HAARLEMSCH Eerste Blad. No. 7. 144 met AMSTERDAM, van WOENSDAG 27 Januari 1897. Nieuwsberichten. TÏLEPHOONNUMMEB Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84 Negentiende Jaargang. TELBPHON1SCHE VERBINDIN8 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maandenf —,25. franco p. post—,40. A.b«aderlijke nommers 3 centen per stok, PrQs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag- en Vrijdagavond. Advertentiën worden, aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten lijure, dit alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. Weten en Werken. Om getrouw te bleven aan de chro nologische volgorde moet eerst melding gemaakt van den uitstekend geslaagden kunstavond, Vrijdag aan de bezoekers der Maandag avond bijeenkomsten ge geven door het Teekencollege Kunst zjj ons Doel, omtrent welke men zoo vrien delijk was het volgende mede te deelen. De gewone zaal diende tot schouw plaats en veel eigen werk van leden was tentoongesteld, waardoor de toe schouwer kon kennis nemen van hetgeen op dit gebied van kunst ten onzent ge schiedt. Verschillende heeren hadden de vriendelijkheid sommige kunstwerken toe te lichten en om dezen verzamelden zich dan groepjes, die niet moede werden te vragen en te luisteren en blijkbaar veel belang stelden in hetgeen ter bezichti ging was gesteld. De heeren vonden een dankbaar gehoor, moge het hen aan sporen, nog eens een dergelijk kunst avondje te organiseeren. Maandag avond was de HeerJ.B. A. Saeijs aan het woord met eene voordracht •ver het VulCanisme in verband met de verandering onzer aardkost. Als inleiding het volgende: Bij Tunis, op de noordkust van Afrika, ligt de ruïne van Carthago. De stad was 800 jaar v. Chr. gesticht door Phoeniciëis onder Dido, groeide tot eene stad van 800000 inwoners en werd in 't jaar 300 v. Chr. door de Romeinen na en drietal bloedige oorlogen verwoest. Een legende, waarvan de kern geschiedkundig behoort geplaatst 500 v. Chr. deelt het volgende mede. Hanno, een Carthaagsch zeevaarder, kwam na eene lange reis terug in zijn vaderland. Stormen hadden hem gevoerd van het doel van den tocht, de tin-eilanden (de tegenwoordige Scylli- eilanden), door onbekende zeeën naar een onbekend land, door de bewoners genoemd het gelukkige eiland met Tritons stad. Na verschillende lotswisselingen, waardoor hij ternauwernood ontkwam aan het gevaar van tot liefdegod verheven te worden, maakte hij kennis met het heerlijke land en zijne voortbrengselen, doch mocht zijne vaderstad niet met zijne kennis verrijken; de senaat van Carthago, bevreesd dat zijne wonder verhalen zouden strekken ten verderve van de stad, deed zijn schip en de beman ning verbranden. Dat ook aan deze legende een kern van waarheid ten grondslag ligt, oude schrijvers en dichter bewezen het. Plato vertelt er van, dat het land, in de legende bedoeld, Atlantis heette, doch bet zou door aardbevingen ten onder zijn gegaan. Ook volgens de nieuwste onderzoekingen zou er verband bestaan hebben tusschen Afrika en Zuid Amerika; een uitgestrekt continent heeft daar zeer waarschijnlijk vroeger bestaan. De eilanden, welke zich daar nog in den oceaan bevinden, zijn ook allen vulcanisch en dan zou het heel goed mogelijk kunnen zijn, datde sedert lang uitgeroeide volksstam der Guanschen, die de Spanjaarden vonden op de in 1440 door hen in bezit genomen Canarische eilanden, afstammelingen waren van de bewoners van Tritons stad en dan kan nog aangehaald worden het feit, dat op het Paascheiland groot- sche gebouwen zijn te vinden, afkomstig uit een tijdperk, waarvan de tegenwoor dige bewoners niets weten, bouwwerken overeenkomende met die der oude be woners van Peru in Zuid Amerika. Dat ten Oosten van Afrika en ten Zuiden van Azië een dergelijk vastland heeft bestaan, wordt afgeleid o.a. uit de overeenkomst tusschen de bewoners van Madagascar, Ceylon en ons Oost Indië, als zqnde in hoofdzaak Maleiers. Op welke wijze deze uitgebreide conti nenten kunnen verdwenen zijn, heeft de Engelsche geleerde Darwin aangetoond uit den toestand der koraalrotsen, welke zich 1000 meter beneden den water spiegel uitstrekken, niettegenstaande het diertje, dat de rotsen vormt, slechts kort aan de oppervlakte van het water in de warmste streken des aardbodems