CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) van EDNA LYALL. Naar de tiende Engelse/ie uitgave. 5) Hij dacht juist niet aan het ge sprek der beide Engelschen, maar de gedachtengang dien middag bij hem opgewekt, had een diepen indruk in zijn gemoed achtergelaten, en de ziele- smart die het oogenblik van misver stand veroorzaakte, gaf aaD den toon waarop hij dit laatste woord uitsprak een tiendubbele kracht. Francesca haalde snel adem de liefde, haar tot nu toe onbekend, openbaarde zich voor haar oog; zij verschrikte bij de gedachte aan de onsterfelijke liefde, de eeuwigdurende toewijding van hem die haar beminde. De kracht en de heiligheid van dat laatste woord door hem gesproken, vervulde haar hart met een liefde, eene onderwerping, die zij zelve niet vermoed zou heb ben. Zijn geluk, zijn leven was in hare hand. En het hare in de zijne. Geen menschelijk wezen kon ooit den omvang van de eene gedachte ver dragen zonder den steun van de an dere. Weldra begonnen zij zich gouden droombeelden van de toekomst te scheppen. Carlo noemde een paar plaatsjes waar hij dacht dat zij gaar ne zou wonenéen was een ideaal van een stadjeQuisisana genaamd, aan den overkant van Napels, waar zij eens, het was jaren geleden, ge zegd had, dat zij wel een huis zou willen bouwen, als iemand haar maar wat erven liet, èn een mooie villa te Pozilipo, die zij altijd placht te be wonderen. Het trof haar, hoe hij zich al haar zorgelooze meisjespraatjes herinnerde en jaren lang onthouden had. ,0," zeide zij met een glimlach, „ik dacht vroeger dat de plaats er veel toe deed, maar nu, Carlo mio, geef ik er niet om. Wij zullen ons in de wildernis een nestje bouwen als gij wilt, of te Napels, in een hoek van een oud paleis het is mij alles hetzelfde, zoolang wij te zamen zijn." Hij trok haar dichter naar zich toe. Zij gingen voort met plannen maken, en zagen niet, dat een kleine nimf het zomerhuis naderde. Sibyl stond een oogenblik in de deur stil, zonder door het minnende paar opge merkt te worden, en riep eindelijk uit„O, is dat het spelletjeHaar verbaasde en teleurgestelde blik was grappig om te zien. „Welk spelletje?" vroeg Frances ca, lachend en blozend te gelijk. „Wel, het spel dat gij zeidet, dat de menschen spelen als zij elkaar liefhebben 1" „Ja," zei Carlo, „juist, dit is het!" en hij kon niet tot bedaren komen van het lachen. „En is dit alles?" riep het kleine ding, op een toon van groote teleur stelling. Een voortdurend gelach was het eenige antwoord. „Nu, wat mij betreft," zeide Sibyl, die, daar zij altijd onder groote men schen was, veel hoogdravende woor den opgevangen had, „wat mij betreft, ik vind het vreeselijk onbeduidend 1" En zij liep hard weg. Carlo zag haar uit het gezicht verdwijnen, en glimlachte over haar kluchtig afkeu renden toon. „Zij zal u missen, het arme kind," zei hij eindelijk. „Ja, en dat zou een reden zijn om niet ver weg te gaan. En uwe moeder, Carlo 1 Hoe zelfzuchtig van mij niet aan haar te denkenGij moet nooit van haar afgaan nooit 1" „Gij zult de plaats van Nita bij haar innemen," sprak Carlo. „Gij zult haar vertroosten, zooals ik het nooit heb kunnen doen." En wederom verdiepten zij zich in de gulden heerlijkheden der toe komst. Men moest Clare overhalen terug te komen, en op Sibyl te pas sen en de villa Bruno, die hen, om zoovele herinneringen, al dierbaar was, zou hun paradijs zijn. Dat plan zou alle moeielijkheden doen verval len, en elke scheiding onnoodig ma ken het zou het beste zijn voor ande ren, zoowel als voor zichzelven. „En wij moeten niet zelfzuchtig zijn in ons geluk," zeide Francesca. „Neen," antwoordde hij, en glim lachte bij de herinnering aan de af scheidswoorden van zijn vriend „wij zullen Enrico Ritter bewijzen dat liefde geen zelfzucht is, en dat het egoïsme de wereld niet regeert, zoo als hij denkt." Een gong die in huis geluid werd, was het teeken dat hij gaan moest, en zij verlieten te zamen het kleine steenen gebouwtje, en wandel den door den fraaien tuin, die niets Engelsch had. Wegens de brandende zon kon men geen grasvelden hebben, maar toch was er een groote bekoor lijkheid in de rechte, schaduwrijke paden, waar hier en daar een reus achtige pijnboom stond, of een statige, sombere cypres tusschen de kastanjes, linden, en