HAARLEMSCH Eerste Blad. Mo 100 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84 Zeventiende Jaargang. 144. van WOENSDAG 18 December 1895. N ieu wsberichteu tklephoonnummer telephon1sche verbinding met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden,25. franco p. post —40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk. Prijs per Advertentie van 1—6 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Weten en Werken. Maandag avond had de tweede voor dracht plaats, de Heer H. J. Scholten van Amsterdam vervulde de spreekbeurt. Voorgedragen werd een der schetsen van Wérumeus Buning. Deze schetsen zijn genoegzaam be kend, ze zijn gelezen en herlezen door dui zenden; telkens neemt men ze nog eens ter hand en steeds behouden ze hare een voudige frischheid, hieraan toe te schrij ven, dat de personen karakters voorstellen en precies zoo doen als de schrijver ze heeft zien doen. Geniet men de schetsen zoo in zijn eentje, dan deelt de prettig blijde toon zich aan den lezer mede, doch hoe winnen ze nog, wanneer ze worden gelezen door den heer Scholten. Als goed lezer weet hij door het leggen van een goeden nadruk hier en daar nieuwe gezichts punten in het licht te stellen en zijn scheepsvolk, meestal uit de laagste rangen, te doen kennen in hun ietwat hardhandige goedhartigheid, in hun eigenaardige uitdrukkingen, soms met ir.atrozenbeslistheid geuit, het beeld van den Hollandsehen zeeman voor te stellen. Op deze wijze Buning te genieten is een dubbel genot. Ook heden werd het meesterschap van den Heer Scholten gaarne erkend, zooals bleek uit de besliste aandacht waarmede de voordracht werd gevolgd. Tot slot gaf spreker nog een voor dracht, „Bonaparte" ten beste en ook hier wekte Spreker de vroolijkheid op. De zaal was dicht bezet. Nu een klein verzoek Het zou kunnen zijn dat nog een der leden van W. en W. een bewijs van toegang ongebruikt had liggen. Nu heeft een man, die anders altijd van de lezingen gebruik maakt, nu geen kaart machtig kunnen worden. - Zou de verslaggever voor dezen oud gediende beleefd toezending van die on gebruikte kaart mogen verzoeken aan het bureau van dit blad Twee.de Kamer In de namiddag-verga dering van Maandag werd de algemeene beraadslaging van Hoofdstuk V der i Staatsbegrooting aangevangen en ten einde gebracht. De eerste spreker was de heer Vermeulen, die terugkwam op zijn algemeene bedenking, dat 's Mi nisters begrooting strijdt met de taak van het geheele Kabinet, en uitgaven bevat van verreikende financieele ge volgen, vooral op onderwijs gebied. Spreker zag geen kans bij amendement het karakter der begrooting te veran deren. De heer Willinga besprak de Koninklijke Besluiten, houdende vernie tiging, van de plaatselijke verorderingen van Nijmegen en Tilburg, betreffende het verspreiden van gedrukte stukken. Hij betoogde, dat de interpretatie van den Min. van art. 7 der Grondwet on juist is. Verder kwam Spreker terug op de bij Hoofdstuk Justitie behandelde uitlegging van de overgangsbepaling van art 28b der Drankwet, en vroeg of de Min. bereid was spoedig een oplossing te geven aan deze kwestie. De heer Kuyper achtte de grieven betreffende 's Ministers onderwijs-voorstellen ge grond, en meende, dat de begrooting poren droeg van heropening van den schoolstrijd. Hij kwam op tegen de houding der hooge autoriteiten tegenover het gemeentebestuur van Sliedrecht na de ontdekte onregelmatigheden en vroeg nadere inlichtingen over weigering van hulp van hooger hand en over het den vorigen burgemeester eervol verleend ontslag. De heer Lieftinck vroeg gelijk matige toepassiug van de drankwet, bij toekenning van en boven het maximum. De Heer de Savornin Lohman zag in de aanwezigheid van dezen minister een natuurlijk gevolg van de politieke gebeurtenissen, en natuurlijk vindt hij het dat deze minister, die wel eens onder de konservatieven gerekend wordt, van tijd tot tijd eens wil toonen, dat hij nog liberaal is. Spreker zou dus de posten van deze begrooting op zich zelve beschouwen, gelijk onder vroegere libe rale ministers. Hij zou niet stemmen tegen de begrooting om redenen er buiten gelegen. Over 't geheel genomen geeft de begrooting hem geen aanleiding tot bizondere bezwaren. Spreker besprak de Koninklijke vermetigingsbesluiten