MOHAWKS. VA.» Miss M. E. BRADDON. Naar hst EnyeUck 95) 't Was dezelfde gestalte, die hem vroeger ook reeds verschenen was, de gedaante' eener vrouw, die zich daar in nevelachtige omtrekken ver toonde tegen den donkeren met eiken hout beschoten wand, meer nog ge lijkende op eene lichtende wolk, dan op eene werkelijke menschelijke ge stalte en dezelfde stem, die hem vroeger ook reeds in de ooren ge klonken had, sprak weder tot hem in zoo bovenaardsche klanken, dat het minder als eene stem klonk, dan wel als het gesuis van den wind, 't welk de verbeelding deed spreken en zuchten „Morgen, te middernacht, Laven- dale, zult gij zijn zooals ik nu ben Het licht was verdwenen de eiken houten wand was weder donker. Lavendale greep den pook en rakelde het vuur op, zoodat het weêr even opvlamde. Er was niets, niets behalve dat onstuimig kloppende hart van hem, dat hem zeide, dat daar iets geweest was. Een oogenblik daarna werd de deur op eens opengeduwd, en een troep zijner gasten kwam de kamer binnenstormen een wilde, toom- looze schare, een losbandige troep, die hem onwillekeurig aan het volk in Comus deed denken, na die bo venaardsche verschijning, die een oogenblik te voren zich aan hem vertoond had. „Wat hebt ge uitgevoerd, Laven dale?" vroeg Durnford. „Is dit nu een manier om je gasten te behan delen?" „De dames waren uit haar humeur, omdat zij hare thee zonder uwe lord schap moesten drinken," sprak Irene. „En had niet het onvergelijkelijke verstoppertjen spelen ons bezigge houden, we zouden het allen op de zenuwen hebben gekregen," beweerde Lady Polwhele„maar we hebben ons prachtig in je gangen en kabi- netjens geamuzeerd, Lavendale, en we moeten, dunkt me, al je familie geesten in opschudding gebracht, en je oude Jacobitiesche ratten een doodelijken schrik aangejaagd hebben, 't Spreekt van zelf, dat ge geen par venu Hannoveranen achter je eerbied waardig paneelwerk hebt, is 't wel? We hebben in onze pret geen hoek- jen onbezocht gelaten." „'t Was alles behalve mooi van uwe lordschap, ons zoolang te verlaten," sprak Mr. Asterley, „en ge hadt waarlijk Lady Judith wel in 't oog mogen houden, aan wie Lord Boling- broke heel aardig in den salon het hof zit te maken." „O, zijne Fransche vrouw zal wel zorgen, dat er niets verkeerds ge schiede," zeide Asterley„maar, in dedaad, Lavendale, ge moet u bij ons voegen aan het basset-spel. Er is geen aardigheid aan, als gij er niet bij zijt." „Ik kom," antwoordde Lavendale, en hij volgde hen naar de groote voorzaal. Durnford verontrustte zich over zijn voorkomen, toen zij in het licht kwamen. „Wat deedt ge daar, Jack, in die donkere kamer?" vroeg hij. „Waart ge daar in slaap gevallen „Neen, ik heb daar zitten mijme ren mijmeren over mijn geluk maar 't is nu voorbij, en ik ben nu bereid, verder met u den avond vroo- lijk door te brengen. Ik zal even hoog spelen, ik zal even stevig drinken, als in onze losbandigste dagen. Hoe drukker het toegaat, des te liever zal 't me zijn." Hij liep naar den salon, waar zijn aanstaande op het klavecimbel zat te spelen voor Lady Bolingbroke, terwijl de staatsman, met zijn rug naar 't vuur gekeerd, in peinzende houding daarbij stond. Daar was in allen gevalle niets te bespeuren van wufte lichtzinnigheid. Toen hij binnenkwam, sprong Ju dith dadelijk overeind en snelde naar hem toe. „Waarom hebt gij ons zoo lang aan ons lot overgelaten?" vroeg zij op klagenden toon. „'t Is wreed van je, zoo lang weg te blijven." „Kon ik je in aangenamer gezel schap achterlaten Maar, geloof me, liefste mijne, ik ben niet voor mijn genoegen weggebleven. Ik had noo- dige bezigheden te verrichten." „Ge hebt het recht niet drukke bezigheden te hebben, wanneer ik in je huis ben. Alle arbeid moet ge staakt wordeu, behalve je inspanning om mij genoegen te doendit laat ste zeide zij, geheel en al met het voorkomen van eene vertroetelde schoonheid; maar terstond daarop werd zij, de verandering op zijn gelaat opmerkend, ernstig en zeide op liefdevollen toon: „maar 't is niet waar, ge hebt geen drukke bezigheden gehad. Ge zijt ongesteld geworden, wellicht wel in zwjjm ge vallen. Ge zijt zoo bleek als een doodeO, Lavendale, wat is er voor gevallen „Niets ter wereld, liefste mijne, waarover ge je behoeft te verontrus ten. Ik heb gisteren wat te hard ge reden, om het genoegen