CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Eng else he uitgave.
39)
Tegen het midden van Januari was
het Merlino gelukt, een der Londen-
sche opera-gebouwen te krijgen voor
een reeks van twintig voorstellingen,
een plan dat in dien tijd van het
jaar de grootste onbezonnenheid was.
Het gezelschap nam zijn intrek in
allerlei sombere huizen in de buurt
van het theater, en het was onder
zeer neerdrukkende omstandigheden,
dat Carlo met Londen kennis maakte,
en voor het eerst op een Londensch
tooneel verscheen.
Het was alsof' alles in die dagen
tegen hem samenspandeHet weer
was alleronaangenaamster woedden
zware sneeuwstormen, en dagen lang
lagen er groote massa's vuile sneeuw
aan weerskanten van de straat. L)e
dikke, gele mist, en het wegblijven
van de zon maakten hem zóo onge
lukkig, dat het leven hem bijna met
meer der moeite waard wasterwijl,
om hem physiek nog erger te maken,
zijn keel zoozeer den invloed van het
klimaat ondervond, dat hij dikwijls
nauwelijks wist hoe zijn werk te doen.
Merlino was in een toestand van
zenuwachtige prikkelbaarheid, na
tuurlijk genoeg, en bijna verschoon
baar in iemand die een zoo hoog 6pel
speeldeMlle de Caisne, die door
JNita gechaperonneerd werd, was
hopeloos verliefd op den nieuwen
baryton, en dezen voortdurend een
doorn in het oog; terwijl Nita zelf
zoo onuitstaanbaar laf en onredelijk
was, dat hij moeite had zijn geduid
niet te verliezen 1
Zoo stonden de zaken, toen plot
seling een veel erger moeielijkheid
hem kwam bedreigen. Op zekeren
morgen, toen hij na een klein geschil,
als gewoonlijk vol ergernis tot zwijgen
zijn toevlucht had genomen, en aan
Sardoni het gespiek met Nita en M11b
de Caisne overliet, ging hij naar het
raam, nam het laatste blad van de
Times op, en keek, zonder een be
paald doel, de kolommen door, waarin
concerten en al wat op de muzikale
wereld betrekking heeft, geadverteerd
wordt.
Heel toevallig had hij het blad
opgenomen, weinig vermoedende, dat
het hem in plaats van afleiding, nog
méér verdriet zou geven, toen hij
plotseling met een vreeselijke schok
die hem een oogenblik half ver
lamde de woorden lasSignor Co
merio bericht zijn aankomst in Lon
den. Gelieve zich om concerten of
anderszins, te vervoeqen tot Antico
<fc Co.
Een paar minuten bleef hij onbe
wegelijk staanhij zag als in een
nevel de verlaten straat, met haar
vuile, met roet besmeerde huizen en
ijzeren hekken; hij hoorde flauw de
stemmen achter in het vertrek, toen
vouwde hij, zonder een woord te
spreken, de courant op, verliet de
kamer, en met een onbeschrijfelijk
verlangen om alleen te zijn, en buiten
het bereik van iedere stoornis, wan
delde hij naar het St. James' Park.
Comerio was hen gevolgd 1 Co-
merio was in Engeland was op
dit oogenblik in LondenWat kon
hem met mogelijkheid bewogen heb
ben in dezen tijd van het jaar naar
Londen te gaan, ware het niet dat
hij Anita wilde zien, en zich dit vast
had voorgenomen?! Het bericht deed
een vreeselijk licht voor hem opgaan
over eenige wenken die Gomez in den
laatsten tijd gegeven had, maar die
hij, Carlo, onopgemerkt had laten
voorbijgaan.
Een akelig gevoel van volkomen
hopeloosheid maakte zich van hem
meester; hij had gestreden en zijn
best gedaan, had alles opgegeven om
dit groote kwaad te voorkomen; hij
had schande, en droefheid, en onbe
schrijfelijke ellende gedragen, en nu
werden zijn plannen verijdeld. Hoe
kon hij hopen een zoo slimmen vijand
als Comerio de loef af te steken Hoe
was het mogelijk zijn zuster te redden,
als zij weigerde gered te worden Hij
gevoelde zelfs niet dat hij eenigen
invloed op haar had; het was hem
alsof, naarmate hij langer bij haar
was, zij hem slechts met te meer
onverschillige minachting, of bij tijden
zelfs met onverbloemden afkeer be
jegende. Had hij daarom alles opge
geven, om tot dank door haar gehaat
te worden Had hij daarom van het
geen hem het liefste was, afstand ge
daan, om in zijn pogen te falen P
Deze weinige regelen in de „Times"
waren als een bom in zijn leven ge
vallen
Diep ongelukkig had hij door het
verlaten park geloopen. De mist was
niet zoo dik als den vorigen dag;
hij kon door een nevel het kille,
grauwe water zien, en de eenden die
er doelloos rondzwommen en hier en
daar de omtrekken van groote huizen
in de verte. Op eens hoorde hij de
klokken der Westminster Abdy, en
hij herinnerde zich, hoe Erancesca
hem lang geleden gezegd had, welke
woorden er bij behoorden
„Dat ons llw macht
Dit uur behoed',
Wees, Heer, een licht
Voor onzen voet."
