CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Engelsche uitgave.
9)
De toornige gloed was van Carlo's
gelaat geweken en had plaats ge
maakt voor een ongewone bleekheid.
Hij kreunde, en keerde zich om, toen
Sardoni had uitgesproken. Al had
hij een ombeBtemd gevoel van vrees
gehad bij de komst zijner zuster,
nooit had hij gedroomd, dat het zóó
iets ergs zou zijn.
„En haar man stamelde hij
eindelijk.
„Merlino is een beest, maar veel
beter dan Comerio. Het is zoo iets
als een leeuw en een éénhoorn, met
uw zuster als kroon. Maar gij spreekt
alsot gij Comerio kent?"
„Ik ken hem alleen van naam,"
zeide Carlo. „Hij heeft hier vijfjaar
geleden gezongenzijn vrouw en
kinderen wonen hier, meen ik, nog."
„Er wordt niets van hem gezegd
dat niet volkomen waar is."
„Maar hoe komt het dan, dat
Merlino zoo blind is voor zijn eigen
belangen, en hem in zijn troep houdt
„Dat weet ik niet, tenzij het is
dat tyrannen altijd denken de meer
dere te zijn. En dan is Comerio zulk
een slimme duivel; hij weet het altijd
zoo te schipperen dat hij bij Merlino
in een goed blaadje blijft. Nooit heeft
hij eemge bepaalde reden gegeven
om hem weg te sturen, en buitendien,
Merlino is niet zoo met schatten
overladen om een engagement te kun
nen verbreken. De ltaliaansche opera
is niet iets dat zoo rendeert als de
menschen wel denken."
„Ik moet beproeven mijne zuster
te spreken te krijgen," zeide Carlo
met een zucht, „of haar schrijven."
„Als gij haar dan spreekt, vergun
mij u aan te raden haar niet hier
te bezoeken, waar gij tien tegen
een haar man tegen 't lijf loopt, en
als gij schrijft, doe het dan nu, en
vertrouw mij den brief toe, want
Merlino bewaakt haar correspondentie
met Argusoogen, en maakt geen be
zwaar iederen brief te openen."
Carlo deed een ongeduldigen uit
roep van afgrijzen. Elk woord dat de
Engelschman uitte, scheen hem een
nieuwen blik te geven op het ondrage
lijke leven hetwelk de arme Nita
leidde. Hij nam echter het schrijfge
reedschap aan, dat de ander hem
gat, en een stoel bij de tafel schuiven
de, begon hij met verhoogde kleur
te schrijven.
Sardoni zag hem van tijd tot tijd
aan. Hij had een courant opgenomen
en hield zich alsof hij er in las, maar
in werkelijkheid was hij vervuld van
zijn Italiaanschen bezoeker. Men kon
op Carlo's gelaat bijna even goed
lezen als in een boek, en Sardoni
had van harte medelijden met hem.
Hij had zooeven een der meest pijn
lijke dingen gezien, die men zich
denken kaneene volkomen reine
natuur, voor het eerst in aanraking
komende met een netwerk van kwaad.
Ook was er iets in het vertrouwen
hetwelk Donati in hem stelde, dat
hem zeer voor hem innam. In welk
een onaangename positie was hij 1
Machteloos om zijn eigen zuster te
helpen, tenzij hij zich overgaf aan
de hulp, en geloofde in de eerlijkheid
van een vreemde die zelfs geen land
genoot wasi Carlo had intusschen
zijn brief af, en gaf dien, na hem te
hebben opgevouwen, open aan Sardoni.
De Engelschman legde hem in zijn
portefeuille, met de opmerking: „voor
iemand die u volkomen vreemd is,
stelt gij al een groot vertrouwen in
mij, Signor Donati."
Carlo schrikte even toen het hem
door het hoofd ging, hoe volkomen
hp geloof had geslagen aan de woor
den van den onbekende. Het was
hem in het geheel niet ingevallen,
dat Sardoni misschien een reden kon
hebben om hem te misleiden. Hp
zag hem doordringend aan.
„Maargp zpt een Engelsch
man," zeide hp, op een toon van
verluchting.
Sardoni lachte. „Dat is een com
pliment aan mpn natie, dat ik niet
licht vergeten zal. Maar luister,"
zeide hp, en er vloog een bittere
trek over zpn gelaat, „velen mpner
landgenooten zouden lachen met mpn
eerewoord."
Carlo zag hem wederom aan, als
wilde hp hem tot in zpn binnenste
doorzien, en terwijl hij dit deed,
schenen de blauwe oogen minder
hard te worden, en op te komen
tegen het akelig gezegde dat hp juist
geuit had.
„O, wat dat betreft," zei Carlo
gesticuleerende als een echten Italiaan,
„daar geef ik niets om. Ik vertrouw
u, signor."
Sardoni glimlachte, en greep de
hem toegestoken hand.
„Ik zal uw vertrouwen niet be
schamen," zeide hp.
En hiermede scheidden de beide
mannen. Carlo ging de vuile steenen
trappen af met een bleek, ontsteld
gelaat. Sardoni greep met een hoog-
roode kleur zpn courant weer op, maar
kon nog geen woord in zich opnemen.
