CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engelsche uitgave. 6) „Wat een akelig goed, Pap'toe, geef mij gauw een stukje chinaasap- pel." En toen, met een vollen mond „Maar Pran kan geen Signora Dona ti zijn." „Ja, zeker wel, als zij met Carlo trouwt," zei de kapitein. „Met Carlo trouwen?" herhaalde Sibyl in groote verbazing. „O hemel! gaat Carlo trouwen Hoe vervelend Nu zal hij nooit meer met mij spelen en pret maken „Waarom niet?" zei Francesca lachende. „O neen," pruilde Sibyl, met een wijs, diepzinnig gezichtje, „neen, dat doet hij nooit meer. Ik heb juf laatst gevraagd wat trouwen beteekende, en zjj zeide dat de menschen dan bedaard werden, en zich gingen ves tigen." De beide ouderen lachten hartelijk. „Maar hij wordt uw broeder, weet ge, Sibyl," zeide Prancesca, en broêrs spelen altijd meê." „Carlo mijn broeder?" „Uw schoonbroeder." ,0, ja, dat is waar ookDat stond op zijn kaartje," zei Sibyl triumlante- lijk; „dus wist hij al voordat hij hierkwam dat hij mijn broeder werd En eer kapitein Britton bedaard was van het lachen, bracht Sibyl het tweetal in een nieuwe lachbui door plechtig het glas naar hare lip pen te brengen, en op deftigen toon te herhalen „Lang leve mijn aanstaande schoon broeder, en dat hij veel met mij spelen zal." Prancesca verlangde zeer Signora Donati te gaan zien, maar zij moest wachten tot Sibyl naar bed gebracht was, en haar vader zijn middagslaap je had gedaan. Toen wierp zij een witte wollen shawl om, gaf haar vader een arm, en stapte naar de villa Bruno. De Signora was alleen, en kwam hen met de meeste hartelijkheid te gemoet. Prancesca hield innig veel van haar, en beantwoordde haar kus met geheel haar hart, maar midden onder de zacht gefluisterde, teedere verzekeringen van de vreugde over het nieuws dat Carlo haar gebracht had, hoorde zij de stem van den ge liefde, die in den tuin liep te zingen. De vroolijke Napolitaansche melodie, de blijdschap die er sprak uit de stem van den zanger, vervulde haar hart van gelukzaligheid. Het liefelijke, be kende lied bracht haar later altijd dien eersten, volmaakt gelukkigen avond in de villa Bruno te binnen. „Hij heeft niets gedaan dan zingen sedert hij van u teruggekomen is," zeide de Signora, toen de zanger naderkwam, en men in die heldere atmosfeer duidelijk ieder woord ver staan kon •O, lieflyk Napels, Zalige grond. Waar met een glimlach De Schepping ontstond Gy zijt het koninkrijk Der harmonie, Santa Lucie, Santa Lucie!" De laatste noot trilde nog door de lucht, toen Carlo door het open ven ster in de flauw verlichte kamer trad, een bouquetje roode rozen en myrthenbloesems in de hand. Daar zag hij voor zich het tafereel dat hij zich in zijne verbeelding zoo dik werf gemaald had, want Francesca stond naast zijne moeder, terwijl het lamplicht een zachten gloed over haar lief gelaat verspreidde. Zij was gekleed in een witte japon, een zach te stof, die hem aan een kinderjurk je deed denkenhaar weelderig, bruin haar zat een weinig ruig door den witten shawl dien zij afgeworpen had zooals zij daar stond in de reine volheid van haar geluk was zij onbe schrijfelijk schoon. „Ik wist niet dat gij er waart," riep hij uit, snel op haar toetreden de, „hoe komt het dat ik daar niets van gemerkt heb?" „Wij kwamen sans fagon binnen- loopen," antwoordde Prancesca, „wij hebben niet eens gescheld." „En Carlo zong zijn hoogste lied," zei de moeder lachende. „Ik zie het nog gebeuren, Francesca, dat hij juist wordt als mijn kanarie, die zoo vroolijk is, dat hij den geheelen dag zingt, zoodat ik hem soms het zwijgen moet opleggen." „Wij hebben al gedacht wat Signor Piale wel zal zeggen," hernam Pran cesca glimlachende. „Gij weet dat hij in de kunst de liefde als den grootsten hinderpaal beschouwt." „Dan moest hij geen muziek com- poneeren bij woorden als deze," sprak Carlo, en nam een lied van de open staande piano. „Is dat zijn laatste compositie?" vroeg Francesca. „Ik ken ze nog niet. Ha, hij heeft het lied aan mij opgedragen, zooals hij beloofd heeft." „Kom, zing het eens, Carlo," zei zijn moeder, „het past goed in uw stem." „Ik ken uw Tennyson niet," ging zij voort, zich tot kapitein Britton keerende, »maar mij dunkt, dat deze woorden zeer welluidend zijn, en bij zonder voor muziek geschikt." De kapitein had geen zin voor poëzie, maar