MOHAWKS.
VAN
Mias M. E. JBRADDON,
Naar het Enge Itch.
87)
„Dan wensch ik u goeden nacht,
mijne heeren, en zal ik u gelegen
heid geven uwe geheimen met elkan
der te bespreken," zeide Lady Judith,
terwijl zij langzaam uit den grooten
eikenhouten stoel overeind rees en
met een diepe neiging voor Laven-
dale uit de kamer zweefde eene
verblindende verschijning van poeder
en moesjes, diamanten en struis-
veeren, albasten schouders en goud
brokaat.
Zij was heengegaan, de bedienden
hadden zich verwijderd, allen behalve
de Zwitserscbe portier, die in zijn
stoel zat te dutten, en Lavendale en
Topsparkle stonden daar nu alleen
voor het haardvuur.
„Uwe lordschap kan veilig spre
ken," merkte Topsparkle op; „die
kerel verstaat geen woord Engelsch."
„Ik wensch tot u te spreken, Mr.
Topsparkle, over het verleden," ving
Lavendale aan. „Mijn doel is u een
vriendendienst te bewijzen, indien
het me mogelijk is."
„Inderdaad, mylord, ik ben er me
niet van bewust, dat ik op dit oogen-
blik behoefte heb aan vriendendien
sten ook bon ik van oordeel, dat het
op niemands weg ligt, zich in te laten
met de levensgeschiedenis van een
ander. Het verleden is het eigendom
van hem, die het heeft doen worden
wat het geworden is."
„Niet altijd, Mr. Topsparkle. Het
kan gebeuren, dat bij de geschiede
nis van het verleden de wet des
lands betrokken is wanneer tot
nu toe verborgen misdaden aan het
licht gebracht worden en wan
neer van goddelooze handelingen,
waarvoor nog geen boete gedaan is,
en die nog niet verzoend zijn, ver
antwoording moet worden gedaan."
„Gelijk in het geval van Mr. Jo
nathan Wild en zijn jeugdigen vriend
Jack Sheppard," zeide Topsparkle.
„Tegen uwe bewering valt niets te
zeggen. Maar is uwe lordschap hier
zoo lang blijven toeven, alleen om
mij zulk oud nieuws mede te deelen
„Neen, mijnheerik ben tot u ge
komen, om tot u te spreken over
uw eigen misdaad, gepleegd in dit
huis, veertig jaren geleden, toen reeds
vermoed door eene stad die niet
schroomde haar gevoelen uittespre-
ken, doch eerst gisteren nacht be
leden door uw werktuig en mede
plichtige, Louis Fétis."
„Het zenuwachtig ge-ijl van een
dronken knecht verdient ongeveer
evenveel vertrouwen als de schotschrif
ten van pamfletschrijvers bij gelegen
heid van een verkiezingsstrijden
het verbaast me, dat een man van
de wereld als uwe lordschap zich af
geeft met zulk een dwaasheid," sprak
Topsparkle. „De laster was even on
gegrond als boosaardig."
„Toch heeft hij u uit Engeland ver
dreven."
„Neen, mylordik heb Engeland
verlaten, omdat ik een land moede
was, in 't welk de fraaie kunsten
nog in haar kindsheid waren. We
zijn vooruitgegaan, nadat Handel en
Bononcini naar Londen zijn gekomen.
In de dagen van Koning Willem
waren er geen half dozijn goede be
oefenaars der toonkunst in het konink
rijk. 't Bevreemdt me, Lord Laven
dale, dat gij eene gelegenheid zoekt
om mij te beleedigen op grond van
een laster, dien ik veertig jaar ge
leden met voeten getreden heb, toen
mijne lasteraars aan de kaak gesteld
zijn."
„Mr. Topsparkle, er zjjn misdaden,
voor welke men hen, die ze bedreven
hebben, kan doen boetenmaar er
zijn er ook, waarvan men het bewijs
kan leveren, zelfs na verloop van
jaren. Ik kan niet bewijzen, dat gij
een moordenaar zijt, al ben ik op
de krachtigste wijze er zedelijk van
overtuigd, dat gij die misdaad bedre
ven hebt: in de eerste plaats door
de getuigenis van den grootvader
van uw slachtoffer, Yincenti, en in de
tweede plaats door de belijdenis van
uw medeplichtige en werktuig. Maar
ééne daad in uw leven kan ik bewij
zen voor de geheele wereld indien
het noodig mocht wezen, aan Lon
den te toonen wat soort man ge
zijt. Ik kan in allen gevalle bewijzen
uw hardheid van hart als vaderhoe
gij, de 8ybariet en Croesus, in staat
geweest zijt, uwe dochter in armoede
te laten omkomen."
„Ik heb nooit eene dochter erkend."
„Maar zij was desniettemin uw
kind het kind, geboren in dit huis
de hulpelooze kleine, wier onge
lukkige moeder gij en Fétis vergif
tigd hebt."
,,'t Is een leugen laaghartige
laster en dat weet gij zeer goed."