Maar zijn wanhoop was te groot,
dan dat hy kon bidden, en het vol
gende oogenblik waarschuwde „Groote
Ben" dat hij zich haasten moest,
wilde hij bijtyds op de repetitie zijn
van Un hallo in Maschera."
Half ziek en vermoeid kwam hij
in den schouwburg, en liep naar de
kleedkamer, waar hij Sardoni vond,
met een vroolijker uitdrukking op
zijn gezicht dan hij in langen tijd
gehad had, en een ondeugenden blik
in zijn oogen.
„Gij hebt mij leelijk alleen gelaten
in den strijd," riep hij, zoodra Carlo
binnentrad, „maar ik zal mij wreken 1
Gij zijt de meest zorgelooze kerel die
er bestaat, en laat maar diamanten
slingeren in een Londensch loge
ment 1"
Carlo keek terstond naar zijn han
den, en zag dat hij Francesca's ring,
dien hij altijd droeg, miste.
„Waar is hij P" riep hij terstond,
boos op zichzelven dat bij hem één
oogenblik had kunnen vergeten.
„Ja, dat is nog de vraag!" zeide
Sardoni, hem schertsend bij de schou
ders nemend en van plan hem eerst
een beetje te plagen, eer hij den
ring, die aan zijn eigen vinger stak,
overgaf.
Ongelukkig viel juist op dat oogen
blik bet licht op den diamant, en
deed hem schitteren. Eensklaps wrong
Carlo zich, in een plotselingen aanval
van drift, uit zijn handen los, en met
alle kracht op Sardoni aanvallende,
overrompelde hij hem zoo geheel, dat
de Tenor, nog eer een derde een
woord er tegen in had kunnen bren
gen, in zijn volle lengte op den grond
lag, en de ring hem door zijn recht-
matigen eigenaar werd afgenomen.
Sardoni was omgerold als een kegel,
onvoorbereid als hij was op een zoo
woedenden aanvalhij keek boos en
verwonderd.
„Wat drommel heeft dit te be
duiden?" riep hij uit, toen hij weer
opgekrabbeld was.
„Jack, Jack!... ik heb het zoo
niet bedoeldriep Carlo, nu zijn
toorn door die éene bliksemsnelle uit
barsting bedaard was. Schaamte en
berouw vervulden hem, zoodra hij tot
het besef kwam van hetgeen hij ge
daan had, en hij den ernstig vra-
x) Een Gemaskerd Bal.
genden blik zag waarmede een der
binnentredende bedienden die tot het
theater behoorden, hen aankeek.
Sardoni sprak geen woord eer zij
weder alleen waren. Hij kon niet boos
blijven bij het zien van Carlo's
schaamtegevoel en ontsteltenis.
„Ik wist niet dat er voor u iets
bijzonders in dien ring was! Gigi
bracht hem van uw waschtafel meê
naar beneden ik wilde u maar eens
plagen."
„Het is de ring van mijn verloofde,"
zeide Carlo. „Niet dat dit eene ver
ontschuldiging voor mij is; ja, het
maakt de zaak nog erger."
Hij had er blijkbaar zooveel spijl
van, dat Sardoni al zijn boosheid
vergat.
„Weet gij wat het is, beste vriend?
Ik heb altyd het duiveltje in u eens
wakker willen maken, en zien wat
gij wel doen zoudt."
Met een zucht keerde Carlo zich af.
„Ik weet niet hoe het kwam 1 Ik
was mijzelf niet. Als het nog met
Gomez gebeurd was, dan zou ik het
kunnen begrijpen, maar met u, Jack,
van wien ik wezenlyk zooveel houd 1
Ik zal het mijzelven nooit vergeven
Hij was nu bedaard, en bedroefd;
hij schaamde zich diep; zijn geheele
leven had hij zich niet schuldig ge
maakt aan zulk een onredelijken uit
val van drift.
„Kom, Val, denk er niet meer aan!"
zei de Engelschman, wien het ern
stige berouw evenzeer verbaasde als
de uitbarsting zelf. „Ik verzeker u,
gij zijt er mij des te liever om, ge
loof mij. Goede hemel! als men u
hoorde, zou men denken, dat gij mij
hadt willen vermoorden."
„Ik heb nergens aan gedachtdat
maakt het voor mij juist zoo erg!"
zeide Carlo. „Ik wilde den ring heb
ben, en een eind maken aan uw ge
plaag. Ik had geen tijd tot nadenken,
het gebeurde alles in een oogen
blik. Hoe weet ik, of ik niet een
volgende maal bij een dergelijken
aanval van drift iemand vermoord
„Maar, beste kerel!" en Sardoni
schaterde van lachen, „gij, die geen
vlieg kwaad zoudt doen!"
„Ja, gij lacht maar!" hernam Carlo,
„en het is heel aardig van u, het zoo
luchtig op te nemen, maar ik zie niet
in dat er een haarbreed verschil is
tusschen mij, en iemand die een ander
in een vlaag van drift vermoordt. In
ieder geval, ik weet zeker dat ik
dezulken nooit weer zal hard vallen!"
