,/nsipqovg ap peuiprBg ag#
t;uCiz jvz p[nmuof) puaqaq xapvu
sBuiuojf sap pen ap fvp)0) 'uaGacnaq jvz uiaiuop yvp
uva uazua.if) ap uauuiq óuvjpoz wvp yoiz ua 'jaxoJ.
-aipop) uiaiuop jay ui uapnoy jvz j.Pijqj,aa unvf.iooa
'apuaqqay pGuaiuaB uayvzsfvnp ui yoiz 'pnv.iapp
ap jif) xaayuCtui yvp 'fay ffwrjyaq Guiuojp uappu
pnoqut napnaSjoA nap
uba sbm ft pi -nazal maq qi uoq qfippup qoog 'siappf
appqqt?jqa§ ufg ap ibbu uaqqqq apuanuuds pen qi
Sbz 'puq puadoaS maq qi nao; sjpg noz uaiz qi pM
fluiuuuds aSipSuu ui 'qi apmBBZjooqaS qfipSmiqia^p
„•uapjsaS pin si [ju j tnaq uado 'maq nadQ"
gBBiuuaa do fiz dau uug -aiqaajqiaA (jz
■sbav na]]baa§ mop
nap do axp 'do pumping nap uba jauq nap a^dani
qi ug ,,'suo naqossni i;p i;p si isnp 'usp ug//
qin qi dau <(j piu ftS paM pp 'qftpqiaM 'uaaj^;//
■apnaizuBB pnaqDBi
-rai]8 fiin 'fiz appjooMina ,,'paoS laaz qi paw pg//
jqaq uBBpaS qi
IBaa 'jam jaaAV fig// *jm qi dan jpm fim paq fig//
•apisod aSipiooMnaSai anftcn
qi iqonpaq Snips] 0]d ua 'do puop qi uapaAV sajp
fim qi apiauuuaq nag -qi Saz 'qqqnaSoo uaa ioo^
•apuiinaq fitu 'uoSnip age ua fim naAoq ioa ooz 'nooqos
ooz na npi ooz 'müoia azap pp 'aApqaq 'sa(p sajp
'pmoqaoi na siuafluBAaS 'pBuipmg 'Suinog qi pSiaA
qqquaSoo uaa ioo^ -qTudsjin napaooM appnj ap fiz
jooa punq aisq doaiS na uaaiuq aufttu do piA qi
181
HOOFDSTUK I.
Bulderend had plotselijk de stem van Boreas weer
klonken, en de wereld nog onlangs door Zephyrs
zacht gefluister in sluimering verzonken was met ont
zetting uit den slaap wakker geschud.
Van panischen schrik bevangen had menige statige
beuken- en eikenkruin ontsteld zich op- en nederwaarts
gebogen, om bij elke zwieping een deel harer over
gebleven heerlijkheid af te staan aan diezelfde aarde,
wier schamele najaars-tooi nog kort te voren met zoo
minachtenden blik door haar was gadegeslagen.
Mocht het wonder heeten dat zelfs de kleine gras
spriet vol beving zich had gekromd, toen de ademtocht
door 't woord des gods gewekt als een snuivende lucht
stroom langs den bodem was gesneld, om ook zijn
teeder bestaan met vernietiging te bedreigen?
Koning der Schepping, waar was uw trots, het
fier gevoel uwer kracht toen uw angstig oor luisterde
naar de taal des Machtigen en gij in de siddering
der onbezielde stof, in uw schuddende woning wanke
lend op haar fondamenten, een verschooning zaagt
voor de vreeze die zich van u zelfs had meester ge
maakt?
Ten doode toe beangst had de natuur zich in 't
gevoel harer kleinheid voor den Schrikkelijke gekromd,
die zelfs het stoom-ros prat op de sterkte waarmee
