HAARLEMSCH
Eerste Blad.
No. 23. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte üudegracht 84 Achttiende Jaargang.
144
van WOENSDAG 18 Maart 1896.
Nieuwsberichten
TIIEPHOONNÜMMïE
TELEPHON1SCHE VERBINDING
met AMSTERDAM,
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf ,25.
franco p. post ,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk,
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
„ONZE LEESTAFEL".
- Onlangs versohenen werken op aan
vrage ter beziehtiging te verkregen bij
Dn erven Loosjes, te Haarlem.
CLAVERING GUNTER (A.) De Atgod
der damesing. 0.80
KOLLEWIJN (l)r. K. A.) Bilderdyk,
zijn leven en zijn werken. Met por
tretten. 2 dlning. 2 90
MEINSMA (K. O.) Spinoza en zijn kring.
Historisch-Kritische studiën over Hol-
landsche Vrijgeestening. 5.25
REES' (W. A. VAN) Werken. Nieuwe
uitgave geïllustreerd met talrijke illus-
tratiën naar teekeningen van G. B.
Hooeijr le afl. compleet in 50 afl. a 0.15
BOISSEVAIN (CH.) Van dag tot dag
in het Oosten... ipg. 3.25, geb. 8.75
Buitenlandsohe rtieuio verschenen werken.
A1CARD (JEAN) Notre-Dame-d'Amour
ing. 1.90
MALOT (Mme. HECTOK) La Beauté.
Romaning. '1.90
THEUR1ET (ANDRÉFleur de Nice ing. '1.90
DAVID (LUDWIG) Rathgeberfiir Anfan-
ger im Photographierening. 1.
KLOSTERMANN (A.) Geschichte dea
Volkes Israeling. - 2.95
Bovenstaande werken zgn voorhanden
de boekbandelaars de erven Loosjes
Fan dag tot dag in het Oosten,
door Charles Boisstvain.
Uit de „Inleiding" Tan den schrijver
„Toch heb ik mijn best gedaan om
loo trouw mogelijk een denkbeeld te
geven van wat in 't Oosten hem, die
or snel doorheen trekt, het meeste
treft."
„Mijn plan heb ik volvoerd om eiken
dag onmiddellijk neer te schrijven
welke indrukken ik ontving. Improvisa
ties geef ik dus en geen verhandelingen.
En daarom noem ik den bundel ook
van dag tot dag in het Oosten, opdat
de lezer wel beseffe dat ik hem enkel
schetsen bied."
Boeiend van het begin tot het eind
geeft de schrijver van dit boek ons eene
enthousiastische beschrijving van die Oos
telijke landen, die èn door hunne schoon
heid èn door hunne geschiedenis zoo
zeer de belangstelling trekken en ook
verdienen.
Als in gedachten bezoeken wij aan de
hand van den heer B. streken, die van
nature schoon, tevens zoovele herinne
ringen bewaren van verdwenen groot
heid en roem en ons spreken van lang
vervlogen tijden.
Achtereenvolgens worden wij geleid
door Italië, Griekenland, Turkije, Pales
tina en Egypte, in welke beide laatste
landen wij "het langste toeven. En kij
kende somwijlen door den bril des
schrijvers zien wij deze gewesten niet
in hun hedendaagschen staat. Neen,
wij worden door zoovele zwijgende
getuigen van en het denken aan
het verledene „begeistert" en voelen
ons teruggevoerd, vele honderden jaren
terug nu eens in tijden toen de Romeinen
nog voerden de wereldheerschappij,
"dan weer toen Konstantinopel nog By
zantium heette, en andermaal zien wij
ons verplaatst onder de regeering van
Salomo; wij bewonderen diens tempel
in zijne schoonheid van vorm en con
structie en denken aan des konings
wijsheid, rijdom en macht, en dan
weerwij heffen onze oogen op
tot het Jeruzalem ten tijde van Christus,
hooren de hosanna's ter zijner eere
en blikken op den via dolorosa.
Doch ook het heden wordt door den
bereisden schrijver niet over het hoofd
gezien. Hij tracht ook ons de landen
te laten zien zooals zij zijn.
In zijne schetsen van Palestina be
handelt hij ook ten deele de maat
schappelijke gesteldheid der Joden in dit
wingewest der Turken, toont aan, wat
zij van deze fanatieken te lijden hebben
en neemt hunne partij op. Hij zegt o.
a. van hen. „Er is geen volk dat zoo
heerlijk godsdienst met gedrag vereen
zelvigde, als het volk van Israël 1"
Struikelende, vallende, vluchtende, her
levende, stroomt het telkens terug, om
naar de wet, naar het ideaal der vaderen
op te zien als naar een banier op een
hoogen, berg" en wat verder: „Voorwaar
in deze dagen allerminst behoort men
zich te keeren tegen een ras dat in zijn
diepste bewustzijn den eerbied voor de
wet en voor de geboden verkondigt."