te kunnen smaken van aan je zijde te blijven, en ik ben geen Nimrod, zooals Wal- pole en zijn groote mededinger daar ginder. De jacht heeft me vermoeid." „'tMoet niet best met je gezond heid gesteld zijn, als ge zoo licht vermoeid wordt." „Licht, sapperloot! Wel, 't was een rit van dertig mijlen, en dan nog veertien mijlen er bij op den terug tocht. Alleen eene godin kan van zulk eene vermoeienis niets weten. Maar wilt ge een spellentje basset spelen, en wilt ge dan mij tot je partner hebben „Ge zult in alles mijn partner zijn, tot aan den dood." „Tot aan den dood," herhaalde hij op plechtigen toonen toen gingen zij naast elkander zitten. Zijn opgeruimdheid liet dien avond weinig te wenschen over, en de wijn bracht allengskens de kleur weêr op zijn gelaat terugmaar,'telkens en tel kens weder, als het gesprek even ge staakt werd,wanneer de anderen in ge spannen verwachting al hun aandacht wijdden aan hun spel, of later ook aan den avondmaaltijd, als er eens een oogenblik van stilte kwam, dacht hij aan de gestalte en de'stem, welke hij dien avond gezien en gehoord had. Konden twee werelden tegelijk zoover van elkander verwijderd en zoo nabij elkander zijn de wereld des levens en de wereld van den dood? Geen enkel oogenblik kwam het bij hem op, te twijfelen, of zijn moeders geest was hem verschenen, of hare stem had hem gewaarschuwd, en aangaande de beteekenis van die waarschuwing kon geen misverstand bestaan. Hij hield zich zelf voor, dat hij morgen te middernacht sterven moest. Nog maar één nacht en één dag mocht hij nog op aarde vertoeven: één nacht, om berouw te gevoelen over zijne zonde; één dag, oin zijne wereld- scho zaken te regelen, en afscheid te nemen van allen, die hij liefhad. Zou hij alles aan zijne beminde toevertrouwen'? Zou hij aan Judith mededeelen, dat hij die verschijning gehad had? Neen zij zou het opvatten als iets zonder beteekenis, of tenminste, zij zou zich aanstellen alsof zij er zoo luchtig over dacht. Ja, naar alle waarschijnlijkheid zou zij werkelijk ongeloovig zijnzij was al te zeer vorzonken in deze wereld en in we- reldsche dwaasheden, 0111 te kunnen gelooven in eene geestverschijning. Zij zou hem zeggen, dat zijn hoofd zwak was, en zij zou haar uiterste best doen, om al lachende hem aan het twijfelen te brengen. „Ik wil liever geloovig zijn, al moet ik dan ook gelooven, dat mij mijn doodvonnis aangekondigd is," sprak hij bij zichzelf. „Te weten, dat er een God is, en eene wereld, aan gene zijde van het graf, is beter dan een lang leven op aarde, 's Men- schen leven, al leefde hij honderd jaren, zou niet beter zijn dan het leven van een worm, indien het met den dood een einde nam. Maar zij, die mij verschenen is, geeft me de ver zekering van eene toekomst. Waar zij is, zal ik zijn." 't Was na middernacht, toen het gezelschap uiteenging; maar, hoe laat het ook was, Durnford volgde Laven dale naar zijne slaapkamer. „Ge moet er me alles van mede deelen, Jack," sprak hij op ernstigen tooD, toen zij daar samen bij het haardvuur stonden. „Waarvan „Van 't geen je zoo van streek gebracht heeft. Zoo iets is er geweest, dat weet ik zeker. Ge zijt geschrikt, ge hebt iets gezien, of iets gedroomd, daar in de bibliotheek, voordat we je daar vonden, half bewusteloos, bijna niet in staat te spreken. Er is iets geweest, Jack; ik ken je te goed, om me daarin te vergissen." „Er is iets geweest, maar ik kan je niet zeggen wat." „O, maar ge moet, ge zult het zeggen! Wat zou het opbrengen, of we al als 't ware aangenomen broe ders waren, als ge me je vertrouwen niet kondt schenken? Ge hebt nooit geheimen voor me gehad, Jack. Tot op heden avond ben ik zelfs op de hoogte geweest van je zondige ge heimen, op gevaar af van in de oogen van deze onze goedhartige wereld een Sir Pandarus te zijn. Ik heb alle recht op je vertrouwen. Ge hebt me verleden zomer medegedeeld, hoe ge toen eene waarschuwing ontvangen hadt, een waarschuwenden droom, die je van eene groote zonde terug gehouden heeft. Is het nu weêr een droom geweest? Waart ge in slaap geraakt bij het vuur, en zijt ge met een schrik wakker geworden, zooals met kinderen soms plaats heeft?" „Neen, Herrick, ik was klaar wak ker." En toen kwam Durnford allengs kens de waarheid van hem te weten het verhaal van het vizioen, zooals hem dat verschenen