HAABLEHSCH
Wereldkroniek,
Vo. 45
Eerste Blad.
No 12
Uitgave van I E FRVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84
144
met AMSTERDAM.
van ZATERDAG 8 Februari 1896. -
Ned. Vereen, tot bevordering
van Zondagsrust.
Nieuwsberichten
Achttiende Jaargang.
TÏLEPHOONNDMMER
TELEPHON 1SCHE VERBINDING
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf ,25.
franco p. post —,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk.
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT;
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG^ ew VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst,
Doet Uwe inkoopen liefst niet
■p Zondag. Waarom zoudt gij
geheel onnoodig de Zondagsrust
van anderen storen?
Het Bestuur der Afdeeling.
VAN DE
is direct na uitgave voorhanden inden
Boekhandel van DE ERVEN LOOSJES.
Prijs 10 Cents.
Eerste Kamer In de Maandag 3 Febr.
gehouden vergadering werd eerst door
den Voorzitter het overleden Kamerlid
de heer J. Prins herdacht. Aan de orde
kwamen 'teerst de begrootingen van
het Pensioenfonds en het Domeinfonds,
welke werden aangenomen. Daarna werd
geopend het algemeen debat over de
Staatsbegrooling voor 1896. De eerste
Spreker was de heer Nebbens Sterling,
die wees op de jaarlijksch herhaalde
klachten over de late behandeling der
begrooting, zonder dat er iets tegen
gedaan wordt. Vervolgens wees Spreker
op de telken jare herhaalde wenschen
om eene nieuwe regeling der gemeente-
fmancieën tot stand te brengen. Nu de
Reg. heeft herhaald, dat zij die regeling
een harer eerste plichten acht, zoodra
het personeel zal zijn herzien, meent
Spreker daarin te moeten berusten. Ook
de heer Alberda van Ekenstein wenscht
de begrootingen spoediger te zien be
handelen hij meent, dat men zeer goed
maatregelen kan nemen om te zorgen,
dat geen andere wetten voorgaan. De
heer Schimmelpenninck kwam op tegen
de erkenning als rechtspersoon van den
Malthusiaanschen Bond. Hij beschouwde
het doel dier vereeniging als bederf van
de goede zeden en begrijpt ook niet dat
de Reg. niet inziet het ekonomisch ge
vaar en nadeel van vermindering der
bevolking, terwijl juist overvloed van
vitaliteit de kracht is van een volk.
Bevendien werden duizenden in den
lande geërgerd, daar zij de door de
vereeniging aanbevolen middelen walge
lijk en menschonteerend vinden. De heer
van Zinnicq Berman sloot zich geheel
bij dit protest aan en wees er op, dat
de statuten van den Bond geheel in-
druischen tegen het godsdienstig gevoe
len van een groot gedeelte des volks.
De heer Sassen besprak den financieelen
toestand des lands, over welken hij zich
verontrustte. Hij kwam op tegen het
brengen van gewone uitgaven onder
buitengewone, waarvoor geleend mag
worden. Hij schreef het meer opbren
gen van de Vermogensbelasting toe
aan het vrij willekeurig optreden
van de inspekteurs. Verder achtte hij
het wenschelijk, dat er gedaan worde
wat mogelijk is om hulp te verleenen
aan den middelstand en den landbouw
stand, zonder evenwel protektie in te
voeren. Verder bepleitte hij het aanstel
len van een minister van landbouw, en
klaagde hij, dat de grondeigenaars zeer
moeilijk tijdelijk geld kunnen opnemen,
daar de Nederl. Bank alleen aan han-
laars geld geeft. Tegen dit laatste be
weren kwam de heer Rahusen ep. De
Bank bevoordeelt de handelaren niet
boven de landbouwers; zij eischt alleen
waarborgen, onverschillig van wie.
De Min. van Buitenl. zaken wees er
op, dat tegen het regeenngsbeleid in
't algemeen geen groote bedenkingen
waren ingebracht. Hij was van oordeel,
dat de Reg. verplicht is, als ze gereed
zijn, die wetten in te dienen, die zij
noodig acht. Hij betwijfelde, of een land-
bouwministerie wel zooveel baat zou
aanbrengen, als sommigen daarvan
schijnen te verwachten. De Min. van
Fin. konstateerde, dat de beide Kamers
herhaaldelijk getoond hebben dezelfde
leer te zijn toegedaan als deze Regeering,
dat groote werken mogen worden aange
legd. ook zonder dat ze uit gewone
middelen kunnen worden bekostigd,
zoodat er voor mag worden geleend.
