puaqods raaq japuB ap dau <('japBA\ uba raoojg// •ni afpejpfiz uaa fiq Saop uaëSaz a) sjai japno^ \iaam piu appjooM)UB pug qooq ^•uaquup a) piaqpuozaS ainof do mo aqsqojs uaa ni qaj) upoz ua qoeaam uaaS qaq qi 'iooq do Snq |B qoo) si piM 'Mnom ap ubb apno nap qoi) fiq na ,,')am ob§ 'miBpj uioyp juapsid naiooq a) pSnaf af jbao janf Sijuim) ua piA bu Son qfq -aqaBuuaA pin sj j mjujj )qonziaa af )iz jbb^\// <((jsi3B sqin af )38aa" :aapinj )bm na pug apmojq (('uaqqi)s raaq peg// uaepa, qaq uba puqiaA 'jnazB/foA -uaqaitnaq nap 'saAag jaanam nan )jaaq naq [jf Bp/ ■ajjoqos ap Sboja (<i, aqqi ((-)saajAa( aissu -aqaqsuba ppq ap jaaA» pnoAB uba )uaq af// 'qoB| uaqo8iBA naa )am snaado aiapuB ap pz (('uijbjj// •)IOOA jaqaus SiupAi uaa a)ds)s ua pjooq appnqas raiBjj •jaqossiA ap appsqiaq (('jai)q8i) qf" <("uba spaoS )baa )ioou )moq ja 'saayj; uaajq" uaqmos Bufjq quojq <('[u)a a) uapnq// (((jjaara pin ma( a[ )snp 'aSiuamaA ap apsuj'uS '<(uBmoq pm „jpiu 8i)qoBJ38M 'saa^ 'uaafj// <('iai)qBj) qi no\[// ((j)aiu pjopja^// (lj pasiamBq -jooqs'uaquqq do spia om ua))ora jaBp !iapuozag// <<(:pBqa< )s§uba afaog// •ma)s ajjoqos uaa appiooA\)UB „'saayf 'moqajp^// (l(jp( )8B§ aoq 'uijbjj oog// *apuna)s apipAui ap doiBBM qo)s uaSipaouq uaa appuq II 10 den volgenden dag onder dienst," antwoordde hij, //en er waeren geen bewiezen. Maer ik zeg je," voegde hij er tot besluit aan toe, terwijl hij de tapkast weer opzocht, z/'t was een aekelig liek, niet waer, Kees?" //Geef me nog een hallefiezei Kees op zijn ledig kelkje wijzend. Pen bracht het hem. Hij dronk het in één teug op en verrees toen langzaam van zijn stoel. //Goên avond saemen." //Goeden avond," luidde het antwoord van den rei ziger en van Pen. De vischersman was verdwenen. Met de handen in den zak en dien eigenaardigen tred welke den zeeman verraadt, wandelde //venienige Kees", dus was zijn bijnaam, bedaard verder. Hij droeg dit epitethon terecht, want Kees was een kregele kerel, een echte pruuver, en als hij te veel //gepruufd" had, 't geen nog al eens gebeurde, dan was hij bepaald //venienig." Nauwelijks had hij de eerste huizen van de dorps straat achter zich, of hij bleef stil staan, zette twee vingers in de mond en floot. Kees had een goed gehoor en op eenigen afstand een hem welbekend geluid vernomen. //Ja, dat's houten been van Harm," sprak hij binnens monds. Een oogenblik nog en hij was een man op zijde getreden, die hem blijkbaar wachtte. Een oude peijekker dekte diens korte, magere gestalte. De ruige muts liet slechts eenige slordige, grijze haren vrij, welke de wind af en toe tegen een smal, taankleurig gelaat joeg waarin een paar doffe oogen hun zetel hadden. Aan den linkerarm hing een vrij groote heng selmand met geel zeildoek bedekt, en de rechterhand om- uaa na 'uaj 'sBBq pui afpooiq uaa nep ara paf)// j jaau(tu 'jaiza[d uba uapoos ajp pjq// „cjuaj 'uaiaaëoj )qoBU uba raiq qi ub}[// ^qqoodsa, ooz )pq pq 'uafluof 'uaSuop 'uazaA\ pom jaiq aapiS piu jaopra pp paof) -saAaf) jaau(m ')saaA\a( uafpaaAA sooq// •jb paoq ufjz a)pz na uapiz SuiS auamoqafluauuiq aq •qqquaëoo pp do jaqaozaq uaSiuaa nap 'amoi) apiaasuaA pm pzaflsuajBA aam uaa 'jafltpaz uapA\noqaë qosioj uaa pm psq piaoAafl nu )0) fiq qpAipuaqajqp qajdsaë pq 'uiappsq ap appjooA\)UB <('saA3f) laaqufira 'puoAB uaiaof)// •pn38pB[d qaoq uaa ui ainjd -Bind a)qaaAUOop ap 'fiq apiaz <('puoAB uapaof)// •ajpoiëaq uassiuuaq apno sjb uapaj) -uauutq ufiz fiq '.m3°B^OA-simmoo ap 'sasaq jaaqufira uaa°)aq jsupaiz 'a)qoj)in uajsaaq uba uaqsm )0) qBjA puaqaq jBBqqiora sqpAV 'uaqqsz saz pm )JBf|iq ua ua))iz a) ua)qoB|d )ia)aioo8 rap uapaj ap ubbjbbaa 'uappim ui pjB) aporë uaa 'pppafl uapusw aaA\) ap uaëa) ppapop puarooqaqao) )am aiip ubb aup 'saf)pp) sa// -iiaABfl uaiznes jaqmos piaqpuamau)in fiq uaa jBsq uapauudpuBAA auinjqaaquop ua )uamaiqnara pmnqos 'SuidaipjaA aët![ joiaa 'jamBq°B[a§ a)UBqjaiA SidjaAA§UB[ ap msp assoi )am apqoqjaA dmBj apfljoz -J3A )qoa]s uag -uauuiq pBj) ua jnap ap apuado fijq i(-a°oip do supqas ap" ëaojp yuqosjapuo ua) ëipoouuo uamoq •(OA qfquaSia qesq apjadsaëdo ua uaëoo apuaqnd)»! ufiz )ara qpM 'pjapuoMaq japuora azfuS appaq -aëjB dojBBp )aq fiq pnq qoo) qBBA aop ■uaqaa)sëuiu -uaqjaq moqpM uaa apuaqaquo uap sbav 'puiAv uap joop uafloMaq jaaAA ua uaaq pjaw pq sp 8uaq)qosz 9 7 glas grog van cognac, warm, maar sterk, hoor! 't Is om de koorts te krijgen brrr, wat een beroerd weer!" Weldra zette de koude commis-voyageur den mond aan het dampend glas en smakte vervolgens tevreden met de lippen. //Zijn er nog ongelukken gebeurd Pen!" vroeg de ander om wat te vragen. //Veur zoover bekend, niet, m'neer Geves." //Dus geen menschen om 't leven gekomen //Gelukkig uut 't dorp niemand." //'t Is anders, naar jou heugt, zeker al dikwijls ge beurd, hè?" sprak de reiziger opnieuw, wiens praat zucht door de gebruikte versnapering zich in 't zadel had gezet. //Dat zou'k meenen," hernam de waard, langzaam knikkend; //jongens jae. Den eersten keer dat'k een liek heb 'ezien was 't het liek van een drenkeling, 'k Was toen al zeuventien jaer. Een zegen, hè, als je niet eer een liek hebt 'ezien? Nou 'k verskoot er van. T'is al vief-en-twintig jaer 'eleden, maer nog zou 'k je het wel uutteekenen kunnen, als ik teekenen kon, hoe ze Pier Steffens naer 't lieken-huusje brachten. Gorrie, wat zag de arme man er uut niet waer, Kees?" voegde hij er aan toe, zich eensklaps tot den luisterenden derde keerend. Kees liet een gebrom hooren dat zoowel ja als neen beteekenen kon, maar bleef met strakken blik over zijn borrel heen naar mijnheer Geves kijken. /-En hoe is die man aan zijn eind geraakt?" //T'was een beuze storm, krek als die van gister, maer temet nog beuzer. Alle pinken waeren thuus, behalve die van Nan Kalles. Daer heur ik opeens een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 8