Verder wijdt de schrijver een waar-
deerend hoofdstuk aan de „kruisridders
van dezen tijd" en hij bedoelt daar
mede voornamelijk de Evangelische
zusters van Kaiserswerth, wier werk
zaamheid bestaat in het verplegen van
zieken, het troosten van lijdenden en
het opvoeden van verwaarloosde kin
deren, en wier ziekeninrichtingen, op
voedingsgestichten en scholen gevestigd
zijn te Jeruzalem, Konstantinopel, Smyr
na, Alexandria enz.
Zijn de opstellen over het Heilige land
in dit boek belangrijk, niet minder zijn
het die over Egypte. Van laatstgenoemd
land sprekende, zegt schrijver. „Het is
alsof ik genoeg gezien heb in Egypte
om stoffe ie over te hebben voorjaren
schrij veris."
Hij wijdt hierin ook uit over den
staatkundigen toestand van dit land
met betrekking tot Frankrijk en Enge
land. Wij citeeren het slotwoord: „On
zelfzuchtig is Engelands bezetting van
Egypte dus niet. Maar geen koloniale
mogendheid, die inlanders regeert, kan
bij die onzelfzuchtigheid te lang stilstaan
We wonen allen in glazen huizen!"
„Doch de hoofdfout van Engelands op
treden is zijne plichtsverwaarloozing in
Soedan zijn volkomen machteloos
maken van den Khedive en boven
alles het groote gemis aan oprechtheid,
het geknoei, de volstrekte oneenigheid
tusschen woorden en daden." „Engeland
is boven alles man van zaken. Welnu,
het honoreert zijn promesses, in Egypte
afgegeven, niet!"
Als besluit van zijn boek geeft schrij
ver een korte schets van den hedendaag
schen staatkundigen toestand in Turkije,
vestigt daarna een oogenblik de aandacht
op de oorlogswolken, welke zich aan den
staatkundigen heinel samenpakken en
besluit daaruit dat groote gebeurtenissen
aanstaande zijn. In verhand hiermede
richt hjj indirekt het woord tot de re
geering van ons vaderland, waarmede
hij wijst op toekomend gevaar en de
hoop uitspreekt, dat zij, inplaats van
doodkalm te redeneeren en te debatteeren
over „een klein beetje personeel meer
of minder en een even klein beetje kies
recht meer of minder" in 'toog zal
houden de teekenen der tijden en zorg
zal dragen dat wjj bij een mogelijken
aanval gewapend en weerbaar zijn.
v. G.
Tweede Kamer. In de zitting van Don
derdag zijn bij de Kamer ingekomen
de wetsontwerpen tot wijziging der
provinciale- en der Gemeentewet. Na
nog enkele lormeele werkzaamheden is
de Kamer op reces uiteengegaan.
Met de koloniale politiek van den
Italiaanschen premier, Crispi is de natie
maar niets ingenomen. In verschillende
Italiaansche steden hebben hetoogiDgen
plaats gehad en o. a. Dinsdag te Rome,
waarbij de karabiniers twee duizend
betpogers hadden uiteen te drijven. Ook
te Pavia was het erg gestelddaar wilde
het volk den trein, die soldaten voor
Afrika moest vervoeren, niet laten ver
trekken en brak het de rails op.
Er gingen geruchten, dat vijfduizend
soldaten in Abessynië gedood zijn.
Het kabinet Crispi heeft tengevolge
van een en ander ontslag gevraagd,
maar de koning heeft het niet aange
nomen. Men meent in Italië dat de
Abessyniërs in het geheim door Fran-
schen gesteund worden.
Toch handhaafde het ministerie zijn
besluit tot aftreding.
Meer en meer komt aan het lj^t,
dat in de Abessynisehe expeditie door
den Italiaanschen legeraanvoerder groote
en onverschoonbare misslagen zijn be
gaan en hq letterlijk in den val
geloopen is, door de bergpassen te ne
men, waardoor zijn krijgsmacht verdeeld
werd in groepen, welke alstoen door
den vijand overrompeld werden.
Italië gaat buitengewoon gebukt onder
den rouw over het verlies van vijfdui
zend soldaten, waaronder naar men
meent tweehonderd officieren. En de
rouw gaat over in haat tegen het mi
nisterie, aan welks beleid de ontzettende
nederlaag wordt toegeschreven. Men
ging zelfs zoover den Minister Crispi
in de Kamer uit te jouwen en toejuichin
gen deden zich hooren toen hij de
verklaring voorlas, dat het ministerie
aan den koning ontslag had gevraagd.
