CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Engelsche uitgave.
38)
„Hij kon hier niet blijven, myn
heer hjj voelde de schande zoozeer,
dat hij naar een ander land is ge
gaan, en ik geloof, mynheer, dat hij
altijd hoopte jongenheer Jack terug
te vinden, hoewel anderen er anders
over denken. Maar ik heb nooit ge
hoord of zij elkaar gevonden hebben,
en de dominé is weer in Engeland
terug, en ik wilde wel dat hij maar
weêr hier was. Niet dat dominé Stan
ley niet een goede man is op zijn
manier, maar gij begrijpt wel, mijn
heer, hij is onze oude dominé niet,
mijnheer, en hij zal het nooit wor
den ook!"
„Is hij dan ergens anders beroepen
vroeg Carlo.
„Ja, mijnheer, dat was net met
St. Jan, dat hij bevestigd is, mijn
heer Cleevering, in Mountshire, dat
is zijn nieuwe plaats, mijnheergeen
haar beter als dorp, ten minste wat
het geld betreft! En nu, mijnheer,
gaat binnen en ziet ons grafmonu
ment. Dit is Sir Gerald Eitzgerald,
die in den burgeroorlog gesneuveld
is, bij Naseby, of Marston Moor, of
zoo iets het was ten minste de
laatste slag voordat koning Karei
gevangen genomen werd. Gij weet
misschien wel, mijnheer, hoe het
daar heette; want ik ben maar een
eenvoudig man, en ik weet van die
dingen niet af."
„Ik ook niet," zeide Carlo, die
geen lust had een examen in de
Engelsche geschiedenis af te leggen,
en zich heel zwak gevoelde op het
punt van data.
Hij bleef lang genoeg om den
koster een goeden dunk van hem te
geven, en bewonderde behoorlijk de
dorpskerk daarna verblijdde hij het
hart van den oude met een shilling,
wenschte hem goeden dag, en ging
Sardoni weer opzoeken, dien hij in
zijn volle lengte onder den olm uit
gestrekt vond.
Hij sprong vlug op bij de nade
ring van Carlo, en zag hem angstig
in het gelaat.
„Nu riep hij uit, op een toon
die scherp klonk van vrees en span
ning.
„Alles in orde," stelde Carlo
hem gerust. „Uw vader is ergens
anders beroepen. Hij is pas naar
Cleevering, in Mountshire gegaan."
„Hoe zijt gij er achter gekomen P
Zij hebben toch geen vermoeden
„Neen, maar er is wel over u
gesproken. Ik heb het van den ouden
koster gehoord."
„Wat! Die goede oude Johnson!
Leeft hij nog? Hebt gij hem wer
kelijk gezien
„Hij schijnt erg veel van u allen
gehouden te hebben, vooral van u,
en hij sprak zoo hartelijk over
uw vader I Maar Jack, gij moet het
mij niet kwalijk nemen, ik kon niet
heipen dat ik het hoorde, want de
oude man rammelde maar voort, ik
kon hem niet tot zwijgen brengen
zonder argwaan te wekken, en zoo
heb ik, ja, ik heb nu gehoord wat
gij mij toen te Napels niet zeggen
wildetl"
Hij zag hem aan, als vroeg hij om
verschooning.
„Bij mijn ziel 1" riep Sardoni,
„gij zijt de zonderlingste kerel dien
ik ooit gekend heb. Gij zet een ge
zicht alsof gij iets verkeerds gedaan
hebt, en niet ik!"
„Het speet mij dat ik het hoorde,
omdat gij liever wildet dat ik het
niet wist."
„Goed, goed," zeide Sardoni, aan
gedaan. „Ik had moeten weten, Val
dat gij u niet van mij afkeeren zoudt!
Zooals ik u gisteren nog zeigij zoudt
zelfs voor den duivel verontschuldi
gingen vinden, en de oude Johnson
ook. Vertel mij precies alles wat hij
gezegd heeft 1"
Zij zetten zich in de schaduw
neder, en Carlo vertelde het geheele
gesprek, terwijl Sardoni met afgewend
gelaat luisterde, en zenuwachtig de
gevallen bladeren ineen frommelde,
die op het gras naast hen lagen.
„Wat het geld betreft," begon
hij, toen Carlo zweeg, „ik zweer u,
Donati, dat ik niet wist wat ik deed.
Ik was krankzinnig zou het anders
waarschijnlijk zijn, dat ik, om aan
de berispingen van mijn vader te
ontvluchten, iets gedaan zou hebben
wat de wereld duizendmaal meer af
keuren zou Schennis van vertrouwen
is een onvergefelijke misdaad, maar
een meisje ongelukkig te maken, is
iets wat de wereld gemakkelijk ver
geeft 1"
„Dat is waar het zij tot onze
schande gezegdriep Carlo, met
van verontwaardiging vlammende
oogen.
„Ik was gekwanhopigher
haalde Sardoni. „Bij haar dood kwam
alles uit, en ik, ik had een gevoel
dat ik haar moordenaar was! Mijn
vader was er de man niet naar, om
iemand in zulk een geval te sparen.
