CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) van EDNA LYALL. Naar de tiende Engelscke uitgave. 20) Het was dus niet meer dan natuurlijk dat de Kapitein den toestand waarin hij zich thans bevond, niet kon begrijpen, en, dit eenmaal zoo zijnde, dat hij een zoo onbegrijpelijken stap toeschreef aan de leelijkste beweegredenen. Ja, het was natuurlijk. Hij had er op voor bereid moeten ,zijnMaar dat hij dit gevoelde, bracht hem het vergeven niet nader. Het was laat in den nacht gewor den, doch zooals hij nu was, kon er van slapen geen sprake zijn. Hij ging door het huis loopen, en bedenken wat hij niet op de verkooping zou doen sommige dingen waren te kostbaar om uit de handen te laten gaan, en wilde hij Enrico in bewaring geven andere waren klein genoeg om als souvenirs aan zijn ouderlijk huis te bewaren, en op al zijn reizen mede te nemen. In zijn slaapkamer komende, viel zijn oog op het zwaard van zijn vader, dat bo ven den schoorsteen hing, en daaron der wat hij als kind bedacht had een gouden schild, waarop in roode let ters de namen stonden, van al de veld slagen waarin het zwaard gebruikt was; Aspromontedat in grootere letters naar links en rechts omhoog liep, kwam het meest uit. „Daar wil ik niet van scheiden," zeide hij bij zichzelf, terwijl een gevoel van liefde en eerbied in zijn borst tril de, en toorn en haat verdreef. „Ik zal misschien voor mijn too- neel-garderobe een zwaard noodig hebben, en zoo zal dit, ten slotte, gebruikt worden om Nita te bescher men. De kapitein zou het een ont heiliging vinden het op het tooneel te brengen, toch zal het mijn eigen schuld zijn als het minder eervol gebruikt wordt dan bij Aspromonte Zijn gedachten vlogen terug naar dat tooneel bij zijn vaders sterfbed, hetwelk hij zich nog zoo levendig herinnerde, en een opwelling van innige toewijding verwarmde zijn hart, terwijl hij op nieuw bij zich zelf de gelofte aflegde de belofte te houden, om, even als de ridders in den ouden tijd, voor de zwakken en voor de onschuld ten strijde te trek ken, om het leven van den Gekrui sigde na te volgen. Toen, snel als de bliksem, stond het hem voor den geest hoe vreese- lijk hij gefaald had. Zelfs in zijn zelfopoffering was zijn eigen persoon op den voorgrond getreden; hij had slechts eenige slagen van den vijand doorstaan, en bij de eerste persoon lijke beleediging zijn vaandel neer geworpen toen hij gescholden werd, had hij weder gescholden, toen hij leed, had hij gedreigd, toen hij ge wond was, had hij getracht te won den. Met schrik herinnerde hij zich dien vloed van booze woorden, dat scherpe antwoord hetwelk hem ont snapt was; en toch was er Een die de ergste beleedigingen gedragen, en gezwegen had, en hij had beloofd dat hij Hem wilde navolgen!! In plaats daarvan, had hij zich door een onrechtvaardig oordeel laten me- desleepen, was hij in drift ontstoken wegens een paar woorden, gesproken door iemand die ook bezweken was voor denzelfden demon van hoog moed en van toorn. Hoe zou hij in Morlino's troep de moeielijkheden van het leven doorstaan, nu reeds bij den aanvang zijn drift hem over meesterd had? In bittere smart en zelfverwijt moest hij leeren, wat wij allen leeren moeten: dat wij geheel vernederd moeten worden in onzen hoogmoed, voor wij vredestichters kunnen zijn. Een oogenblik later werd hij aan gegrepen door die sterke begeerte om op nieuw te beginnen, die iedere gewonde soldaat gevoelt, hetzij hij vecht in de legerscharen van den Onzienlijken of van hen die gezien worden. Zijn deel in het kwaad moest eerst goed gemaakt worden, dit was even duidelijk als het moeielijk was. Hij wist niet of hij er zichzelven toe brengen kon, maar hij ging naar bene den, naar het salon, opende zijn lesse naar, en nam pen en papier. En juist toen flauwe, gouden strepen aan den horizont de komst van een nieuwen dag aankondigden, was de brief geëin digd en de strijd gestreden. Carlo kon geen rust nemen, eer hij alles gedaan had wat gedaan kon wor den, dus ging hij in den kouden dage raad het huis uit, en naar Casa Bella zijn schreden richtende, liet hij zijn brief in de brievenbus glijden. Toen toen alles gedaan was, toen hij wist dat hij voor de laatste maal het huis verliet, hetwelk al wat hij lief had, bevatte, overviel hem plotseling het volle bewustzijn van zijn verlaten toestand. Toorn