„Dat gelijkt wel het verhaal van
iemand, die een man naar de galg
zag gaan, en uitriep: „Daar gaat,
als God niet helpt" ik heb ver
geten hoe de schalk heette 1 Intus-
schen, Val, ik geloof niet dat gy
bang behoeft te zijn, want gij hebt
genoeg van die soort hulp, en van
die van den duivel niet!"
„Dat is juist wat ik niet begrijp,"
zeide Carlo, eenvoudig. Hij sprak
zelden over godsdienst, maar als hij
het deed, was het met den eenvoud
en de ongedwongenheid, die men in
Engeland zelden anders dan bij kin
deren aantreft. „Dat vind ik juist zoo
vreemd. Hoe kan ik het eene oogen
blik „Veni Creator'" zeggen ener
de waarheid van gevoelen, en het
volgende oogenblik mij zóó tegen
mijn vriend keeren Alleen die eene
kleinigheid heeft mijn bloed aan het
koken gebracht."
Op dat oogenblik kwam de cou-
lissenjongen hen roepen, maar onder
de vele, en vermoeiende repetities, en
in de oogenblikken van oponthoud en
van rust, had Carlo waarschijnlijk tijd
gehad over het vraagstuk na te den
ken, want, toen hy en Sardoni te
zamen naar huis liepen, vervolgde hij,
alsof er geen repetitie tusschen in had
plaats gehad:
„Ik weet hoe het kwam, Jack. Ik
was vreeselijk geagiteerd, en had alle
Kom, Schepper!
geloof en vertrouwen verlorentoen
maakte de duivel zich spoedig van de
ledige plaats in mijn hart meester,
en presto! ik zou mijn besten vriend
hebben kunnen dooden1"
De geheele zaak scheen hem zoo
levendig voor den geest te staan, dat
Sardoni zijn lust er eens hartelijk om
te lachen, bedwong.
„Gij zijt nog iemand van den ouden
stempel, Val!" zeide hij, „nog niet
vatbaar voor het nieuwe Jicht, zooals
ik u al eens meer gezegd heb. Iemand
die in den duivel gelooft, en echt
scheiding „onzedelijk" noemt I Mijn
beste kerel I gij zijt een anachronis
me Maar wat heeft u dan zoo ge
agiteerd Is er iets niet in orde P"
„Neen; alles is natuurlijk in orde,
maar ik kon in het eerst bijna geen
adem halen, en ik had een gevoel
alsof alles verloren was. Comerio is
in Londen."
Sardoni begon zacht te fluiteneen
teeken dat hij onaangenaam verrast
was.
„Weet gij het zeker? Wie heeft
het u verteld?"
„Niemand. Ik heb het van ochtend
in de Times gelezen."
„Wat? Terwijl ik nog aan het
harrewarren was? Dus toen kondt
gij uzelven heel goed beheerschen,
want gij hebt niets laten merken
„II diavolo was toen nog niet
op het tooneel; hij is mij naar het
St. James' Park gevolgd," zeide Carlo
met den grootsten ernst.
„Ik hoop dat hij niet bij ons in
Pall Mall isspotte Sardoni. „Ik be
gin wezenlijk ongerust te worden.
Laat ons hopen dat hij u verlaten
heeft."
„Wel stellig," hernam Carlo, op
zijn ouden toon. „Ik zou hem op het
tooneel niet kunnen gebruiken. Hoe
zou ik Renato hebben kunnen repe-
teeren als ik mij al dien tijd over
Comerio's terugkomst gekweld had
„Ozeide Sardoni peinzend, „dus
denkt gij dat zijn heerschappij mee
brengt de menschen te kwellen
„Ja; ieder in zijn kwetsbaar punt
te treffen," antwoordde Carlo. „Ik zie
nu in, dat zelfkwelling, en te groote
bezorgdheid over anderen, zonde is."
„Een zonde, die de meeste men
schen als een deugd beschouwen, en
waarmede zij graag pronken willen,"
zeide Sardoni, die aan zijn vroeger
leven dacht in het ouderlijke huis.
„Ik heb er eigenlijk nooit over
nagedacht, maar het moet zoo zijn
zeide Carlo. „Men heeft gedurig zoo
iets noodig om tot nadenken te stem
men. Gij zult het mij, hoop ik, ver
geven, Jack, dat ik zoo driftig tegen
u geweest ben."
Sardoni redeneerde al lachend zijn
verontschuldigingen weg, en verklaar
de nogmaals dat hij er hem des te
liever om had; het was niet om dien
aanval van drift, maar om het con
trast tusschen deze uitbarstingen, en
Carlo's gewone levenhet was de ge
dachte: „Het beminnelijke van dezen
man komt niet voort uit zwakte; hij
is sterk genoeg om zijn warme, zuide
lijke natuur te kunnen onderdrukken.
Alles wel beschouwd, is er nog hoop
voor mij, nu iemand als Donati, die
zulk warm bloed heeft, geworden is
wat hij is!"
De duivel.
Wordt vervolgd).
Gedrukt by DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,