Ik kon het niet uithoudenthuis te
blijven was meer dan een man kon
dragen, ik moest wel weg. En toen
kwam die waanzinnige ingeving om
dat geld te nemen dat binnen mijn
bereik was, en geheel met de oude
wereld te breken, en naar Amerika
te gaan."
„En in Amerika hebt gij Merlino
ontmoet?"
„Ja, het ging mij beter dan ik
verdiende. Maar hoe het komt, weet
ik niet, doch een mensch wordt door
zoo iets als mij overkomen was, tot
nadenken gebracht; en toen ik zag
welk spel Comerio met uw zuster
speelde, en hoe hulpeloos en zonder
vrienden zij was, speet het mij voor
haar, en was ik boos op mijzelf bij
de gedachte, dat ik de laatste man
ter wereld was die haar kon helpen."
„Maar gij hebt geholpen wij
hebben alles aan u te danken!" ver
zekerde Carlo met warmte.
„Wel, toen dien dag in Napels uw
kaartje binnen kwam, gevoelde ik
een sterken drang u te zien en u
alles te zeggen, en ik weet niet wat
het was gij hebt iets van een
toovenaar over u, Val! gij wektet
veel meer berouw iu mij op dan mijn
vader, en niet voor niet. Maar kom
gij rilt van de koude, laat ons door-
loopen."
Hij keek met een treurig gezicht
naar de plaats waar hij eenmaal geluk
kig geweest en die door zijn eigen ver
keerdheden eenzaam en verlaten voor
hem geworden was, toen keerde hij
zich met een diepen zucht om, zij
verlieten het boschje, en staken het
land weer over. Carlo sprak weinig,
maar stak zijn arm door den zijnen,
en dacht er over na, terwijl zij naar
het station liepen, wat wel voor zijn
vriend het best zou zijn om te doen.
„Wij zijn hier, geloof ik, niet ver
van Mountshire," sprak hij eindelijk.
„Gaat gij er heen, of schrijft gij eenen
brief?"
„Geen van beide," zeide Sardoni.
„Een dag zooals van daag kan ik
niet voor de tweede maal doormaken,
Val."
„Maar als uw vader, zooals de oude
koster dacht, eens al deze jaren naar
u gezocht had Gij zoudt toch altijd
kunnen schrijven?"
„En hem een theateraffiche zen
den vroeg Sardoni sarkastisch.
„Neen, neen, die ideeën van den goe
den Johnson houden geen steek! Ik
ken mijn vader beter dan hij. Hij is
een van de beste menschen in de
wereld, maar ook een der hardvoch-
tigste. Ik wil niet gevaar loopen de
oude schande in het dorp weer op
te rakelen, ik zal mij stil houden, en
voor iedereen, behalve voor u, niet
anders zijn dan Sardoni, de tenor."
Het speet Carlo dat zijn vriend dit
besluit genomen had, maar hij wist,
dat, ware hij in Sardoni's plaats ge
weest, alle redeneeren hem slechts
zou verbitterd hebben. Dus zweeg
hij, en troostte zich met de gedachte,
dat in een zoo klein land als Enge
land, er heel veel kans bestond dat
vader en zoon elkander nog eens
ontmoeten zouden.
HOOFDSTUK XXI.
Winterweder.
Kom door der wolken somberheid,
Door dichten mist die onheil broedt,
D.or wind die kwaad en logen spreidt,
Kom, en hergeef mijn hart den moed!
Kom door de krankheid en 't verdriet,
De pijnlijke onrust# nimmer stil,
Den nacht waarin men 't goed' niet ziet,
En sterk mijn wankelenden wil!
Een Drievoudig Snoeb.
De herfst ging voorbij, en de koude
winter kwam. Merlino's gezelschap
was echter op zijn reis door Amerika
tamelijk goed aan de koude gewend
geraakt, en niemand leed er veel
onder, behalve Carlo, die, daar hij nog
nooit uit Italië geweest was, het En
gelsche klimaat alleronaangenaamst
vond. Hoe weinig hij ook aan zich-
zelven denken mocht, hij was toch
niet zoo onverstandig als kapitein
Britton zich hem voorstelde, en weten
de hoevéél van zijn gezondheid afhing,
nam hij alie mogelijke voorzorgen. Hij
was met een dier kortzichtige en
vervelende menschen die er een zeker
genot in schijnen te vinden vóór hun
tijd te verslijten, en die hun vrienden
voortdurend last veroorzaken, juist
omdat hun ijver een onverstandige
ijver is. Hij bezat in hooge mate het
degelijke gezond verstand der meeste
Italianen, hoewel niet volgens de al
gemeen heerschende Engelsche op
vatting. Sardoni was dan ook uiter
mate verbaasd toen Carlo hem op
zekeren dag na de „Afrekening" raad
pleegde over den besten kleermaker
in het stadje waar zij toen waren, en
hij onmiddellijk een met bont gevoer-
den jas bestelde, die hem veel meer
gekost moest hebben dan een halve
maand salaris, en die hem door geheel
het mannelijk operapersoneel benijd
werd.