betreffende de verordeningen van Tilburg en Nijmegen en verder ook de kwestie der vakcine in verband van zijne vroege re nota te dezer zake. De Minister van Binnenl. Zaken meende te moeten op komen tegen de uitgesproken vrees, dat de beraadslagingen en beslissingen over deze begrooting van invloed zouden knnnen zijn op de Kieswet. Hij wees er verder op, dat bij de jongste politie ke gebeurtenissen de Katholieke partij eene bizondere pozitie had ingenomen en, behoudens eene uitzondering, meer links had gestaan. De Reg. harerzijds houdt bij hare voorstellen het oog ge vestigd op de Grondwet, en op de pozi tie, die in dit parlement voor haar is afgebakend. Hij verdedigde de voorge dragen uitgaven, die zijn voorgesteld onafhankelijk van politieke omstandighe den, maar geheel een gevolg zijn van den innerlijken drang der noodzakelijkheid. De Min. van Fin. had ook geen bezwaar gehad tegen binnenlandsche zakentrou wens de 425.000, waarmede het eind cijfer dezer begrooting dat van het vorige jaar overtreft, beheerschen toch ook niet den financieelen toestand in 't algemeen en het evenwicht op de begrooting, en moet gepaste zuinigheid worden betracht hij is zich niet bewust dat niet te heb ben gedaan. De Reg. heeft ook volsirekt geen bedoeling om de gevoelens van anderen te beoordeelen of te kwetsen. Zij doet voorstellen, die naar haar oor deel geen politieke kwestieën raken, en waarvan de beslissing geen invloed op de behandeling van de kieswet kan uitoefenen. De Min. wijst er met nadruk op, dat geen der voorstellen van de Reg. in zake onderwijs dingen betrelt, die tot den zoogenaamden schoolstrijd kun nen gerekend worden. Ten aanzien van de verordeningen Nijmegen en Tilburg antwoordt de Mip. dat naar zijn meening bij de uitvoering van wetten zooveel mogelijk de letter moet worden gevolgd en niet te rade moet worden gegaan met hetgeen de een of ander over eene wetsbepaling gezegd heeft. En dan is het duidelijk genoeg, dat art 7b der Grondwet bedoelt, dat geen andere be perking van drukpers mag worden toe gelaten dan in de wet zelve gelegen is. Over de vakcine begeerde de Min. niet in een principieel debat te treden. De nota van den heer Lohman was in on derzoek gesteld bij den medieschen ad viseur, wiens rapport wordt afgewacht. Ten opzichte van de onregelmatigheden te Sliedrecht zegt de Min. dat volgens rechterlijke beslissing niet van doleuse intentie gebleken. Hij erkende echter, dat het onderzoek, dat thans wordt ingesteld, vroeger moest hebben plaats gehad. Den heer Willinge antwoordt de Min., dat hij wijziging van art. 26b der Drankwet zal uitlokken. Nadat de heeren Willinge, Veegens, Kuyper en de Sa vornin Lohman nog hadden gerepliceerd, en de Min. daarop had geantwoord, werd de algemeene beraadslaging gesloten, terwijl verder nog in deze zitting de artt. 14 werden goedgekeurd. In de zitting van Dinsdag werden eerst van Hootdst. V der Staatsbegroo ting artt. 549 goedgekeurd. Bij art. 50 Armwezenbestreed de heer Houwing het bestaande stelsel van armenbedeeling, dat vervangen moet worden door werk verschaffing, waarbij de gemeente op treedt als werkgeefster, door het in ont ginning geven van woestegronden. De Min. van Binnenl. Zaken zou niet treden in een debat over de beschouwingen omtrent het toenemend pauperisme, ofschoon 't hem voorkwam, dat door den heer Houwing niet voldoende werd gelet op de 'richting van het volk in de laatste jaren, bepaaldelijk niet op de gewoonte van het volk om zich aan te melden bij de gemeentekas, als de inkomsten niet voldoende zijn. Overigens had de Min. met belangstelling kennis genomen van de door den heer Houwing ontwikkelde denkbeelden. Wordt daardoor de vrije arbeid niet belemmerd, dan is de Min. bereid het denkbeeld te steu nen in die gemeenten, die daarvoor vatbaar zijn. Bij de 4de atdeeling disclie politie) bracht de heer Zijp ter sprake de heropening der buitenlandsche grenzen voor ons vee, en sprak hij de hoop uit, dat dit weldra in Duitschland zal worden toegelaten. Verder drong hij aan op spoedige indiening van de toegezegde wet tot wijziging van het veeartsenijkundig Staatstoezicht, en be toogde hij, dat belangrijke steun voor de veefokkerij noodzakelijk was. De Min. antwoordde den heer Zijp, dat een K. B. omtrent de