begon in eens een ver haal, hoe hij den laureate bij Lord Blamton ontmoet had Onderwijl gin gen Prancesca en Carlo naar de piano, en liep het jonge meisje de begeleiding door, om te zien of zij het zou aan durven. Zelfs in dat land van mooie stem men, was de stem van Carlo Donati merkwaardig schoon. Maar Piale was de eenige die er volkomen de waarde van besefte, en hij had streng bevolen dat zijn leerling nergens anders mocht zingen, dan tehuis, en onder de les. Hij begreep terecht, dat, als Carlo ééns op een partij te Napels zong, men hem geen rust zou laten, maar dat hij een verwende dilettant zou worden, die te veel zingen, en de ernstige en uitstekende lessen, welke nu bijna ten einde waren, geen eer zou aandoen. Hij had een bijzonder sterke en liefelijke baryton, en de muziek van Piale verhoogde nog het gevoelvolle der woorden: Liefde komt met een lach en een lied; Welkom, o Liefde, met blij gehang! Kort is de vreugd die Liefde biedt; Waarom zoo kort? Ze is vluchtig, zij vliedt. Misken haar niet, misken haar niet, Liefde blijtt heel ons leven lang!" Het lied was geëindigdPrancesca speelde nogmaals zachtjes het refrein dat haar geliefde met zooveel gloed gezongen had, terwijl hij naast haar stond, en bedaard de bloemen welke hij uit den tuin had mede gebracht, in haar haren en op haar japon schikte. Toen, nadat de toehoorders het lied geprezen, en den zanger bedankt had den, begon kapitein Britton wederom over zijne ontmoeting met deD laureate, en Carlo, die wel voorzag dat hij hier over niet spoedig uitgepraat zou zijn, keek verlangend uit in den schemer avond, en dan naar Prancesca. „De paden zijn kurkdroog, en het is een mooie sterrenhemel," zeide hij, „gaat gij niet eens meê in den tuin Zij glimlachte, en knikte toestem mend, liet toe dat hij haar den wit ten shawl omsloeg, en ging de kamer door naar het raam. Carlo draalde een oogenblik, en stopte zijn moeder een bouquetje roode rozen in de hand, met den uitleg: „Wij gaan een oogenblikje buiten loopen, madre mia." Zij glimlachte goedkeurend, wel begrijpende dat hij al de vrijheid wilde nemen die een Engelsche ver loving toestaat, en wendde zich toen weder, met haar gebroken Engelsch, tot den kapitein, dien zij wel wist hierdoor eenigen tijd op zijn dreef te houden. „En is die Lord Blanton, waar dit gebeurde, een vriend van u?" De twee geliefden, aan wie lords en laureates volkomen onverschillig waren, drentelden den door sterren verlichten tuin in. Alles was stil en vreedzaamdoor de olijvenboschjes konden zij de lichten in Pozzuoli zien, en nu en dan deed een helroode vlam, en een rookkolom, door een rossen gloed verlicht, den kegelvor- migen Vesuvius onderscheiden, en dien van zijn vreedzamen buurman, de Somma. De lucht was vervuld van heerlijke geuren; thijm, en myrthen, en réséda, verspreidden hun liefelij ken reuk door den zacht bedauwden hofalles ademde een atmosfeer van vrede en geluk. Een vreemdeling zou iets storends, iets onharmonisch heb ben kunnen vinden in den branden den vulkaan; maar de Vesuvius was Carlo een oude vriend, geen schrik beeld. In zijn kindscbheid was hij hem een soort van symbool der God heid geweest, toen hij hem eenigzins in verband bracht met die andere wolkkolom bij dag, en vuurzuil bij nacht, waarvan Vader Cristoforo hem verteld had. Geen enkele zorg, geen schaduw van onrust, verstoorde de zaligheid, het onbewolkte geluk van dien avond. Zich den raad van Enrico herin nerende om zijn geluk voor zichzel- ven te houden, nam Carlo een dag vacantie, en bleef hij tot het eind der week tehuis, toen hij deels door een onbestemd verlangen Piale het nieuws te vertellen, en zijn ge wone les des Zaterdags morgens bij den maestro te nemen, deels omdat hij een verlovingsring voor zijne bruid wilde gaan uitzoeken zijn paard liet zadelen, en naar Napels reed. Piale woonde tegenover een winkel in de Strada Mont' Oliveto. Zijn ka mers waren Spartaansch gemeubeld, er was niet de minste comfort of netheid. Een marmeren vloer, zonder mat of karpet; groen geschilderde wanden, waar geen enkele schilderij hing; een vleugel midden in de kamer de tafel bedekt met muziekpapier, boeken en pennenen eenige stoelen met rechte ruggen, stijf er om heen gezet, maakten het meubilnir uit van dezen muzikalen kluizenaar. Toen Carlo dien