Onder de bestaande omstandigheden
wenschen velen die aangewezen zijn tot
deelneming aan den Afrikaanschen veld
tocht, zich aan den dienst te onttrekken
reeds nu wordt het getal deserteurs op
ruim tweehonderd geschat. Een Duitsch
blad meent te weten, dat Italië pogingen
aanwendt tot het sluiten van vrede met
Abessynië, en zulks omdatde Italiaansche
regeering binnenlandsche revolutie zou
willen voorkomen. Naar men weet, is
de Abessynisehe oorlog bij de Italianen
zeer impopulair.
Te Parijs liep het gerucht, dat Crispi
vermoord is. Van de andere zijde wordt
gemeld, dat volgens een telegram uit
Toulon, reizigers die van Monte Corlo
en Vintimille zijn gekomen, mededee-
ling hebben gedaan van het gerucht
hetwelk aan de grens liep, dat Crispi
door zeven messteken moet vermoord
zijn. Zij zijn gebleken onjuist te zijn.
Tengevolge van 'de Abessynisehe poli
tiek is het in Italië niet rustig. Telkens
betoogingen en botsingen met politie en
militie. Meer en meer wint het denk
beeld veld, dat Italië wijs zou doen te
trachten een vrede met koning Menelik
te sluiten en zich tevreden te stellen met
hetgeen het in Afrika bezit, temeer
daar eene volkomen overwinning ook
financieel boven Italië's krachten zal
gaan aangezien men rekent, dat hier
mede duizend millioen francs zou ge
moeid zijn.
Is deze oorlog impopulair, juist anders
is het met den strijd dien Spanje op
Cuba voert. De Spanjaarden ontvangen
met geestdriftige ingenomenheid de be
richten omtrent nieuwe versterkingen
der troepen.
Omtrent generaal Baratieri, de aan
voerder der Italiaansche troepen wordt
nog medeged eeld,- dat de Voorhen
krachtige man, en gelukkige legeraan
voerder, door den geleden nederlaag
naar lichaam en geest gebroken is. Hij
heeft verklaard, van de regeering geen
directe last ontvangen te hebben en
zelfs minister Crispi hem tot talmen
heeft aangespoord. De omstandigheden
maakten echter een terugtocht noodza
kelijk en dit kwam niet overeen met
de krijgsmanseer. Hier waren echter
de moeielijkheden van het terrein zoovele
hinderpalen. De generaal is bereid om
op alle beschuldigingen te antwoorden
en de gevolgen van zijn ongelukken te
dragen.
De nieuw benoemde generaal is in veel
beter conditie, aangezien koning Menelik
evenzeer tot vrede geneigd is als Italië.
Het zal nn de vraag zijn hoe de ver-
verschillende opvattingen omtrent krijgs
manseer tot een bevredigende 'oplossing
moeten komen.
De heer Fazzari, vroeger overste
onder Garribaldi, heeft het plan. een
corps vrijwilligers voor Afrika te vormen.
Volgens een schrijven aan de Fanfulla
ontvangt hij uit alle deelen van Italië
brieven van personen, die dienst willen
nemen. Fazzari verklaart, dat hij binnen
een* maand over 60,000 man zal kunnen
beschikken.
Een man zonder hersens heeft men
dezer dagen te Shamokin, in Pennsyl-
vanië, ontdekt althans zoo berichten
in allen ernst AmerikaansGhe bladen.
Bjj de lijkopening van een jonkman,
die vijf jaren lang aan een gezwel in
het hoofd geleden had vond men in
het hoofd van den overledene een ron
den klomp ter groote van een biljartbal
maar geen hersenen; die'waren nage
noeg geheel weggeteerd. De hersenlooze
jonkman moet tot het laatste toe goed
bij zijn verstand zijn geweest; hjj had
zelfs een uitmuntend geheugen. Alleen
was hij sinds twee jaren volslagen blind.
Te Hamburg is een in aanbouw zijnde
woning, waarin zestig personen werkten,
plotseling ingestort. Zeven arbeiders
werden gedood, zeven levensgevaarlijk
gewond.
In Zwitserland is een strijd ontstaan
tusschen de boekhandelaars en de stu
denten. De eersten verklaren niet meer
dan tien percent rabat te kunnen geven,
de studenten wenschen hooger korting.
Natuurlijk is dit rabat geven een
misbruik in den boekhandel, dat al
menig handelaar tot verval heeft ge
bracht. Hoe men er toe komt juist van
de boekhandel, waarin ieder tot vaste
prijzen inkoopt om tegen vaste prijzen,
doch met betrekkelijk geringen winst
te verkoopen, kortingen te vergen, is niet
duidelijk en het zou te wenschen zijn,
dat de boekhandel den strijd in deze
konde volhouden.