had de droefheid overstemd, maar nu zijn toorn voor bij was, deed de smart weer zijn rechten gelden. Zijn verloving was geëindigdFran- cesca was niet langer de zijne, zelfs het afscheid nemen was hem ont zegd! Met bittere smart vroeg hij zich af hoe hij eerst nu tot het vol le besef kwam van die gedachte. Wat gaf hij om kapitein Britton Wat gaf hij om al de beleedigingen ter wereld bij dit eene vreeselijke, wanhopige feit, gescheiden te zijn van haar die hij lief had Hoe hij naar huis terugkeerde, heeft hij nooit geweten, maar hij herinnerde zich flauw dat hij terug kwam in zijn eigen kamer, en door een nevel het zwaard zag, en de roode letters „Aspromonte" er onder. Toen had hij, in zijn onuitsprekelijke zielesmart luide geroepen„Geef mij kracht, o God! dat ook ik getrouw zij tot in den dood Maar later was alles uit zijn ge heugen gewischt, en toen hij tot zichzelf kwam, stond de zon ver boven den horizont, en lag hij in zijn volle lengte op den grond, ge wond, en stijf, en pijnlijk. HOOFDSTUK XII. Ben kommervolle Nacht. »0, Liefde! in één dag Verzinkt alles in 't niet De zon mist haar lach, En de vogel zijn lied; De wind waait kil, En dof is 't verschiet; De zomer staat stil." R. Browning. Francesca had zich dapper gehou den op dien Pinkstermaandagaan ta fel had zij wat meer gepraat om Car lo's stilheid niet te doen uitkomen, maar het had haar moeite gekost, en toen eindelijk de sessie was afgeloo- pen, en zij vrij was om heen te gaan, slaakte zij een zucht van verlichting. Carlo stond op om de deur voor haar te openen, en zij zag hem in het voor bijgaan vriendelijk glimlachend in de oogenmaar eenmaal in de rustige be scherming van het salon gekomen, vulden zich de hare met tranen. Zij zou veel gegeven hebben, als zij naar haar kamer had kunnen loopen, om eens goed uit te schreien, maar daar aan was geen denken, want zij kon geen hoofdpijn voorwenden, daar zij dan Carlo's groet zou moeten missen. Het geluid van de deur der eetkamer die geopend werd, deed haar haastig van uit het licht der lamp gaanzij bleef in het donkere gedeelte van de kamer, en deed alsof zij uit het raam keek, terwijl zij haastig de oogen af veegde, want voor niets ter wereld zou zij gewild hebben 'dat men haar zag schreien. De heer Britton die de ka mer binnenkwam, bemerkte het slan ke figuurtje in de zwart kanten japon, en ging naar haar toe. „Mijn beste Fran," zeide hij, „als gij mij niet de luiste oude oom ter we reld vindt, wil ik u maar goeden nacht zeggen. Ik heb hier een pakje brieven waar ik gemakkelijker door heen zal komen in mijn eigen ka mer." „Moet gij dat werkelijk nu doen zeide zij. „Wel, wel, het is niet half vacantie, als de zaken u hier ook al vervolgen." Er was iets in haar stem dat hem met meer oplettendheid haar deed aanzien. Hij bemerkte, dat zij ver driet had, hij herinnerde zich dat Carlo aan tafel bijna niet met haar had gesproken, en kwam zeer na tuurlijk tot de gevolgtrekking, dat zij gekibbeld hadden. „Ik heb een langen brief van Kate, dien gij misschien wel eens wilt inzien," zeide hij. „Zij en Clare schijnen te genieten aan de Noord Kaap. Zij weten niets van uw ver loving. Mag ik het haar vertellen als ik hem beantwoord?" „Mij dunkt, ik zal het liever zelf doen," zeide zij met een verhoogden blos; „ik zal morgen, als ik mag, een woordje insluiten!" Weder kwamen haar de tranen in de oogenzij keerde zich haastig om, en vestigde zijn aandacht op den Vesuvius in de verte met zijn op stijgende vlammen, en het weerlicht van den zomeravond dat op den ach tergrond de lucht verlichtte. Maar de heer Britton hield te veel van haar, dan dat hij zich wilde laten afleiden; hij begon zich in ernst over haar toe komst ongerust te maken. „Mijn lief nichtje," zeide hij vriendelijk, „gij moet niet boos worden om de be zorgdheid van uw ouden oom, maar zijt gij wel gelukkig in uw verloving Zijt gij wel zeker dat gij het geluk kigste leven gekozen hebt?" „Ik ben zeker dat ik den eenigen man in de wereld gekozen heb, dien ik liefhebben kan," zeide zij, nu zon der tranen in de oogen, en hem aan ziende met zulk een lief, vriendelijk, door de liefde verhelderd gelaat, dat hij alleen in stilte kon opmerken, dat geen enkele man harer waardig was. „Toch is er iets dat u bekommert heden avond?" zeide hij, nog niet gerust. „Ja," antwoordde zij met