qip nnq 'pDB[qos}inQ na qfuquBig uaqossn} :>qaiE -do Siuara ui apnuoA flnjqsfluipuiqiaA ap 'uajapuBBj^ aSijqoBta iaq na ^QBqBjg apnaiaojq ;aq S]B uasa ua sjajqoip jap pjooq ^aq ubb uappa uba ?ao}s napaajq naa ^am uapuojs 'guBqBjg uba uvp ua qupuajj S[B ua^BjOjY "}bb}8 nap ui apnuoA ^qoBcu uaa pua^BAcao -jaaA ua piardsiaA uiojb fiz jfiAuaj 'sunqi nap pjag -aS jaara Sipuiauo uaMnaajappinx ap ui piaw aizaod ap }ubav 'uaAa]qa§jajqoB sbaa uaABq ap ubb ;sp 'qjoa. ;aq uaq apfluurao ua8ui8miaqs|BAfiq apnq japuQ ••nauniM naSoni !jsp m uaisdsaqS euo jim ajaaq aip po0 tnauuis apqq ospi ijajq nai«A jano eaz ap|iM aip sno ^aug •naqonis anni w«p napuoM snsap ni ajiaq sno na.iaqou« X^ naqooupjaA amaqS sno uapnos Xg ^uojS aap ni aqoip sno uaqosnaAk Xg •napw aospjA aiaq }ajf IjXaeaqS puoiS 9^ uaSiuaui ja«p uaqqaq Xg 'napiqjaA sno is n9|{(Ai naiovjdoiai ;ayq" nan sno naraoo najsaaqS asooq ai(j •napij Jano tm na^aora ai(p daip na qotqA aas appji aig napujs qoijaraojA najaoni ^ain m nantoa na apa^sno nasap •naqnp aip qaoo na nawnra aid 9Mno3 naaand usa ya janp pni|q jajj na^oanaaq3 aoj. janp im. napuoQ anianS iai nauinnb apa;sno nasap joj, •nauuiq janp ^nooAA snzaf jag; jo] napos aos najaSna aip naqSnie aan(j 'uanni) jaqSoq do naqpapno nag; papso ofu naa ^aapna naa pnp PH* Gil 1J 4 bruisende golfslag tot hem door; als ruiterscharen,, die stijgerend naderen, braken daar ginds de wit gepluimde wateren op de kust, tegengehouden in hun stormloop door de hooge duinen, die als kloeke, onwrikbare wachters fier hun aanval weerstonden, de overmacht trotseerden en het hun toevertrouwde land behoedden. En de wolken aan den hemel wa ren omzoomd door gouden en blozende randen, alles in het rond straalde van leven en licht, de donkere nacht met zijne verschrikkingen was voorbijwas dit een voorteeken P Zou ook voor hem de toekomst nog zonnestralen kunnen brengen en zouden er nog eens betere dagen aanbreken, als hij ontvluchtte wat hem hier kluisterde en omlaag trok, als bij uitging om worstelend en strijdend het licht te zoeken? Op de kade stonden onder het volk eenige der meistreelen, welke den vorigen dag op de Haemstede hadden vertoefd en die verbaasd toezagen hoe de fiere jonker zich thans onder de nederige kruisvaar ders mengde. Een van hen wenkte hij nader te tre den en gaf hem eenige, haastig geschreven woorden en een afscheidsgroete aan zijn moeder mee: //Zeg mijner vrouwe moeder, dat ik niet anders koD, en breng haar en der jonkvrouwe van der Sluijs mijne innigste groeten," klonk het haperend van zijne lip pen, toen begaf hem de stem, en haastig wendde hij zich af van den verwonderden meistreel en be gaf zich naar het achterschip. De touwen werden losgegooid, de riemen in be weging gezet, de blanke zeilen bolden op den wind en statig gleed de kiel over de kalme golven, ter wijl nog van den oever het lied weerklonk, dat de meistreelen de vertrekkenden toezongen: 'sanfly 'qiOAA Ain si ;ajj 