-mo uapraAV uajaogspiq 'uajaSiaA sbai spsjd aSijiaq ap 'uaMnoiAjapa aap uaqqius pq ua uagqoBjqaaAi ap uaAoq Sou uaquojq saappu aap uapAaq apiu[ ap ua uapaq apanAuaA ap 'apSjOA Suippnqosdo aqfijasaaiA uag j uazuaaS ap ubb spaaa ubb)s uaSuimBj^ ap )ubaa aaaü -uaSag USA pup ui n ;[ap« 'puapaiqaS fiq apS]OAaaA ,/jjaapq uaqB n pM 'ug jst paooraaaA uazja^ uba. pasaaQ aoop aip 'aapBA ufiz uba qfq pq fiq uappig ubbS a} mo qoop 'uaaau a; pfigSooq mo pusgojj uba SWAV J00A 81 Pfll naa^ suuqj pq pp 'jBBqaaq qi/; 'puapfius azap appiooAiguB <i(: gSoaMaq firn p^\ n •apuBBpdo 'apaptusBjj uba UBf SaoaA <It:ann pp ui ua sgnepl azap do 'uap -ajgdo uaa qjnz gog n gSaaMaq paa 'paBj[o^ aaajj// •apuaqaaq uapssjog uba paBjjo^ raajj uiaq ui nam uaog 'uapaapuimaaA pin aip uaquopj -aaaAi uadaoigm apiBAUOA 'uapfiMguo apjmp jBBgjB pq snp aip ubb appmaaA uap uajp uapaBBp pzpo japfugs ua^ n qnadBM ua do gpnopp SaopSuaaj aaiziAuqaq pq fiq ifiAuag map ufiz quojq uoog uapuajaAaq Sooq do ua aBBpB pq uba uapajg ap aooA gog aappia ap apuaa 'ubsjb ag gqoB ppajd aSqiaq ap do japuog •uaSsapa} aaSuBj uaq uaiBAA psp ui sqfijaAAUBU ua uauaaq auunq do nappa) 'pa uapjm uap uba pmaSjB 'uaprcBd agqapaq jop pro aaiM 'uaduuqppa obm) aoop pS(OAa§ uaaqosaaA qqosopaS [BBqs puapquia pq ui paqaS aappia uaa 'jqnaaSuado uaanapuapnq ap uapaaAi SsBjApuiAA apuazins uaa aoop s[y •aa^piqaSjBBp ua draupaSjaoq aoop pS[OAaS 'jb aapuaqja uappssiAA uadaoapn aSusq 'uapaq 'qosiuapaS pin[ uaa uaginq quo[qaaaAi jbbq apaa ufiz uoSaq ua mags apuapinqaM ufiz jaiqiaA. qqy ap 'puoa pq ui agqosjaaq agggs azooimapy 60 aip 'map uaa quojqaaaAA auup 'uaS[OA ag 'qaapS [aaaq uaa jaM pp 'qaozaaA pp paaaaS qoiz uajqBBra uapy japfugs ua) ubb n qpioS ua uajaSaapsra a ami puogsrag guiaau 'uaAaoadaq uapiAv Suipusj uaa apfizaaz ap uba uaSuimB|y ap gqoipaM. sjb 'uauias ump gog ump uba uaanA aoop ua uapnoq poBAA paoS uaq pB[ 'uaump ap ui saaSsapaaads ua uaSiaooq baau qpuaz gfliajp aBSAaS apaaiu pq ibbav 'si aBsp pfigjB saappia aufiz pm aip 'auapuBmmoq uap uba 'pjaaqaooA pq gSjOA ua uauuutugsnaip oaau )uadBA\// uaSiaaAO ap gog I(juaaaaq fiS ua 'uapnoq -uaSag puufiA uap SuigsaA aaaqraaanuo uaa sp puBptBBg; -pa^ aau pB| uaSuipaaAg uba ufipoQ 'uauadBMaq pAA ;qoauq ami apuapog uba aappia 'fiS aop faBBA -aS apaam pq )Siaap uaaaqop^ pbaa 'qoaoquaddoj nBA aaapj 'pp aau qaapaaA 'qSang ua poraaaoi\[ aau ui Suipazaq fiS 2a] jassauag; uba UBf 'jqaap -I8A ]8av si qoanquapuBg ufim 'uaaaA\ a; uaaaqop^ pn uaSuiraB]^ ap mo pSazaSao) uaSSoq apuadBAV -aq firn paaq poaapaog; "aapaara ua aaaq jaaqaS spaaa qoiz apjaoAaS fiq 'puapaiqaS uapssaog; uba aq -)BAaaq <('aaaAiua8ai uba pap ui n )p)s 'suBqi ug// •Sin^qaaAA ua pqjaads unq p) uaaoqaaA uappuq uooz napjaijaS)saara ufiz 'api^y nu aip 'nappa aSiaaoado aaufiz paBBAiz pq aoop 'uizsqpA ufjz uba aaqo)qoB]8 pq sp pi a qfippuia fiq pj 'punapaS ua praaaqosaq puq fjq aip 'SuiaapauaaA auunq pn panaqaSdo pnq siaoyg aip q|OA pq ua fiaaSanq ap 'uaqqnapaapuo aq qjoA pq ua uamau a; uapusq ui gjaq gaq ppaaq Mnaiu -do ]apB ap puogs sunqq ua qsqsaq gia]d gaq qaaq aap gqoBrap ap psq aaiq qoo 'apiassiAA anapusmraoq uap pui qqq uaSi^qonjA uaa fiq |fiAua; 'uapssaog uba uba. )BBpS pq aaAO paajS qoB]mij8 apuaaaiAaSaz nag S9 58 en daar ruischte het