„Hij heeft mp vertrouwd," peinsde
hij „hp heeft mp werkelijk ver
trouwd. O God, kon ik met zoo
iemand van natuur veranderen!"
Toen, daar een ppulpke herinnering
de tranen in zpn oogen bracht, sprong
hp op, en het blad van zich afwer
pende, liep hp naar de piano en begon
een wals te spelen. „Gij zpt gek,
Jack, gek! Waarom zou die Italiaan
u daaraan doen denken. Een onnoo-
zele buitenman 1"
En hiermede speelde hp onverschil
lig door, zpn best doende om Donati's
oogen te vergeten.
HOOFDSTUK YI.
Het Onweder barst los.
-Geloofd zij God, die licht in duisternis
En trooet in 't Jijden iijn getrouwen geelt."
Koeing Hendhik VI ileel II
„Hoe het zijn moeder te zeggen
dit was Carlo's eenige gedachte toen
hij dien Zondag namiddag naar huis
liep. Voor een Italiaan wandelde lip
bijzonder veel, daar hp door zijn in
tieme vriendschap met de Brittons
vele Engelsche gewoonten overge
nomen had, en misschien had hp aan
het vrije buitenleven en aan de dage-
gelpksche ritjes te paard heen en
weer naar Napels, zpne fraaie kleur
en zpn gezondheid naar lichaam en
geest te danken.
De gedachte kwelde hem, hoe het
verhaal dat hem zoo geschokt had,
tienmaal erger zou zpn voor zpne
moeder. Het was, zooals Sardoni had
opgemerkt, voor de eerste maal dat
hp van nabp met het kwaad in aan
raking kwam, maar zpn moeder zou
er voor het eerst meê bekend worden.
Hp had zpn studentenleven in Napels
niet ten einde gebracht zonder her-
haaldelpk „Comerios" te zpn tegen
gekomen maar zpne moeder was, in
haar vreedzaam buitenleven en met
haar zwak gestel, onbekend gebleven
met het kwaad. Zoozeer was hij ver
vuld van de moeilpkheid hoe het
haar meê te deelen, dat hp geen tpd
had aan de nog grooter moeielpkheid
te denken hoe Anita te helpen.
Hp kon de gedachte niet verdragen
dat hp de persoon moest zpn, die
haar deze slechte tpding bracht; hp
dacht er half over vader Cristoforo
te vragen tot haar te gaan, maar
dan weer schaamde hp zich dat hp
terugdeinsde voor een ppnlpke taak,
en hp dwong zich het huis van den
geestelpke voorbp te gaan, terwpl
hij, den heuvel opwandelend, allerlei
manieren bedacht om het onderwerp
aan te roeren, en niet een daarvan
hem voldeed.
Er was iets schoons in die liefde
van moeder en zoonMisschien waren
Francesca en Clare de eenigen die
wisten, hoe volkomen Carlo zich ge
geven had aan het levensdoel dat
zpn vader hem had nagelaten, en
hoe het zpn karakter gevormd had.
Voor een vrouw is het een tweede
natuur zich aan een zieke te wpden,
ook heeft dit geen storenden invloed
op haar leven, maar voor een man,
die ter zelfder tpd met zpn dage-
lpksch werk moet voortgaan, zegt
het omgaan met een zieke veel meer.
Als hij een dergelpk leven jaren lang
kan volhouden, geeft het hem een
vaste gewoonte zpn geheele zpn te
schikken naar de behoeften eens
anderen, en niet naar eigen wil.
Er waren twee ingangen naar de
villa Bruno. Die, aan den kant van
Napels, voerde naar het stalplein,
en uit gewoonte sloeg Carlo dezen
weg in, al was hp te voet. Tot zpn
verwondering zag hp een huurrptuig
op het plein staan; hp dacht, dat
misschien Frau Bitter zpne moeder
was komen opzoeken, en vroeg, eer
hij het huis inging, wie er was.
„O, signor," zeide het meisje met
een hoogroode kleur, „zp zeggen dat
het Madame Merlino is."
Met een uitroep, die bijna een
gil was, haastte hp zich naar huis.
Zpne moeder was in het geheel niet
voorbereid geworden de schok zou
haar kwaad kunnen doen. En toch
was het misschien een goed teeken
dat Nita zoo spoedig naar huis kwam?
O, zeker, wat Sardoni gezegd had,
werd reeds hierdoor wederlegdEn
dan weer vloog het hem door het
hoofd, dat Nita hem beschouwen zou
als den oudsten broeder in de gelp-
kenis van den verloren zoon, en hp
bad in stilte dat hij anders mocht
zijn.
Met een ruk deed hp de voordeur
open en haastte zich het huis in,
maar bleef een oogenblik staan eer
hp hét salotto binnentrad. Er was
een geluid van stemmen snel ging
hij de kamer in, en keek in een
oogenblik naar de sofa zpner moeder,
toen naar zpne zuster, die bp zpn
binnentreden was opgestaan, met
zulk een verschrikten, schuwen blik,
dat hij verlangde haar gerust te
btellen, zooals men verlangt een kind
dat bang is, tot rust te brengen.
