CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engehche uitgave. 64) „Gij zult het niet vergeten van Comerio?" pleitte Carlo nog op het laatste oogenblik. Piale antwoordde slechts door een gebrom. Doch er was niets dan ge negenheid in zijn afscheidabliken hij had zeker den Londenschen too- neeldirecteur verzoend, en met lof van Comerio gesproken, want na een dag of drie ontving Carlo de volgen den brief van Sardoni: „Beste Val, „Onze brave Comerio is op zijn „beenen te land gekomen, en heeft „het toppunt zijner eerzucht be- „reikt, een engagement voor het „Londensche saisoen. Gelukkig hij, „al verdient hij het niet! Vol- „gens welke philosophische of gods dienstige redeneoring verklaart „gij een zoo merkwaardig feit? „Maar geen kwaad zoo groot, „of er is iets goeds aan"Wij zullen „hem kwijt zijn, en den Hemel „zij dank 1 dit is de laatste week „dat ik bij dag een oogje op hem „zal moeten houden, en 's avonds „mijn kleedkamer met hém deelen. „Uw costumes zijn reeds ingepalmd „Comerio pruttelde toen hij terug kwam niet weinig over den last ze „alle te moeten laten vermaken. Bij „Merlino blijft hij in een goed blaad- „je, en hij heeft druk gevischt om in „het najaar mede naar Amerika te „gaanmaar zoodra er iets in de war „loopt, krijgt gij de kroon op het „hoofd, want de impresario zweert „altijd dat het nooit gebeurd zou „zijn als gij er geweest waart. „Wij gaan met Pinksteren naar „Brighton, en beginnen den dag „daarop met „Faust." Men denkt „dat het wegens de Pinkstervacantie „goed vol zal zijnik betwijfel het. „Evenwel, met u als „Valentino" „zou het mogelijk wezenSchrijf „mij of gij Zondag of Maandag te- „rug komt, en ik haal u aan het „station af. Maandag is heel goed, „als gij ten minste geen extra repe titie begeert na uw ziekte; maar „daar ik er zeker van ben dat gij „des noods al slapende Valentino „zoudt kunnen voorstellen, zie ik er „de noodzakelijkheid niet van in. „Als gij in de pastorie komt, wilt „gij misschien zeggen dat wij in „September op reis gaan, en dat „ik, als zij willen, in Augustus „wel voor een paar dagen over komen kan. Gigi zendt ellenlange „groeten. Hij praat nergens anders „over dan over uw terugkomst. Altijd de uwe Sardoni. Wederom vierden Carlo en Frances- ca te samen het Pinksterfeest. Het viel ditmaal vroeger dan het vorige jaar, en het was Carlo geen gerin ge troost dat zijn laatste dag op Merlebank toevallig op dien rustigen zondag trof, zoodat hij met Fran- cesca over het vriendelijk buiten naar de kerk kon wandelen, en la ter op den dag een lang, vertrou welijk gesprek met haar hebben over de toekomst. Van mijnheer Kava- nagh's uitspraak „er op of er on der" wilde hij haar niets laten hoo- renzij was toch al bezorgd ge noeg over hem, en Clare was het met hem eens dat hij daarvan niet behoefde te spreken. Maar het ge zegde van den dokter woog zwaar op het hart van den goedhartigen heer Britton, en toen des Maandags morgens het rijtuig voorstond, en het geheele gezin in de vestibule1 bijeenkwam om Carlo goeden dag te zeggen, zag hij met innig cedo- gevoel den zwijgenden handdruk dien de gelieven elkander gaven. Zij de den beiden zóózeer hun best zich goed te houden, dat mijnheer Brit- ton een en al medelijden was, en Francesca met zich meêtroonde naar de studeerkamer. Indien het werk eens te zwaar bleek voor Carlo's krachten, zou Francesca hem nim mer wederzien Hij wilde hun ten minste den troost geven van een minder openlijk afscheid; misschien zou de kapitein er boos om zijn, maar mijnheer Britton wilde iets wagen voor het nichtje dat hem bijna even lief was als zijn eigen kinderen. „Och, Donati," zeide hij, „zoudt gij even binnen willen komen?" en de deur achter Carlo sluitende, tik te hij hem op den schouder, en gaf hem een wenk de kamer door naar Francesca te gaan. Carlo sprak niet, maar hij sloeg een dankbaren blik op zijn gastheer. Mijnheer Britton keerde hem vrien delijk den rug toe, en begon in de couranten op zijn tafel te zoeken, trok met veel gerammel van sleu tels een lade open, en deed zooals een goedhartige oom onder dergelij ke omstandigheden doet. Daarna liep hij de kamer door, om het open staande raam te sluiten, en gaf Fran cesca een teeken dat zij door den tuin kon