te midden der doodelijke stilte, daar bogen zich al de trotsche hoofden, daar knielden rang en aanzien, jeugd en schoonheid, daar boog zich de macht der wereld voor het gezag der kerk. Een flauwe glimlach speelde om den streng gesloten mond van den Abt, toen hief hij de handen op en. schonk op plechtigen toon den zegen. Thans sloegen de edelknapen de purperen tapijten terug die den ingang der in Romaanschen rondboogstijl gebouwde slotkapel bedekten, waarin op het van zilver en bloemen schitterende altaar de luchters reeds brand den, in welker matten zilverglans zich het licht van honderde kaarsen weerspiegelde. Wolken van wierook verspreidden een bijna bedwel menden geur, hulden het trillende kaarslicht in hunne blauwe nevelen en omsluierden de, met fiuweelen kussens en goud borduursel versierde bidstoelen. Zingend openden de koorknapen den bruidsstoet, over versch geplukte bloemen en ontluikende knoppen traden allen voort, de rozen schenen zich op te heffen onder den lichten tred der bruid om haar hunne zoetste geuren te schenken, de bloemen die in slingers langs de pilaren opklommen en in weligen overvloed van de wanden neergolfden, vormden zich bijna tot een krans om haar bevallig hoofd en lieten ruischend hunne bladeren neervallen op het kleed van blauw sameet met paarlen geborduurd, van den bruidegom, de wolkenlooze hemel lachte hen toe, de bloemen begroetten hen heil- voorspellend, de godin van het geluk schonk hun al hare gaven en de menschen benijdden hare uitverkorenen. Het koor had gezongen, de mis was bediend, thans werd het bruidspaar voor het altaar geleid en zouden de ringen worden gewisseld. 63 op alles overheerschende toon //stilte" gebood, en fier en ongebogen, als voor vele, vele jaren, verrees daar de heldengestalte van Jan van Haemstede. Zijne blikken vlamden, hoog opgericht stond hij te midden der woelende menigte, onwrikbaar als de rots tusschen de schuimende branding, kloek en stoer als ware hij weer de gelauwerde overwinnaar van het steekspel te 's Hertogenbosch en verheven als een stem uit een betere wereld klonk het van zijne lippen: //Witte van Holland! strijd voor uw vaderland, sterf, als het moet voor zijn vrijheid, doch nooit als. verrader van eigen bloed Nog was de echo zijner woorden niet weggestorven^ toen een doffen slag weerklonk, een malierusting ra telde en een zware helm rinkelend over den steenen vloer rolde. Jan van Haemstede was voorover geslagen en toen de omstanders toeschoten om hem weer op te richten zweefde de doodskleur over zijn gelaat en had zijn hart reeds opgehouden te kloppen. Doodelijke stilte heerschte plotseling in de burcht kapel, een siddering ging door de rijen en diep ge troffen knielden allen neer om een gebed te fluisteren bij het lijk van den grijzen edelman, wiens laatste woorden nog een ernstig pleidooi waren geweest voor plicht en recht, voor den plicht van Witte van Hol land, om zijn broeder geen kroon te ontrooven, voor het recht van Jonker Jan op den Gravenkroon zijner vaderen, een recht, dat de ontevreden edelen hem wilden ontrukken, terwijl zij Witte trachtten meetesleepen in den maalstroom van hun eigen belang en heerschzucht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1896 | | pagina 8