morgen de kamer binnen trad, vond hij den ouden man ge bogen over de partituur van een opera, zijn wilde grijze haren waren van zijn hoog voorhoofd naar achte ren geworpen, en het kale van zijn veelkleurige kamerjapon was door de zon, die door de half geopende ja- lousieën naar binnen scheen, terdege zichtbaar. Hij keek op toen Carlo binnentrad, en zag hem aan met een onderzoekenden blik, als wilde hij trachten te ontdekken in welk humeur hij dien morgen was. Toen hij door het stralende geluk op het gelaat van zijn leerling zag, dat thans de hemel onbewolkt was, bromde hij een tamelijk knorrig Buon giorno1en sloot met eenigen weerzin zijn boek. „Gij moet mij feliciteeren, maestro," zeide Carlo, vlug naar hem toeko mende. „Niets dan de meest kinder lijke gehoorzaamheid en achting voor u, hebben mij van ochtend mijn pa radijs doen verlaten. Gij moet met en benevens uwe goedkeuring, ons uwe beste wenschen geven voor onze gezondheid en ons geluk." „Hè? wat!" riep de oude, als begreep hij hem niet. Gij zijt avvocato gewor- Goeden dag. den, ja, dat weet ik, de jonge Bitter heeft het mij verteld. Corpo di Bacco kom niet bij mij om gelukwenschen Gij hebt een verkeerd beroep ge kozen. Gij misbruikt, ja, gij misbruikt de heerlijkste gave van God." „Maar maestro, denk toch eens na hoe kan ik met mogelijkheid mijne stem gebruiken zooals gij het zoudt willen Zoudt gij dan willen dat ik mijne moeder verliet? En, buiten dien, er is nog iets ik ga trouwen." „TrouwenMet een diepen zucht keerde de maestro zich van hem af. „O, dan trek ik mijne handen van u af! Gij zijt voor de kunst verloren verloren voor de heerlijkste roeping Yaarwel dan al mijn hoop! Al mijn werk aan u is weggeworpenGij zoudt de vreugde van mijn ouden dag, en de trots van heel Europa hebben kunnen zijn! In plaats daar van kiest gij de loopbaan van een advocaat, en de liefkozingen eener vrouw „Gij spreekt minachtend, maestro," antwoordde de arme zondaar lachen de. „Ik zal er nog twee bijvoegelijke naamwoorden aan toevoegen, de „nuttige" loopbaan, en eene „vol maakte" vrouw!" „Kom, kom, Signor, gij, die Miss Britton kent, moogt mij wel veront schuldigen. Wat hebt gij dan toch verwacht? Zou de Muse der Harmo nie boven zoo iemand den voorrang hebben P" „Genadige Hemel! hoor hem pra ten riep Piale wanhopig uit, en dit is de man dien gij begiftigd hebt met de stem van een engel, en met den aanleg voor het tooneel van een Salvini!" „Salvini," lachte Carlo vroolijk, „met Salvini's verlof, maar dat, mijn lieve meester, is al te gekEen mooi voorbeeld Zijn lach was zoo aanstekelijk, dat Piale een glimlach niet kon onder drukken. Toen slofte hij, de schou ders ophalend, de kamer door naar de piano. „Gij zijt onverbeterlijk! Ik trek mijn handen er van af!" „Maar daar gij in zulk een vroo lijke bui zijt, bij het vooruitzicht een zoo eentonig leven te beginnen Maestroviel Carlo hem met verontwaardiging in de rede. „Spreek ik te boud?" riep Piale sarkastisch, „in het geheel niet! O, ik weet heel goed hoe het wezen zal. Gij zult onder uw wingerd, en onder uw vijgenboom zitten, gij zult de olij- ventakjes om uw tafel tellen „Signor Piale!" „En terwijl gij zoo zit te kijken, zult gij bij uzelf zeggen: „ik moet hard werken," en gjj zult de spreek buis worden van de Napolitaansche misdadigers, en gij zult die goddelijke gave gebruiken voor het uitkramen van leugens, en gij zult uw heerlijk genie vernederen om te declameeren, en het werktuig te doen zijn van onwaardigen en boosdoeners. Daar dit alles u in zulk een goed humeur brengt, kom, zing mij uw aria uit ,11 Barbiere." De oude professor kneep zijn lippen te zamen, en begon de begeleiding te spelen van ,Largo al Factotum en Carlo, zich in den geest van het stuk verplaatsende, en, met zijn zin voor het humoreske, getroffen door de overeenkomst tusschen de verheer lijking door den barbier van zijn vak, en de woorden die juist gesproken waren, zong verrukkelijk schoon. Toen hij geëindigd had, zeide geen van beiden een woord. De oude pro fessor bleef in gepeins verzonken zit ten Carlo zag hem aan met een glimlach om de lippen. Toen door de kamer springende, zong hij, sotto voce, het recitatief dat volgde, een ondeu- genden kla nk gevende aan de woorden Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1896 | | pagina 6