„Gij zijt de onbegrypelijkste kerel
dien ik ooit gezien hebriep Sar
doni, toen de jas thuis kwam, „gij
koopt zulke kostbare dingen, en wilt
het toch doen zonder veel waar an
dere mannen op gesteld zijn!"
„'t Is wel een flinke jas," zeide
Carlo, met stille voldoening het klee-
dingstuk bekijkende, „en voor het
eerst in de geheele maand word ik
eens warm. Ik moet wezenlijk dien
hoest kwijt raken, of mijn stem zal
spoedig veel op een misthoorn ge
lijken!"
„Nu!" zeide Sardoni, lachend, „ik
ben blij dat gij geen asceet zijt; het
zijn nare menschen om meê om te
gaan, zooals ik tot mijn nadeel heb
ondervonden! Niets drijft iemand zoo
den anderen kant uit dan die vroom
heid!"
Maar ondanks den pels, verbeterde
Carlo's gezondheid niethet voort
durende reizen, de tocht op het tooneel,
de noodzakelijkheid om, gezond of
ziek, in sneeuw en regen, iederen
avond over straat te gaan, en de
voortdurende physieke inspanning en
opgewondenheid, alles te zamen greep
hem ernstig aan. Ook kon iemand
met zijn gestel niet al het lijden en
de aandoeningen der laatste maanden
doorstaan, zonder er voor te boeten.
Niet alleen deed de verandering van
klimaat hem aan, zijn gestel werd
ondermijnd door het verschil van de
geestelijke atmosfeer waarin hij leef
de. Zich altijd bewogen te hebben
in een wereld van zoo teedere, innige
liefde als die hij in zijn vaderland
vond, is in zekeren zin een goede
voorbereiding tot het latere leven,
maar het kan niet anders of het maakt
den overgang tot de liefdelooze buiten
wereld veel harder, veiliger mis
schien, maar zeker meer pijnlijk! De
wereld wint er bij, in zooverre zij een
liefhebbende, onbedorven natuur in
haar midden ontvangt, maar voor den
persoon zelf is die overgang zeer
moeielijk; hij wordt als het ware
plotseling van de tropische gewesten
in de koude luchtstreek verplaatst.
Zelfs Carlo's groot succes op zich
zelf zeer aangenaam had vele be
zwaren; het wekte óf de jalousie op,
óf bezorgde hem een bewondering, en
kleine oplettendheden, die hij veel
liever gemist hadReeds had hij de
waarheid ondervonden van Enrico's
woorden „De mannen zullen u met
hun jalousie lastig vallen, om uw
succesde vrouwen met haar liefde,
om uw gezicht!"
Er waren eindelooze, kleine onaan
genaamheden van dien aard, die hij
luchtig kon opnemen, als hij gezond
en opgeruimd was, maar die hem
meer en meer begonnen te hinderen
ook was het als kostte het hem iederen
dag meer moeite Merlino's ruwheid
te verdragen, en de kleingeestige be-
leedigingen en hatelijke insinuaties,
waarmee Gomez er een genot in vond
zijn geduld op de proef te stellen. Bij
zulke gelegenheden keek Sardoni hem
nieuwsgierig aanhij bracht het nooit
zoo ver dat hij niet toonde hoezeer
het hem hinderde, en dit was onge
twijfeld de reden waarom Merlino en
Gomez niet veranderden, want er is
geen aardigheid aan iemand te plagen
die er tegen kan, maar iemand die
gevoelig is, te treiteren, en te zien
hoe lang hij het zal uithouden, is voor
sommige menschen een belangrijk
vraagstuk! Zelfs Sardoni vond die
schermutselingen wel eens aardig;
meer dan eens trof hem een toornige,
vijandige blik op Carlo's gelaat, en
altijd zag hij hoe het bloed hem naar
het hoofd steeg, en begon te koken,
want Carlo was driftig, al had hij
zijn hartstochten in bedwang. Vreemd
genoeg was de eenige werkelijke uit
barsting van toorn waartoe hij een
maal verviel, de schuld van Sardoni,
en niet van den humeurigen impre
sario, of van den boosaardigen Span
jaard.
Ziehier hoe het kwam.
Het Kerstfeest was voorbij, en Mer
lino's gezelschap was van de eene
groote stad naar de andere gereisd,
nu eens met ongewoon succes, dan
weer voor akelige ledige zalen spe
lende, of als het heel mooi was, voor
een publiek van vrijbiljetten. Carlo
was nu vrij wel aan deze levenswijze
gewendhij kende ieder gezicht in
dat kleine, bewegelijke corps, met zijn
zonderling mengelmoes van nationa
liteiten, en zijn verschillende rangen
en gradenzijn eerste artistenzijn
koristen, mannelijke en vrouwelijke
zijn eerste violen, die de orkesten in
kleine plaatsjes moesten aanvullen
zijn timmerlieden; zijn bagage- en
kleedknechts. De meesten kende hij
persoonlijk, velen waren zijn vrienden,
terwijl anderen door Gomez gewonnen
waren, tot kampioenen voor den ver
trokken Comerio.
[Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,