leven kan. Slechts door inzinking kun nen die koraalrotsen, zoo verre van de plaats waar zij ontstonden, gekomen zijn. Soms komt ook het land uit zee naar boven; in Azië is op Chineesch gebied een woestijn, volgens onderzoek op deze wijze ontstaan. Merkwaardig dat de Chineezen haar noemen Han Hai, d.w.z. drooggeloopen zee. West Siberië, Zweden en Noorwegen zijn op gelijke wijze ont staan, 1000 Meter boven den zeespiegel treft men lijnen aan, door het zeewater uitgevreten, en bewijzen ook hierdoor hun oorsprong en in de Zweedsche meeren, zoet water, treft men zouwater- visschen aan. In het algemeen wijst alles op ver andering, op wijziging door natuurkrach ten en mogen ze thans in minder mate voorkomen dan in vroeger eeuwen, de nieuwere tijd wijst nog in deze op Lis sabon, Santorin, Krakatau, Laybach e.a. Vervolgens toelichtend welke krachten de veranderingen teweeg brengen, wees Spreker op het volgende. Overal op den aardbodem, waar men 30 meter beneden de oppervlakte den thermome terstand opneemt, wijst deze 10° Cel sius, dit heet de invariabele (onveran derlijke) laag. Naarmate men dieper komt, stijgt de warmte met ééa graad op de 33 Meter. Op 3000 Meter diepte zou dat dus 100° C. of kookpunt zijn en op 6 mijlen 1200°, een warmtegraad welke alle gesteenten doet smelten en dus voortredeneerende zou de aarde eene gloeiend vloeibare bol zijn van 1705 mijlen middellijn, omgeven door een zes mijlen dik korstje. Humboldt twjj felde reeds aan de waarheid van deze theorieeen strijd onder de geleerden was er het gevolg van. Eindelijk kwam de Engelsche geleerde Hopkins met zijn theorie welke den toets der waarheid verdragen kan. Hij stemde den gloeiend vloeibaren toestand toe, maar de nood zakelijke daling en rijzing van de koude en de heete massa's hebben een aardkern doen ontstaan die in vastheid het ijzer nabij komt, daaromheen een half vloei baar hulsel, en ten laatste de aardkorst, doch de afkoeling gaat steeds voort, hierdoor ontstaat inkrimping en plooiing van de oppervlakte. Spreker stelde toen in het licht hoe die door inkrimping ontstane plooiingen aardbevingen kunnen veroorzaken, en welke dus van een geheel andere soort zijn, dan die welke ontstaan door in storting of door vulcanische toestanden. In de Alpen hebben zulke aardbe vingen, door het splijten of-bersten der plooiingen ontstaan, dikwerf plaats. De geleerden zijn thans zoover, dat zij het centrum van zoo'n aardbeving I kunnen bepalen. Thans was de tijd verstreken en het was ons niet te hoog gegaan, dit bewees de meer dan gewone aandacht waar mede Spreker gevolgd was. Wij mo gen spreken van eene leerzame voor dracht in boeienden stijl en men behoort zich te verbazen over de wijze, waarop de soms zeer diep gaande theoriën in den eenvoudigsten vorm werden voor gedragen, bovendien nog verduidelijkt door kaarten en teekeningen. De gehoorzaal van Weten en Werken was even dicht bezet als de vorige avonden. Aanstaanden Maandag wordt de spreek beurt vervuld door den Heer H.A. van der Meulen. Eertte Kamer. De Kamer is Maandag avond weder saamgekomen. Ingekomen was het bericht, dat Mr. D. Engelberts, door aanneming zijner benoeming tot substituut-officier van justitie te Roer mond, het lidmaatschap der Eerste Kamer van rechtswege heeft verloren. De vergadering werd verdaagd tot den volgenden voormiddag. De Min. van Kol. was Dinsdag door ongesteldheid verhinderd de zitting bij te wonen. Bg de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1897 was de heer van der Biezen de eerste spreker. Hg erkende, dat een politiek debat weinig nut kon hebben, maar wilde een terugblik slaan en de vragen beantwoor den 1° hoe is de huidige toestand hier te lande, op maatschappelijk en zedelijk gebied 2° welke zijn de oorzaken dier toestanden en 3° wat verwacht men van de toekomst? Spreker hing een aller treurigst tafreel op van de toestanden hier te lande, welke volgens hem een gevolg zgn van de ekonomische uitslui ting door het buitenland, van de on dragelijke financieele lasten, van de groote uitgaven van Oorlog en Marine. Het bedrag der hypotheken is zoozeer gestegen, dat ongeveer »/T der goe deren is gehypothekeerd. De faljiese menten stggen. De armoede en de werke loosheid nemen toe. De kosten voor het lager onderwijs