trillende lippen, „Carlo heeft onaangenaamhe den hij zal er met vader over spre ken, en en ik weet niet hoe vader het zal opnemen." Mijnheer Britton keek ernstig. „Mijn lieve kind," zeide hij vrien delijk, „van één ding kunt gij althans zeker zijnuw vader denkt aan niets dan aan uw geluk." De woorden versterkten maar al te zeer haar eigen voorgevoel. „O, waarom denken de menschen daar alleen aan," riep zij uit. „Wat geef ik om geluk als Carlo er niet bij is? Oom," en zij zag smee- kend tot hem op „beloof mij, dat, wat er ook gebeurt, gij hem nooit verkeerd beoordeelen zult; er zijn dingen welke iemand die er bui ten staat, niet kan beoordeelen Be loof mij dat gij altijd zijn vriend zult zijn." „Wel, alleen iemand zonder hart zou zulk een verzoek van zulke lip pen kunnen weigeren," zeide hij, en bukte zich om haar een kus te geven. „Wees niet bedroefd, lieve Fran, er is nog nooit een verloving geweest die enkel zonneschijn was. Heb maar ge duld, en uw wolken zullen over drij ven. Negenuur! Ik moet aan het werk 1" „Dan zal ik uw koffie boven stu ren," zeide Francesca, een weinig ver troost nu zij iemand als Oom George voor Carlo gewonnen had. Zij ging bij de lamp zitten, opende den brief van haar nichtje, en deed haar best belang te stellen in het ver slag van die reis in de middernachts- zon, en in de avonturen welke iemand die met Clare reisde altijd scheen te hebben. Maar het ging nietzij kon niets in zich opnemenzij kon alleen luisteren naar het geluid van nade rende voetstappen, want hun lang wegblijven gaf haar zekerheid dat Carlo op dit oogenblik haar vader zijn besluit meedeelde. Eindelijk, na wat haar een eeuwig heid toescheen, werd de deur van de eetkamer driftig geopend en gesloten, en hoorde zij haastige voetstappen in de vestibule. Zij hield haar adem in om te luisteren, en sprong, als door een plotselinge ingeving, op van haar stoel, maar het volgende oogenblik viel zij weder neer als had iemand haar geslagen, want zij had de voor deur hooren dichtgaan, en wist dat haar vader Carlo verboden moest heb ben haar weer te zien. Toen had zij niet langer behoefte om te schreien, zij had alleen een ge voel van koude, en van een groot on geluk dat haar overkomen was een dof, pijnigend gevoel van smart. Zij zat op de sofa ineengezonken, den brief van Kate nog in de hand. Daar sloeg de pendule tien uur, en hoorde zij in de studeerkamer hard schellen. Een oogenblik later verscheen Dino aan de deur van het salon. „Kapitein Britton heeft bezigheden, Signorina," zeide de oude knecht, „en laat u vragen hem van avond niet te storen, en voor hem uit den Bijbel te lezen." De oude getrouwe wist niet hoe veel hij met deze eenvoudige bood schap zijne meesteres zeide. De woor den sneden haar door de ziel, maar met het echt vrouwelijk instinct hare wonden te verbergen, stond zij haas tig op, en sprak op haar gewonen toon„Goed Dino, breng de boeken dan binnen." En bedaard, als gewoonlijk, las zij de gebeden; haar stem beefde niet, en eerst toen de deur van haar eigen kamer achter haar gesloten, en zij alleen was voor dien nacht van onzekerheid, en spanning, en droefheid, liet zij haar tranen den vrijen loop Intusschen was kapitein Britton niet veel gelukkiger dan de twee ge liefden tot wier scheiding hij beslo ten had! Nauwelijks had hij Dino gezonden, of hij gevoelde dat hij laf geweest was, maar de gedachte dien avond Francesca te ontmoeten, of te lezen, in den toestand waarin hij nu was, dat ging niet! De kapitein was in den grond een goed man; hij zou ieder met wien hij in aanraking kwam, plezier heb ben willen doen, zoo zij zich slechts naar zijn opvattingen wilden schikken maar in zijn plannen gedwarsboomd, teleurgesteld te worden in een zaak waarop hij zijn hart gept had, was voor een zoo hooghartigen aard te veel om te dragen Ook kon hij dat oud-ridderlijke in Carlo maar niet begrijpen! Dat een broeder onder dergelijke omstandig heden buiten zichzelven van kwaad heid wezen, den ellendeling eens flink afrossen, of zelfs uitdagen zou dat zou hij hebben kunnen be grijpen en goedkeurenmaar de kalme overgave van zijn vaderland, van zijn huiselijken haard, van zijn betrekking, en van zijn persoonlijk geluk, in de hoop het kwaad af te weren dat ging boven zijn begrip. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1896 | | pagina 6