besmettelijkheid van vee ziekten in bewerking was. Do kwestie der veefokkerij stelde de Min. uit tot bij betrekkelijke artiekel. Bij art. 76 Krankzinnigengesticht Grave) werd de post voor inrichting van het arsenaal te Grave tot krankzinnigen gesticht be streden door de heeren Vermeulen en Veegens, omdat de krankzinnigen wet slechts c<in Rijksgesticht kent, welk bezwaar werd gedeeld door de heeren de Beaufort (Wijle) en Seret. De heer Harte verdedigde den post, die alleen zal worden uitgevoerd na wetswijziging. De Min. van Binnenl. Zaken ontvouwde uitvoerig de voordeelen van een krank zinnigengesticht voor rustige patiënten, filiaal van Medemblik. De post werd verworpen met 50 tegen 36 stemmen. Een am. Tijdens c. s. om de subsidieen voor verbetering van paardenrassen te brengen van ƒ30.000 op f60.000 werd door den Min. bestreden als onnoodig en ongemotiveerd, en daarna verworpen met 46 tegen 43 stemmen. In het na tionaal belang van den veestapel vede- digde de heer Ferf het voorstel om een subsidie van f 10.000 uit te trekken ter bevordering van de veefokkerij. Na herhaalde stemmingen plaatste de Kamer op de nominatie voor het lid maatschap van den Hoogen Raad als lsten kandidaat Mr. A. Telders. Bij voortzetting van de behandeling van Hoofdst. V BinnenlZaken) der begrooting moest in de zitting van Woensdag eerst eene beslissing geno men worden over het am. van de heeren Ferf c. s. De Min. verklaarde geen be zwaar te hebben een post, waarvoor genoemde heeren 10.000 voorstelden, voor memorie uit te trekken, in afwach ting van een gemotiveerd Regeerings- voorstel. De heer Beelaerts van Blokland, een der medevoorstellers van het am., wees op wat het kleine Denemarken voor opbeuring van de veeteelt doet, z.i. een grooter algemeen belang dan de paarden fokkerij. De heer Ferf achtte het in reglement van de paar denfokkerij de bouwstof gelegen voor de regeling der subsidieen voor de vee teelt. De heer de Savornin Lohman stelde den door den Minister gewenschten memoriepost voor, ook wegens zijn be zwaar tegen begrootings verhoogingen door leden, die daardoor blootstaan aan het vermoeden, dat zij aan hun kiezers beleefdheden willen bewijzen. De Kom missie van Rapp. en de heer de Kanter ondersteunden rijkssteun aan de vee teelt: ook de heer Lieftinck, die de landbouw belangen reeds te veel ver waarloosd achtte. De heer van Dedem achtte de bedoelde subsidieen alleen ten voordeele van gegoede landbouwers. Na dat de Min. voorbereiding van het subsidieplan had toegezegd, werd het am.-Ferf verworpen met 49 tegen 44 stemmen, waarna voor het doel een memoriepost is uitgetrokken. Aan den heer v. Deinse verzekerde de Min. dat de Reg. alles doet om de klachten van het buitenland over den toestand van het vee te voorkomen. Daarna kwam de afdeeling Hooger Onderwijs aan de orde. Bij art. 88a jaarwedde van hoogleeraren aan de Rijlesuniversiteit te Leiden) be streed de heer Farncombe Sanders het oprichten van een nieuwe leerstoel voor archaeologie, waardoor volgens hem het specializeeren van de letterkunde te zeer in de hand zou worden gewerkt. De heer Vermeulen, die vermindering van het aantal universiteiten voorstond, sloot zich daarbij aan. De heeren van Bijlandt (Gouda) Bool en Drucker verde digden den post in het belang van het on derwijs in de klassieke oudheid, maar de heer Kuyper wenschte afscheiding van archaeologie van oude geschiedenis. De Min. van Binnenl. Zaken wees er op, dat hij aan de taak van den te benoe men leeraar geen te grooten omvang gaf, en dat daarvoor wel een geschikt persoon te vinden was. De post werd ten slotte zonder stemming goedgekeurd. De heer Heemskerk protesteerde tegen de weigering van den Minister om ook bizondere gymnasia te subsideeren, in tegenstelling met de openbaren, voor welke subsidie in uitzicht wordt gesteld. De heer de Savornin Lohman waar schuwde tegen te goedkoop toegankelijk stellen van gymnasia. De Minister bleef tegen verhooging van het minerval, doch was niet tegen verhooging van het toela- tingseischen. Bij art. 110 vroeg de heer Farncombe Sanders voor de Polytech- niesche school gelijkstelling in rang met de Rijksuniversiteiten, en hij betoogde de wenschelijkheid van de uitbreiding

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 1