was in dien zo- „Ik zal morgenochtend een nieuw testament maken, Herrick, en ik zal dit landgoed aan u vermaken. Ik heb er de vrije beschikking over, en of schoon het met een zware hypotheek belast is, behoeft ge toch niet te vree zen, dat het voor u een steen om den hals zal zijn, mijn vriend." „Jack, waarom wilt ge zoo blijven spreken, alsof het eene zekere zaak is, dat je einde zoo nabij zou zijn Het doet me smartelijk aan, je zoo te hooren spreken." „Maar het is eene zekere zaak. Morgen neen, deze dag is mijn laatste, want de nieuwe dag is reeds aangevangen. Te middernacht zal ik van u weggenomen zijn. Laat Judith mijn lijk niet zien, wanneer ik zal zijn heengegaan. Er is iets ijselijks in het aanschijn des doods, dat haar herinnering aan den man, dien zij bemind heeft, mocht vergiftigen. Ik zou gaarne hebben, dat dit gelaat haar niet anders voor den geest stond dan zooals het zich vertoonde, toen dat onbeschrijfelijk iets, dat we ziel noemen, het nog verlichtte. Ëeloof me dat!" „Ik wil je alles beloven wat je genoegen kan doen. Toch bevreemdt het me, dat een man, met zulk een krachtig verstand toegerust als gij, kan spreken van een vizioen, dat zijn eenige bron heeft in je geschokte zenuwen, met een ernst, als ware t een openbaring van den Almach tige. Maar ik heb vast voorgenomen, thans niet met je te redeneeren." „'tZou ook niets baten. Ik ben volmaakt ernstig, en mjjn overtuiging laat zich niet schokken, door welke redeneering ook." „Ik zal om u en uw overtuiging lachen, wanneer middernacht maar eenmaal voorbij is." „Ik bid God, dat we gelegenheid mogen hebben om te lachen. Deuk niet, dat ik met welgevallen mijn doodvonnis heb aangehoord, Herrick! Ik ga eene wereld verlaten, die voor mij vol genot is. Een jaar geleden had ik, geloof ik, het opontbod wel kom kunnen heeten, doch nu Laat me ten einde brengen wat ik begon nen ben te zeggen. Ik heb een voor gevoelen, dat ge op weg zijt een groot staatsman te worden de Whigs zullen het heft geheel in handen krijgen, Herrickde Tories hebben hun ure gehad, en deze is voorbij en zoo zal dit landgoed een geschikt verblijf voor je zijn. Ge zult daardoor den naam verkrijgen van een gevestigd man, en Lavendale Manor zal voor je een aangenaam tehuis zijn in je vakantiedagen. Irene zal er veel meê ophebben, omdat het zoo in de onmiddellijke nabijheid is van het huis, waar zij hare kinder- mernacht, en zooals het hem nu weder verschenen was in de winteravond- jaren heeft doorgebracht, en wanneer schemering. Yoor hem was bljjkbaar ge als bedaagde getrouwde lui na den de verschijning eene werkelijkheid, maaltijd eene kleine wandeling gaat welke niet te betwisten was, eene doen, dan kunt ge naar de plek wan- feitelijke geestverschijning, en niet delen, waar gij in den bloei uwer maar eene vrucht zijner verbeelding „Ik heb mijn uiterste best gedaan, om te twijfelen aan die vroegere verschijning; ik had mezelf bijna zoover weten te krijgen, dat ik er niet aan geloofde," zeide hij ten be sluite „maar nu weet ik zeker, dat. het werkelijkheid is. Ik weet, dat de geest mijner moeder over mij waakt met een liefelijken beschermenden in vloed; ik weet, dat zij mij gewaar schuwd en mij behoed heeft, en dat dagen placht samen te komen, om je af te geven met zoete minnekozerij. Deze mijne oude geboorteplaats, met al de lasten, waarmee zij bezwaard is, is alles wat ik aan mijn aange nomen broeder kan vermaken." „Ik hoop je aan het mij toegezegde legaat te herinneren, wanneer wij beiden oude mannen zullen gewor den zijn, Jack," zeide Herrick op vroolijken toon„en nu, goeden nacht, of goeden morgen, zooals ge 't het ik morgennacht bij haar zal zijn in iiefst wilt. Ga naar bed en slaap wat, het doodenrijk." indien het je mogelijk is, mijn koort- Durnford waagde geen poging, om gjge vriend, anders kunt ge er mor- kem door ernstige redeneering van gen aan het ontbijt wel eens treurig dit inzicht af te brengenhij achtte uitzien voor een minnaar." het meer zijn plicht, zijn vriend te kalmeeren, dan met hem te rede twisten. Hij bleef tot laat in den winternacht bij Lavendalezij zaten daar met hun beiden voor het haard vuur, en spraken over hun verleden, Wordt vervolqd en ook het een en ander over Herrick's toekomst. Gedrukt bjj, DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6