„Wel, Nita!" riep hij uit terwpl
hp haar hartelpk kuste, „ik heb ge
tracht u in Napels op te zoeken,
maar gp zpt mp nog voor geweest."
Iets in den toon van zpn „Ben
venuto" 'j,en in de vele onvertaalbare
ltaliaansche uitroepen waarmede hij
haar begroette, bracht Nita de tranen
in de oogen. Met groote belangstel
ling zag zp het aan, hoe Carlo zich
bukte om zpne moeder een kus te
geven.
„Gp zpt koud, mudre mial" riep
hp uit. „Gp zpt flauw en overspan
nen."
„O, het is mpn schuldriep Nita
hartstoehtelpk. „Ik heb haar hart
gebroken en haar aan het schreien
gebracht 1
Hp zag wel dat hp haar op dit
oogenblik niet kalmeeren kon, en
maakte korte metten.
„Gp moet wat ruBten," zeide hp
„gij zpt ook vermoeid, en moeder
zal na het eten wel verder met u
kunnen praten. Kijk, ik zal u een
kamer wpzen het is hier een wei
nig veranderd."
Met eenige moeite kreeg hg haar
mee, maar nauwelpks waren zp alleen,
of wederom barstte zp in tranen uit.
Welkom! Lieve moeder.
„O, Carlo! ik vrees dat ik haar
te veel heb doen schrikken," riep zij
uit, „en toch ik verlangde
zoo te komen."
„Ja, ja, ik ben zóó blij dat gp
hier zpt; maar wp moeten voorzich
tig met haar zpn!" zeide de arme
Carlo, die half waanzinnig werd bp
de gedachte dat zp hem van zpne
moeder hield, en bp de herinnering
aan het bleeke, vermoeide gelaat der
zieke. Daar, gij zult nu tot etenstpd
hier blpven en wat rusten, niet waar
„Maar ik moet terug," snikte Nita.
„Nu nog niet," zeide hp „gp moet
eerst eten, en beloof mp nu dat gij
wat rust zult nemen. Luister, ik
kan niet langer blpven; ik ben een
weinig ongerust, zp is niet sterk
zooals ge weet."
Hij maakte zich van haar los, en
keerde zoo snel mogelijk naar het
salotto terug. Hp kon zijn moeder's
gelaat niet zienalleen hoorde hp
haar zacht, onregelmatig snikken.
„Madre mial" riep hij op angsti-
gen toon. Ohoud u goedZp is tot
ons terug gekomen, carina, alles
zal goed zpn, als gp maar voorzichtig
zpt!"
„Ik moet u zeggen," snikte zp.
„Nu niet," zeide hp, „nu niet,
moeder. Wezenlpk, gp moet stil zpn,
of
„Ik moet spreken," zeide zp, „of
ik sterf! Ik moet nu spreken, opdat
gp mp belooft haar te redden I"
„Yan haar man?" vroeg hp, ver
langend om te weten hoeveel zp wist.
„Neen, neen, van iemand dien zp
bemint. Kpk niet zoo Carlo
haar man was zoo wreed, en zoo
ruw, en zp was bang voor hem
en deze was goed voor haar.
„Goedriep Carlo, met onbe-
schrpfelpke minachting.
„Hp heeft altpd zpn best gedaan
haar voor haar man te beschermen,
en dan toen zp uit Amerika
gingen, had zij schulden, en hp leende
haar, en
„Genoeg, liefste moeder, genoeg,"
zeide hp, met een teederheid die in
zonderlinge tegenspraak was met zijn
laatsten toornigen uitroep. „Zij is
gekomen, en heeft u alles verteld,
en nu kunnen wp haar helpen. Als
gp mij liefhebt, doe dan uw best wat
te rusten."
Maar het was te laat. De schok
en de aandoening had een van de
signora's ergste toevallen ten gevolge.
Carlo riep haastig een der bedien
den, en het geheele huisgezin kwam
in zenuwachtige verwarring toege
sneld om te helpen. Maar de meiden
keken slechts naar het gelaat harer
meesteres en gingen weder heenzp
zouden hare eigene betrekkingen
verlaten hebben, liever dan in een
kamer te blpven, waar reeds de
Doodsengel was binnengegaan.
Toen, in die vreeselpke, eenzame
stonde, dankte Carlo den Hemel dat
Francesca een Engelsche was.
Men had reeds om den dokter ge
stuurd; hp verliet zpne moeder éen
oogenblik, en liep haastig naar de
schreiende vrouwen die om Anita ge
schaard stonden.
„Wp hebben Vader Cristoforo laten
halen, signor," zeide er een, hopende
op een woord van lof wegens deze
voorzorg.
Maar Carlo lette niet op haar
woorden, en de strakke uitdrukking
op zpn gelaat veranderde niet.
„Laat een van ulieden onmiddellpk
Miss Britton gaan roepen," zeide hp.
Wordt vervolgd)
Gedrukt bp DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.