'ubbS aj uaaq ooz ua sueqj tuo aoj paomuapjaq apjooqaq jg// -japaora ap ap -jajsinp (('jaaAA raaq qi uaqiaq suaqi 'uooz ufij^// 'uapiaz |39a aip napjooAispiaqosjB aSiutaw 'uazajafl fiz uappsq (t'uaq -uapafl apjaq ui fim yfqq ua SnuaSjay// -puijBuio puaSl'iAAZ japusqja 'uojbaa azoog nap uba tqanm ap ui aip ua M no ja apiaq ap uapjaiq uaqossnjui ug <(jqooj qi |bz uauuiAi -J3A0 'uaaoAizaS aauoj^ uajapuBB]^ jo '^qoBjqaS puB[ "1°H nBA P"!3! UBB 8PlnH nfini jbboj nap 'ubbjoaa nu ïuajjizaq paojAui uaa qjnz fiz }Bp 'azoog nap uba qiaAi ;aq si }ajj •firn jdgSjuo fiq ua do jaSuu uaa ftz uaqa;s JBBp 'jqoBui ufim ui uaSt![S[OA agi^ paq qj •uaqqnjsira uaiaomaq aam qaiz fiz jbbaa uau -UBid a]|B 'jnnjBU ap ui ^uamap puajojs ;aq ufiz fiz» 'puoAaq uaaqB jaaAi qoiz fiq uao; 'ijup uba puazsi 'uajassjog uba daia ((j uaA\noiA aip 'uaAinojA aig// apjassiAA sauSy iam fiz uaip Sbz qqq uainqqusp nap ua paajg apa^sraasjj uba aAinojA jap uaddij ap uba aip apjooq Sui^qoqjaA uba jqonz ap fiq uaoj. 'ubSbja a) jaara ^am fiq apjaoqaq ;bq ,;aiAA 'Bf (j }aza8 siBAip jjaaq jaoA nap aaiq firn jo ai^ ■uaqBm uauunq uaqqaq raaq uba saps noz qi ua guaraaqjad qusjq Sou si fiq 'aiPM UBA ■lararaBf qaq st suaguaAQ 'qoo; qi |Bz uaqosaaaq 'qi ]iAi uaqiaaaq ]aop ufira 'uftz jbbui usp jaquof }aq ;aora ubqa puapjqraapii daip qfqapuia ap|3Aajd ua uapuBj ap uaqossnq guiqos -uaAAjaA uaa apjooras fijj -apuBBAA jaop ?aq fiqBtt ooz qaiz fiq nu ')sp na pSpaiujeA uaSui^qoBMjaA au -ftz 'pjapfuaA uauuBjd aufiz jy ^aq ajqooq ua appaiz a)8uauuiq uftz ui qaop 'qfipajm qaq jooa nqng 811 119 gij hebt overwonnen en de onedele vlam, die in zijn hart zoo wild opflikkerde, gebluscht, thans kan ik, on danks alles, weer hoopvol in de toekomst zien, want eens zal uit de sombere nevelen, die het heden be dekken, de dag toch zeker rijzen." //Niet ik, gij hebt gezegevierd, liefste moeder, hoe zou uw zoon anders hebben kunnen handelen toen de bedwelming voorbij was. Moge thans het verleden voor altijd rusten, het zal ook hier zijn, door strijd tot zege." Met somber gefronste wenkbrauwen ging den vol genden ochtend van Borsselen zijn vertrek op en neer, eindelijk blies hij op het zilveren fluitje, dat aan een gouden keten om zijn hals hing en beval den ver schijnenden edelknaap terstond Gillis, den meistreel te roepen. //Gij begeeft u nog heden op reis," beval van Bor- selen dezen kortaf. Gillis boog. //Zijt gij wel eens in Henegouwen geweest?" //Eens, Heer, vele jaren geleden." //In welke plaats //In Bergen, Heer!" //Zijt gij nooit aan het hof van Graaf Jan geweest,, die zoozeer de minnezangers begunstigt?" //Nimmer, Heer." //De Graaf is u dus onbekend //Volkomen." Onderzoekend zag van Borsselen zijn nieuwen dienaar aan, hij had een duister besef, dat deze hem misleide, doch het stalen gelaat met de neergeslagen oogleden voor hem, bleef onbewegelijk. //Waarom zou hij mij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1896 | | pagina 8