Welke werken al dan niet daartoe
behooren, is een andere vraag. Hij be
streed de door den heer Sassen gemaakte
aanmerkingen. Wat de Vermogensbelas
ting betreft, de Min. maakte de opmer
king, dat hij in deze Kamer niet behoefde
te zeggen, dat er veel wordt ontdoken en
hij ontkende, dat de inspekteurs wille
keurig zouden optreden. De Min. van
Just, zette het standpunt der Reg. uiteen
in zake de statuten van A*. Malth Bond.
De Koninklijke goedkeuring kan alleen
geweigerd worden op grond van strijd
met het algemeen belang, 't Is eene
dwaling wat sommigen schijnen te mee-
nen dat genoemde goedkeuring insluit
instemming met de zaak. Men heeft
beweerd, dat het streven van den Malth.
Bond in strijd zou zijn met de zedelijk
heid, maar de Minister vraagt, of men
het ook niet onzedelijk kan vinden kin
deren in 't leven te roepen, die men
niet kan onderhouden, wier toekomst
men niet in staat is te verzekeren. Spreekt
men van ekonomiesch bezwaar, de Min.
wijst er op, dat de Bond juist wil op
treden, om het ekonomiesch bezwaar van
overbevolking te keeren. De heeren van
Sassen en v. Zinnieg Bergman repliceer
den.
De heer Bultman wees er op, dat het
groote belang van een afzonderlijken
minister van landbouw hierin gelegen
zou zijn, dat deze in de Regeering op
de landbouw belangen zou kunnen wij
zen en die verdedigen.
Dinsdag werd het algemeen debat
voortgezet. De heer Alberda van Eken
stein hield vol, dat voor de afdoening
van eene begrooting alles moet wijken,
en dat de Reg. wel degelijk daarop
invloed kan en muet uitoefenen. De
heer Schimmelpenninck v. d. Oije kwam
nog eens terug op de erkenning als
rechtspersoon van den N. Malthus. Bond.
De grondwettelijke vrijheid betwist nie
mand, maar deze wordt begrensd door
het algemeen belang, en nu hield Spreker
vol, dat dit de erkenning moest belet
hebben. De Bond geeft ergernis aan het
grootste gedeelte des volks, en spreker
betreurt het zeer, dat de Reg. aan Ne
derland deze ergernis niet gespaard
heeft. De heeren Breuning en Melvill van
Lijnden waren het volkomen eens met
den heer Schimmelpenninck v. d. Oye.
De heer van Weideren Rengers wilde
krachtige bevordering der wetenschap
omtrent handel, industrie en landbouw,
en in 't bizonder toezicht van Regeerings-
wege op onze zuivelproduktie, zooals in
Denemarken. De Min. van Buitenl.
Zaken konstateerde, dat de Reg. door
regeling van het land- en tuinbouw
onderwijs en door subsidiën voor land
bouwzaken toont het belang eener we
tenschappelijke ontwikkeling te beseffen.
Tegenover den heer Alberda hield hij
vol, dat de Reg. geen invloed kan uit
oefenen op het tijdstip van behandeling
der begrooting. De Min. van Justitie
ontkende nogmaals, dat de Reg. als
zedemeester kan optreden, wat trou
wens ook in strijd zou zijn met het
anti-revolutionair beginsel. De Reg.
keurde de statuten van den Malthusi-
aansche Bond goed, maar zonder partij
te trekken, alleen omdat die vereeniging
niet kan gerangschikt worden onder de
verboden vereenigingen. Het algemeen
debat werd nu gesloten.
Hoofdstuk II Uooge Kollegieën) werd
aangenomen. Bij Hoofdstuk III Buitenl
Zaken) drong de heer Rahusen aan op
betere regeling van aangifte van zee
brieven, zoodat niet zooveel buitenland-
sche schepen onder Nederlandsche vlag
kunnen varen. De Min. van Buitenland-
sche Zaken beloofde deze zaak te zullen
overwegen, doch wees er op, dat het
een internationale zaak was. Hoofdstuk
III werd daarop aangenomen. Bij Hoofd
stuk IV Justitiebeval de heer Engel-
berts de belangen der rijksveldwachters
den Minister aan; vooral wenschte hij
intrekking van het If. B., dat promotie
der rijksveldwachters belet. De heer van
Lier wenschte herziening van de be
palingen omtrent de ouderlijke macht
en waarborgen voor geheimhouding en
persoonlijke vrijheid bij de toepassing
van het Bertillon-stelsel.
De heer Bergsma wenschte, dat bij
de nieuwe boterwet een verbod tot mar-
garinefabrikatie zal worden uitgevaar
digd voor fabrieken van natuurboter,
die onder kontrole zich hebben gesteld
van het Rijksproefstation. De heer Schim
melpenninck v. d. Oye stelde nu met
de heeren Breuning en v. Zinnicq Berg
man eene motie voor, betreurende, dat
de Min. geen grond heeft kunnen vin
den om te adviseeren de erkenning van
den Nieuw Malthusiaanschen Bond als
rechtspersoon te weigeren. Op voorstel
van den Voorzitter zal de motie op een
nader te bepalen dag worden behandeld.