„'t Is waarheid, en dat weet gij
zeer goed. Uw slachtoffer is heen
gegaan, en ten haren opzichte kan
hier op aarde niets meer goed ge
maakt wordenmaar er leeft nog
iemand, aan wie gij, voordat die
nietige, wegkwijnende gestalte van
u in het graf daalt, eenige vergoe
ding kunt schenken, voor wie gij iets
kunt doen wat eenigszins de begane
zonde zou kunnen verzoenen. Uwe
kleindochter, het kind, dat Philip
Chumleigh als wees heeft achter
gelaten, is de vrouw van mijn vriend
Herrick Durnford. Tegenover haar
kunt gij nog de rol eens grootvaders
vervullen."
„Mr Durnford heeft de dochter van
Mr. Bos worth geschaakt."
„Men meende slechts, dat zij Bos-
worth's dochter was. De gelijkenis,
welke het gelaat van die jonge da
me vertoont met het portret op
Ringwood Abbey, is niet maar toe
vallig, doch zij is gebleken de sleu
tel te zijn van een geheim, dat
mijn vriend en ik ontdekt hebben.
Die brieven van uw vertrouwden
dienaar zijn gevonden op het lijk
van Irene's vader, toen Squire Bos-
worth hem dood heeft vinden liggen
op de heide van Flamestead, met
zijn kleine dochtertje aan zijne zijde."
Hij liet aan Mr. Topsparkle de
brieven van Fétis zien, waarbij hij
het nauwelijks vertrouwde ze uit zijn
handen te geven, om ze door ge
noemden heer te jaten onderzoeken,
daar hij vreesde, dat deze ze wel
licht in 't vuur zou smijten. En toen
deed hij verslag van de omstandig
heden van Irene's kinderjaren,
hoe het naamlooze weeskind en de
kleine erfdochter samen waren groot
gebracht, en hoe de Squire was mis
leid door een boosaardig vrouwsper
soon een afgedankte maitresse,
die gretig de eerste gelegenheid had
willen aangrijpen, om haar ontrouwen
minnaar te benadeelen.
Topsparkle had wel gaarne willen
gelooven, dat deze geschiedenis on-
waftr wasmaar die buitengewone
gelijkenis tusschen Irene en het
portret was een aanwijzing, waarte
gen hij moeilijk wat inbrengen kon,
terwijl het bestaan van die brieven
van Fétis een schakel vormde tusschen
het verleden en het heden. Hij was
verschrikt geworden en in de war
gebracht door die gelijkenis tusschen
de levende en de doode, want het
was wat meer beteekenends dan enkel
maar eene gelijkenis van gelaatstrek
ken en gelaatskleuren dan die
overeenkomst van uitdrukking, de
erfelijke type, de onbeschrijfelijke
Italiaansche schoonheid, zoo onder
scheiden van die van eik ander ras
Neen, het kon niet bij Vivian Top
sparkle opkomen, de aanspraken van
dit meisje te loochenen.
„Ik heb er niet tegen, deze jonge
dame als mijne kleindochter té erken-
neD," sprak hij op koelen toon.
„Denkt ge, dat zij u zou willen
erkennen, indien zij de goschiedenis
uws levens kende?" vroeg Lavendale.
„Gelukkig voor haar, is haar die
kennis bespaard geworden. Zij weet
niet, hoe de moeder harer moeder
vermoord is in dit huis, waar 't u
nog mogelijk schijnt te leven, niet
tegenstaande u de schaduw uwer
misdaad steeds boven 't hoofd moet
hangen."
„Uwe lordschap vergeet, dat ik een
degen op zijde heb 1" riep Topsparkle
uit, en hij sloeg de hand aan het
met juweelen bezette gevest van zijn
smallen gala-degen.
„Bewaar uw degen voor tegenstan
ders, die minder van uw karakter
afweten dan ik doe, mijnheer," zeide
Lavendale, op den toon der diepste
minachting.
„Gij beleedigt mij opzettelijk, en
weigert daarna me voldoening te
geven
„Ik zal u, als ge dat verkiest, de
voldoening geven van een publiek
onderzoek naar deze duistere historie.
De grootvader van uw slachtoffer,
Yincenti, is in Engeland, en hij is
bereid zijne verklaring af te leggen
voor een rechter."
„Dat is een leugen een onge
rijmde en onbeschaamde leugen
riep Topsparkle uit. „Ware die groot
vader nog in leven, hij zou ten
naasten bij honderd en tien jaar oud
moeten zijn."
„Hij is in leven, en in het volle
bezit van zijne geestvermogens, hoe
oud hij dan wezen moge. Hij heeft
mij een geschreven verhaal van Mar-
gharita's geschiedenis gegeven, met
al de omstandigheden van hare vlucht
met u, en van haar ontijdig overlijden
onder dit dak."
„Ik geloof het niet. De kerel moet al
twintig jaar dood en vergaan zjjn."