kamferboomen. Een lange colonnade, van witte pilaren, was van het eene eind tot het andere met kamperfoelie begroeidwinger den slingerden hun ranken tusschen de lage moerbezieboomendaaronder groeide de maïs met haar groene, lintvormige bladerenterwijl over alles iets bijzonder liefelijks lag, zoo als men dat alleen in Italiaansche tuinen vindt. Het huis was eenvou dig en solide gebouwdhet wit der muren werd getemperd door het dich te, vederachtige gebladerte van den peperboom, en een massa schitterend roode klim-geraniums. Kapitein Brit- ton zat in de loggia, eveneens be groeid, met witte rozen. Hij zag op, en een glimlach speelde om zijne lippen toen hij de twee zag nader- komen. Hij liep hen te gemoet om zijn dochter een kus te geven, en zijn aanstaanden schoonzoon hartelijk de hand te drukken. Het was een stevige vierkante gestalte, wat al te breed misschien; zijn haar en bakke baarden waren grijs, er speelde een vriendelijke trek om den breeden mond. In zijn manieren was iets goed hartigs, iets hartelijks, iets bescher- mends bijna. Maar, al had hij kleine gebreken, hij was innig goed, en zon der twijfel door en door hartelijk, en altijd bereid zijn vrienden te helpen. Indien Carlo al eens gebukt ging onder zijn welgemeend patroniseeren, of geprikkeld, en boos werd om een Engelsch vooroordeel, die kleinighe den waren weldra vergeten, door de gedachte aan duizende bewijzen van vriendelijkheid welke zijne moeder en hij van hun Engelschen buurman hadden ontvangen. En dan waren de Donati's er voor bekend dat zij prik kelbaar waren, en Carlo was langen tijd op zijn hoede geweest en had zich zeiven gezegd, dat de kleine on aangenaamheden en wanklanken, die nu en dan in hun omgang met de Britton's voorkwamen, veroorzaakt werden door zijn overgevoeligheid. Dergelijke dingen echter waren, wel beschouwd, onbeduidende kleinighe den, en konden de zaligheid van bij de geliefde te zijn, nooit werkelijk verstoren. „Yan harte geluk," zei de kapitein op warmen toon. „Ik was niet erg bang dat mijn kleine Fran onvrien delijk tegen u zou zijn, en ik mag niet knorren omdat ik haar zal ver liezen. Ik heb er nooit aan gedacht dat zij nog eens Signora worden zou. Maar wij hebben al een halven Etensbel. Engelschman van u gemaakt, niet waar?" „Neen, neen," zei Francesca, die terstond bemerkte dat bij de laatste woorden de oogen van haar vriend een oogenblik van toorn schitterden. „Carlo zal zijn vaderland altijd trouw blijven, al spreekt hij Engelsch als een geboren Engelschman. Dat komt omdat ik het u geleerd heb, is 't niet „Zonder een lieve leermeesteres, is leeren vervelend," zei Carlo lachend. „Maar ik genoot mijn lessen." „Dat herinnert mij aan onzen ouden meester, Signor Piale. O, Carlo, wat zal hij wel tegen ons zeggen? Wat zal hij wel zeggenriep Francesca lachende. Kapitein Britton glimlachte en zeide: „Doe mijne groeten aan Sig nora Donati, en vraag of ik haar een bezoek mag brengen." „Van avond," viel Carlo onstuimig in de rede. „Zeg dat gij van avond na het eten zult komen. Mijne moe der kan niet uitgaan zooals gij weet, en zij zal verlangen Francesca te zien." „Nu, wij behoeven geen complimen ten te maken, zelfs van daag niet, wij zijn zulke oude vrienden, niet waar?" zeide de kapitein goedhar tig. „Na het eten dus. Kom, Fran, gij behoeft Carlo niet uit te laten, ge ziet elkaar spoedig weer, en de soep wordt koud." Francesca werd meê naar de eet kamer getroond, en, naar huis terug- keerende, was Carlo met één sprong over de prikkige hulster haag, en onder een groepje ci.roen boomen in zijn eigen tuin. HOOFDSTUK IV. Een onbewolkte verloving. Niet om roem en niet om eer Rijnt tot U de stiJle bede, Geef ons Liefde, geef ons Vrede, Ons geluk verlangt niet meer. jean ingelow. De Villa Bruno was kleiner dan Casa Bella. Het had ook niet dat aangename en gezellige dat de En- gelsche familie Britton aan hun ver trekken wist te geven; ook stonden ér niet veel meubels, hoewel die welke men er vond, goed waren. Carlo liep de verandah door, en trad door het open raam van het salotto zachtjes binnen, daar hij zag dat zijne moeder op haar stoel in slaap gevallen was. Hij sloop naar haar toe, en stond doodstil naar het schoone, maar uitgeteerde gelaat van de zieke te kijken. Hij dacht er aan welk een groot