De Min. van Justitie kan niet beloven
herziening van het K. B. ter zake de
rijksveldwachters. De nieuwe boterwet
is, voor zoover het Dep. van Justitie
betreft, gereed. De vraag van den heer
Bergsma zal daarbij worden overwogen.
Hoofdstuk IV (Justitie) werd daarna
aangenomen. Bij Hoofdst V (Buitenland-
sche Zaken) bestreed de lieer van Zin
nicq Bergman de vernietiging der
gemeentelijke verordening te Nijmegen
op het venten van nieuwsbladen op
marktdagen. De heer Godin de Beaufort
betreurde, dat de Min. door zijn houdng
aanleiding had gegeven tot debatten als
in de Tweede Kamer zijn gevoerd. De
Min. toch heeft, volgens Spreker, door
zijn voorstellen bij deze begrooting ge
heel onnoodig oppozitie uitgelokt. Boven
dien heeft hij de belangen van het bizon
der onderwijs over 't hoofd gezien. Spre
ker waarschuwde den Min. niet, te meenen
dat hij de schoolwet zou kunneu wijzi
gen in zijn zin, daar de schoolwetmeer
derheid van 1889 nog onverzwakt be
staat. De heer Melvill van Lijden deelde
die gevoelens en wenschte voor de groote
steden vrijheid tot verhooging van het
minerval. De heer van Tienhoven drong
aan op wijziging der wetgeving, ten
einde onze Universiteiten meer toegan
kelijk te maken voor Zuid Afrikaansche
studenten. De heer Viruly wenschte bij
alzonderlijke wet een voorstel omtrent
het ethnographiesch muzeüm. De heer
Bultman drong aan op subsidieën voor
de paardenfokkerij. De heer Fokker
drong aan op verbetering van het Abdij
gebouw te Middelburg, de heer Bergsma
op die van het Kanselarijgebouw te
Leeuwarden. De heer Alberda van
Ekenstsin bracht den Min. hulde voor
diens onderijsvoorstellen, waardoor zijns
inziens geenszins de schoolwetswijziging
is geschonden.
Een treurige „geschiedenis van de
zee" is voor de rechtbank te Dinan be
handeld.
Het was de geschiedenis van een 17
jarigen scheepsjongen uit Bretagne, die
op zijn eerste reis aan boord van de
visschersschoener No. 45 werd doodge
marteld door een matroos, Lesart ge
naamd, met medeweten van den kapitein
Nicolas, die soms ook medehielp.
Er ging geen dag om zonder dat de
arme jongen herhaaldelijk werd gesla
gen, geschopt en mishandeld. Eindelijk
viel hij bewusteloos neer, en eenige dagen
daarna stierf hij aan de gevolgen van
de mishandelingen.
Zijn lijk werd in zee geworpen, en
het was nu niet wettig te bewijzen, dat
de knaap tengevolge van de mishande
lingen stierf.
De kapitein en Lesart konden dus niet
wegens moord, maar alleen wegens mis
handeling terechtstaan, en zij werden
tot een betrekkelijk lichte straf veroor
deeld, namelijk Lesart tot 2 jaren gevan
genisstraf en de kapitein tot 6 maanden
gevangenisstraf en 2 jaar schorsing.
Een opzienbarend erfenisproces zal te
Brussel in behandeling komen. Het
betreft een erfenis van een half millioen
francs, welk kapitaal de oude Heer G.,
krachtens een na zijn dood gevonden
testament, vermaakt had aan den can-
didaatnotaris D., die lang zijn vermogen
voor hem had beheerd.
Het testament moet valsch zijn ge
weest. De verpleegster van den Heer G.,
thans mevrouw F. heeft bij
het gerecht een aanklacht ingediend
tegen den erfgenaam. Hij had haar,
onder belofte van haar te zullen trouwen,
overgehaald het handschrift van den
ouden heer na te maken en het testament
te zijnen voordeele te schrijven. Maar
de candidaat notaris wilde wel liet geld,
maar niet zijn belofte houden, en het
meisje, dat intusschen met een ander
is getrouwd, gaf het misdrijf aan.
De candidaat notaris en zijne gewezen
verloofde zijn thans beiden in hechtenis
genomen.
Te Dordrecht is Maandagochtend eene
poging tot moord gedaan. Een 30 jarig
gepensioneerd O. I. militair, S. d. G.,
heeft vier revolverschoten gelost opeen
bierhuishoüdster, in de Nieuwe Kerk
straat, waarvan er een in den schedel
drong.
De dader is onmiddelijk door de politie