„Wanneer zijn de kinderen verwis
seld?" vroeg Bosworth, terwijl hij woe
dend aan de schel trok. „Bridget moet
er medeplichtig aan geweest zijn. Ik
zal u beiden vervolgen terzake de door
u gepleegde misdaad."
„Eene stervende vrouw vervolgen?
Foei, schaam je wat, Squire. Is er dan
niets menschelijks in je overgebleven
„Ik zou je van je sterfbed naar de
gevangenis sleepen, als de wet het me
veroorloofde. Wat ik kan doen, dat
zal ik doen, houd je daarvan verzekerd,
Izebel
„Is het zóó ver gekomen, dat ge
mij Izebel noemt? Ik was vroeger uw
Helena, uwe Kleopatra, de eerste
schoonheid der wereld."
„Ja, 't kan spoedig verkeeren met
zulk vee als gij zijt de verandering
is groot van het kortstondig visioen
van schoonheid en liefde, dat het slacht
offer van je verraad ten deel viel, in
de leelijke heks, die hem dol zou wil
len maken en hem zou willen verscheu
ren. Waar is Bridget vroeg hij
nu aan den knecht, die op zijn schellen
binnen was gekomen„laat haar on
middellijk hier komen."
„'t Zal dunkt me, het best zijn, mijn
heer, dat ik mijne vrouw buiten het
bereik van uwe woede breng, nu ik
u overtuigd heb, dat ik me niet te
gen u vergrepen heb door haar te hu
wen," sprak Durnford, en hij sloeg
zijn arm om Irene, als om haar te
beschutten in dezen zedelijken storm,
deze verwarring, deze overheersching
van al de lagere elementen der men-
schelijke natuur.
„Haar buiten mijn bereik brengen
Ja, verwijder haar onmiddellijk en
voor altijd uit mijn gezicht. Laat me
vergeten, hoe lief ik haar gehad heb,
opdat ik haar minder diep verfoeie."
„Vader," riep Irene op deerniswek-
kenden toon uit, terwijl zij haar armen
naar hem uitstrekte, „vergeet niet,
dat ge mg liefgehad hebt, en dat ik
uwe liefde met wederliefde heb beant
woord. Bestaat er dan tusschen men-
schen geen andere band dan die des
bloeds? Ik ben grootgebracht onder
uw dak, en gij zijt lief en goed voor
me geweest, en ik kan u verzekeren,
dat ik u evenveel liefde toedroeg als
dochters dat hun vader doen. Veracht
ge mij, zie in geen geval met minach
ting op mijne liefde neêr."
„Gij arm bedelaarskind," mompel
de de Square minachtend, maar toch
met een zweem van ontroering op zijn
bleek gelaat, „gij zijt misschien de
minst schuldige van hen allen. Maar
dat ik me heb laten beetnemen dat
ik het gebroed van een landlooper aan
mijn hart gekoesterd heb
„Zij is niet het kind van een landloo
per, doch van vaderszijde van even
goede familie als de uwe. Zij stamt
af uit een goed, oud geslacht uit Hamps
hire een geslacht, dat dagteekent
uit den tijd van Willem den Verover
aar. Haar vader was Philip Chumleigh,
de zoon eens jongeren zoons van die
familie, een welopgevoed man van goe
den huize."
„Dat heb ik wel gedacht, toen ik
hem dood en stijf op de heide van
Flamestead zag liggen," zeide de Squi
re. „Ah, zoo, juffrouw Bridget," sprak
hij nu tegen Bridget, die met ontstel
tenis en met een uitdrukking van
schuldgevoel op het gelaat binnen
kwam „gij hebt ook meegedaan aan
de samenzwering, om je meester te be
driegen en hem een ondergeschoven
kind op den hals te schuiven; maar
ik wil je nu tot inzicht brengen, dat
ge medeplichtig zijt aan eene misdaad,
voor welke ge hooger aan de galg zult
bungelen dan Jack Sheppard gedaan
heeft, indien er nog recht in den lande
is."
„O, mynheer, zal men mg ophan
gen riep Bridget verschrikt uit, „en
ik ben zoo onschuldig als een pas ge
boren kindNooit zou de gedachte bij
me opgekomen zijn, om een ander kind
de plaats van mijn lieveling te doen
innemenmaar zij hebben mij er toe
overgehaald, en ik was half waanzin
nig ik hield zoo veel van allebei
de kinderen ik was zoo bitter be
droefd over dat lieve engeltje, dat
was heengegaan, en zoo vol teedere
zorg voor haar, die was overgebleven,
en zij Juffrouw Layburne be
dreigde mij te zullen zeggen, dat mijn
achteloosheid de oorzaak was geweest
van den dood van mijn kostelijk schat-
je, ofschoon God het weet, dat ik me
aan geenerlei achteloosheid heb schul
dig gemaakt, en dat ik bij dag en bij
nacht trouw over haar gewaakt heb.
Maar ik had nauwelijks mijn verstand
zoo stemde ik toe en hield ik mijn
monden toen het eenmaal gedaan was,
was er niets meer aan te doen. En toen
ik zag, dat gij, mijnheer, zoo innig
veel van mijn lief schatje hieldt, en
dat zij met den dag u dierbaarder
werd, ben ik gaan meenen, dat het
maar goed was, zooals het was. Gij
hadt een voorwerp, om lief te hebben."
„Ja, een voorwerp om lief te hebben,
maar 't was niet van mijn eigen bloed
't was een voorwerp, dat geen aan
spraak op mijne genegenheid had, een
ondergeschoven, vreemd schepsel, mij
op den hals geschoven door bedrog
en schandelijk verraad. Ge hadt beter
gedaan met me te vergiftigen, vrouw.
Indien ge dat gedaan hadt, zoudt ge
beter ten mijnen opzichte gehandeld
hebben."
Wordt vervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.