zgn ontzettend gestegen. Maar de zedelijke toestand is, meent Spreker, nog veel erger, getuigen de toenemende veroordeelingen, de moorden ook van laatsten tijd, die wel moeten leiden tot herstel van de doodstraf. De geest van verzet neemt hand over hand toe men is niet tevreden in zijn stand de verhouding tusschen werkgevers en werklieden is allertreurigst. Stelsels als het nieuw Malthusianisme vinden hier ingang onzedelijke boeken en platen worden vrijelijk verkochtop het tooneel wordt veel onzedelijks vertoont; de echtscheidingen nemen toe. De oorzaak van den geschetsten toestand noemt Spreker het verdrijven van den godsdienst van de school en van God uit het hart. In vereenigingen wordt vrijelijk God geloochendde wetenschap is zonder geloof. Zeer betreurde Spreker de be noeming van prof. Bolland. Ook de vrijmetselarij werkt mede tot godlooche ning, getuigen de laatstelijk gepubliceer de brieven van Multatuli. Niet alles wilde Spreker wijten aan het liberalisme, dat evenwel volgens hem medewerkte aan de ondermijning van godsdiensten geloof, en door zijn verkeerde ekonomi sche politiek den toestand der arbeidende klassen verergerde. Het socialisme was een uitvloeisel daarvan. Als het libera lisme blijft regeeren, verwachtte Spreker eene socialistische omwenteling. Maar hg hoopte en vertrouwde, dat dit niet zou geschieden. Men zal inzien, dat bet wettig gezag alleen in stand kan blijven door de erkenning, dat alles van God komt. In den strijd tusschen geloof zou het geloof triumfeeren, en dan zou de erkenning van den godsdienst hersteld, zouden misbruiken bij de arbeidsverhou dingen opgeheven, hatelijke belastingen afgeschaft, het bizonder onderwijs vrg gemaakt, en met het vrijhandelstelsel gebroken worden. De heer Sikesz wilde den vorigen spreker niet volgen in zgn wgsgeerige beschouwingen, al zou het hem niet moeilgk vallen vele lichtpunten aan te wijzen. Hij wilde alleen de landbouw aangelegenheden bespreken, en betoogde, dat de staatszorg voor den landbouw geconcentreerd moet worden. De alge meene malaise kan men niet wegne men, maar wel kan men door ontwik keling en steun de landbouw krachtiger maken en bestand doen zgn tegen kwa de tijden. Bovenal achtte Spreker noo- dig een afzonderlijk ministerie voor Landbouw, Handel en Nijverheid, ter wijl de Afdeeling Waterstaat bg Binnen- landsche zaken kon terug keeren. De heer Sassen protesteerde tegen de zware belastingdruk op den grond en drong aan op krachtige zorg voor deR land bouw, in den geest van Denemarken. De heer Breebaart sloot zich daarbjj aan en wees op den slechten toestand van grondverhuurders. Voorts betoogde hg, dat de toestand van veldarbeiders en werklieden op het platteland niet zoo slecht is als sommigen beweren, Ook hg wenscht een afzonderlijk land bouw ministerie en een invoerrecht op huiden en vet, zoolang de vleesch akcgns niet afgeschaft is. De heer Muller pro testeerde tegen den eenzgdigen aandrang tot meer behartiging der landbouwbe langen. De landbouw wordt thans reeds meer bevoordeeld dan handel en nijver heid. Hij bestreed de wenschelijkheid van een afzonderlijk ministerie van landbouw. Na bestrijding van de graan rechten, wees Spreker er op, dat wel degelijk door de waterwegen de land bouw is gebaat, getuige de ontzaggelijk groote uitvoer van landbouw produkien langs den Rotterdamschen waterweg. De heer Wertheim was ook van meening, dat de oorzaken van de malaise van den landbouw te diep liggen, dan dat een afzonderlijke minister van land bouw ze zou kunnen wegnemen. Mis verhouding van produktie en prgs zou door protektionisme verergeren. Ook da heer Regout drong aan op meerdere ondersteuning van den landbouw. De heer Van Lier wees er op, dat de Regeering nog veel te doen heeft vóór de verkiezingen. De heer Alberda van Ekenstein zeide, dat hij de groote uit gaven voor Oorlog en Marine ongemo tiveerd achtte, en kwam met kracht op tegen de beweringen van den heer van der Biezen betreffende het onderwijs. Bij het Woensdag voortgezet debat over de staatsbegrooting voor 1897 be streed de heer Fransen van der Putten het K. B. betreffende de scheiding der Indiesche militaire uitgaven en de nog voorgenomen Marine organisatie bij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 1