geluk haar te wachten stond, en glimlachte. Hij stelde zich voor, hoe Francesca dat eigenaardige En- gelsche in hun huiskamer brengen zou, en hoe heerlijk het wezen zou als hij 's avonds naar huis reed, en die twee hem te zamen wachtten. Terwijl hij zoo aan de zonnige toe komst dacht, vergat hij het tegen woordige zijne moeder had de oogen geopend, en hem reeds eenige oogen- blikken aangezien, eer hij bemerkte dat zij wakker was. Eindelijk vielen zijn oogen op haar, en ontmoetten zij de hare, die hem terstond zeiden, dat zij alles begreep. „Gjj brengt goede tijding, Carlino," riep zij uit, terwijl zij zijn hoofd naar zich toetrok, en de zachte gebruinde wangen kuste. „De beste tijding moeder, de beste!" antwoordde hij, haar op zijn beurt liefkozende. „O, moeder! ik ben de gelukkigste man in Italië „Francesca". begon de signora. „Francesca is de mijne de mijne 1" viel hij haar in de rede. „Zij komt hier gij zult haar spoedig zien, madre mia. „En haar vader?" „Was de goedheid zelf. Hij zal haar van avond hier brengen om u te zien. Geen man had vriendelijker kunnen zijn. Ik heb eerst hem opge zocht en toen, toen zèide hij, dat ik met haar mocht spreken dat ik haar in den tuin zou vinden. La ter was haar eerste gedachte aan u. O, moeder! zij zal de dochter voor u zijn, naar wie gij zoo lang ver langd hebt." Op eens schoten de oogen der moeder vol tranen. Insommal Nu heb ik u bedroefd gemaakt, en aan de arme Nita doen denkenmijn geluk deed mij al het andere vergeten! Vergeef mij, moe dertje, ik wilde u niet aan het ver leden herinneren." „Ach!" snikte de Signora Donati. „Hoe kan ik anders dan er aan den ken, Carlino, als het contrast zoo groot isGij die als een brave zoon met uw geluk tot mij komt, en Nita die mij enkel verdriet en schande bezorgt, die mij in al die jaren, zelfs geen enkel regeltje stuurt, waar uit berouw of liefde spreekt." „Zij zal terug komen, moederlief, zij zal terugkomen," zei hij sussend. „Eenmaal zal zij behoefte krijgen aan haar moeder. Schrei van avond niet; nu vooral niet. Ik zal het als een slecht voorteeken beschouwen." De jaren hadden geen scheidsmuur tusschen deze twee opgericht; Carlo was met zijn moeder even vrij en openhartig als toen hij een kind was zij had in dien langen proeftijd al zijn hopen en vreezen met hem ge deeld, en nu deelde zij zijn vreugde, en werd spoedig door hem opgemon terd, toen hij haar verder vertelde van 't geen er op Casa Bella was voorgevallen. Toen zij, op zijn arm geleund, naar de eetkamer ging, was zij weer geheel zichzelve, haar droefheid was vergeten, zij lach te vroolijk om zijn verhaal van En rico's philosophische raadgevingen, en voelde haar hart kloppen van trots en van geluk als zij over de tafel naar den zoon keek, die zoovele ja ren haar alles in allen was geweest. Carlo was te gelukkig dan dat hij het maal eer kon aandoen, maar hij dronk op zijn moeder met een glas Örvieto ook Francesca's gezondheid werd niet vergeten en zij stootten hunne gla zen aan, en waren recht vroolijk. Aan het, tête-a-tête doorgebrachte, middagmaal op Casa Bella ging het rustiger toe, maar men was toch vroolijk op zijn manier. De oude ka pitein glom van stil genoegen achter zijn roastbeef; Francesca's gelaat straalde van geluk. Zij praatten ge woon over het weder, over den oogst van oranjes, over de zijdewormen, over den laatsten brief uit Engeland, enfin, over alles, behalve over het onderwerp, dat hen het naast aan het hart lag, maar de oude Dino was ook in de kamer, en zij moesten dus den schijn ophoudenHet dessert, en hiermede het verdwijnen van den knecht, en het binnenkomen van Si byl maakten de tongen los „Sibyl," zeide de kapitein, en nam het kind op zijn knie, „wat zoudt ge er wel van zeggen als wij hier eens bruiloft hielden?" „Bruiloft, vader?" Sibyl klapte in de handjes van blijdschap. „O, mag ik de bruid zijn, vader? Mag ik de bruid zijn?" „Neen," zeide de vader lachende, „die rol is al verzegd. Gij moet mijn huishoudstertje wezen, en Francesca wordt de bruid. Kom, gij moet eens op haar gezondheid drinken: „Veel geluk en een lang leven aan de toe komstige Signora Donati I" Sibyl herhaalde gedwee de woor den, maar trok een zuur gezichtje over den wijn. Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1895 | | pagina 6