„Kom morgen op Lavendale Court,
en ge zult u dan kunnen overtuigen,
dat de man nog in leven is nog
in leven is en den bittersten haat
voedt tegen u, Mr. Topsparkle. Zoo
oud als hij is, twijfel ik, of ge wel
veilig zoudt zijn in zijn bijzijn, indien
gij alleen met u beiden werdt gelaten."
„Wat verlangt ge, dat ik doen zal?"
„Ik verlang niet, dat ge uwe klein
dochter zult erkennen. Verwantschap
met u kan haar niet tot eer strekken
en 't is beter, dat haar die verwant
schap onbekend blijve. Maar wel
zoudt ge een geldelijk zoenoffer kun
nen brengen. Durnford en zijne vrouw
zijn armzij hebben den strijd des
levens aangevangen, en ik ben zoo
ten eenenmale geruïneerd, dat ik noch
voor het heden, noch voor de toe
komst iets ten hunnen bate doen kan.
Wanneer ge uw testament maakt,
gedenk dan het kleinkind van uw
slnchtoffer."
„Ik zal me daarover op mijn ge
mak beraden," antwoordde Topspar
kle op hooghartigen toon, nu hij
zich weêr rustiger gevoelde, daar hij
merkte, dat er voor hem geen dade
lijk gevaar van Lavendale te vreezen
was.
Die onzinnige babbelaar Fétis was
veilig achter slot en grendel, maar
niet dan na eerst een smet geworpen
te hebben op het karakter zijns mees
ters. 'tWas hard, dat aldus het ver
leden weer opgerakeld was, nadat
er veertig jaren over verloopen waren
en dat nog wel door dezen man
Judith's gewezen minnaar, den eeni-
gen man, die hem het lijden der bit
terste jaloezie had aangedaan.
„Ik kan bezwaarljjk meer dan dat
eischen ten behoeve van mijn vriend,"
sprak Lavendale op kalmen toon.
„Uw geweten als tenminste bij
het vorderen der jaren het geweten
bij u is ontwaakt moet de eenige
scheidsrechter zijn in deze aangele
genheid. Maar ik moet er nog iets
aan toevoegen. Uw slachtoffer, Mar-
gharita, is ongewroken gestorven
aan uwe vrouw, Lady Judith, zoudt
ge u niet ongestraft vergrijpen. Zij
heeft veelvermogende vrienden, en
zoo er maar een hair haars hoofds
werd gekrenkt, zou dat noodlottig
kunnen worden voor hem, die het
gewaagd had dat te doen."
„Ik begeer niet onderhouden te
worden over mijn plicht ten opzichte
van Lady Judith, of van wie anders
ook," antwoordde Topsparkle, doods
bleek van woede onder het blanketsel
op zijn gelaat, dat door eene minder
bekwame hand dan die van Fétis was
aangebracht, en zich nu als roode
plekken op een lijkkleur vertoonde.
Lavendale liep met langzame schre
den naar de deur, en nam met eene
buiging afscheid van zijn gastheer;
de Zwitser werd verschrikt wakker
uit zijne sluimering, en opende de
dubbele deur, terwijl de fakkeldra
gers haastig toeschoten, om den laatst
vertrekkenden gast voor te lichten
naar zijn draagstoel; en toen werden
de zware deuren met dreunend ge
weld dichtgesmeten, en werd het
voor het nog overige gedeelte van den
nacht rustig en stil in het groote
huis op Soho Square.
HOOFDSTUK XXXIV.
Onder de woningen van het Lon
den der achttiende eeuw had men
bezwaarlijk somberder hol kunnen
vinden dan het huis, dat Mr. Mar
jory en zijne familie er op nahielden
voor insolvente schuldenaars, en dat,
met twee andere huizen van dezelfde
soort, een soort van antichambre was
voor de Fleet gevangenis, waar in
dit tijdperk Goeverneur Cambridge
de opperheerschappij voerde. Er wa
ren morsiger krotten, bouwvalliger
hutten en donkerder zolderkamertjes
dan die van Marjory in dien om
trek; verblijven, waar de misdaad
meer aan de orde was, waar bac-
chanaliën en ruzies waren van go-
meener soort, dan die, waarvan Mr.
Marjory's woning getuige was. Maar
wat somberheid en wanhopige saai
heid betreft, kon de inrichting van
Marjory nauwelijks geëvenaard wor
den. Er behoefde niet boven het
smerige voorportaal geschreven te
staan, dat hij, die daar binnen ging,
alle hoop achter zich liet. Er was
een atmosfeer van hopeloosheid in
die inrichting, welke niet in woor
den behoefde te worden aangeduid.
En toch waren er lichtmissen, die
dronken, en speelden, en pret maakten
in dit afgrijselijk verblijf; maar dit
waren maar een klein aantal, die in
het kwaad verhard waren schur
ken, zoo overgoten met het sop van
goddeloosheid en eerloosheid, dat zij
in staat zouden zijn geweest in New
gate het vreeselijke tuchthuis
pret te maken, 's avonds voordat
ze zouden worden opgeknoopt.
Wordt vervolqd)
Gedrukt bjj DE ERYEN LOOSJES, te Haarlem.