verdwijnen en zoo de ver zamelde familieleden vermijden, ging toen al pratende door de gang naar het rijtuig, alsof hij en Carlo juist aan een druk gesprek over zaken waren. Er kwam geen eind aan het handen geven, het „goede reis" wen- schen, de betuigingen van spijt, en verzoeken van Flo dat hij nog eens terug zou komenmaar eindelijk was het moeielijke oogenblik voor bij, het rijtuig met Carlo en mijnheer Britton er in, werd gesloten, en reed snel over den stoffigen landweg naar Ashborough. Carlo sprak geen woord en zat steeds te kijken naar de groe ne heggen, doch hij zag enkel het beeld van de vrouw, die hij liefhad. Eerst toen zij aan de stad kwamen durfde hij zijn stem vertrouwen, maar op eens deed het gevoel dat de tijd kort was, zijn aangeboren beleefd heid ontwaken, en trachtte hij zij nen gastheer te danken voor al de groote vriendelijkheid die deze hem gedurende zijn ziekte had bewezen. „Mijn beste vriend," zeide mijn heer Britton, „ik kan u alleen zeg gen dat ik u met groot genoegen bij mij gehad heb. Ik beschouw u als mijn toekomstigen neef, weet ge, al mogen wij voor het oogenblik die hoop niet uitspreken." Carlo drukte hem de hand; die vriendelijke, hoopvolle woorden sche nen hem nieuwe levenskracht te ge ven, en dien ganschen donkeren dag klonken zij hem in de ooren. Toen hij onder de massa's reizigers die zich den feestdag voor een uitstap je ten nutte maakten, naar Brigh ton spoorde, kon hij niet laten zich dat ritje op den Pinkster-Maandag te herinneren, toen zij van Pompei' terugkeerden. Het was nog geen jaar geleden, en toch, hoe einde loos scheen hem die tijd! Hoe zou hij ooit een geheel leven door komen, als elf maanden reeds zoo lang, en zoo vermoeiend warenMaar geluk kig had hij reeds lang begrepen dat, door aan het leven te willen denken als één geheel, wij ons een geestelij ke indigestie bezorgen, en dat één dag te gelijk reeds meer dan genoeg is voor een mensch. Hij keerde zich af zoowel van het verleden als van de toekomst, en zijn parituur van „Ernani" voor den dag halende, be gon hij de rol van Don Carlos te be- studeeren, met die nauwkeurigheid en verbeeldingskracht, die zijn personen zoozeer deed verschillen, van wat het gros der operazangers er van maak ten. Sardoni wachtte hem op aan het station te Brighton, en ofschoon de gedachte, tot het oude leven terug te keeren, hem zoo onaangenaam was geweest, toch nam hij gemakkelijk zijn gewone plaats weder in, en kon hij vroolijk praten, terwijl zij naar de kamer der Merlino's reden. „Merlino heeft een kamer voor u gehuurd," zeide Sardoni, „zij wonen vlak bij den schouwburg, en ik dacht dat gij wel gaarne in hunne buurt zoudt logeeren. Marioni en ik zjjn in de nabijheid van de zee." „En is Comerio weg?" „Goddank, jaHij is ons gisteren avond aan het Victoria Station komen goeden dag zeggen. Dat Londensche engagement kwam juist van pas. Als het niet gekomen was, geloof ik waar achtig dat hij uwe terugkomst zou verhinderd hebben. Daar zijn we er, en kijk, Gigi staat op het balcon 1" Zoodra het kind hem in het ge zicht kreeg, liep hij gauw weg, en kwam de trappen afrennen, waarna hij zich met een kreet van vreugde in Carlo's geopende armen wierp, en zich met al de kracht zijner kinder lijke liefde aan zijn hals vastklemde. „Mama is boven," bracht hij met moeite uit. „Ga maar meê." Carlo liep, met het kleine bruine ventje nog in zijn armen, naar de zitkamer, met een angstigen blik naar het fraaie, slanke figuurtje ziende, dat in het vooruitspringende hoekven ster stond. Broeder en zuster waren lang genoeg gescheiden geweest, om elkan der als met een nieuwen blik aan te zien, zooals bloedverwanten doen kunnen, die elkaar in langen tijd niet ontmoet hebben. Nita dacht dat het haar nooit te voren zóó in het oog was gevallen welk een knap uiterlijk hij had Carlo merkte meer dan ooit de uit drukking van vermoeidheid en onte vredenheid op, die nu zoo duidelijk om haar mond en in hare oogen uitkwam. „Kon ik haar maar troos ten," dacht hij, „kon ik haar maar iets nader komenMaar meer dan ooit gevoelde hij dat zij hem stelselmatig op een afstand hield, en dat haar liefde voor Comerio een onoverkomelijke scheidsmuur was, welke haar koud en koel maakte tegen den man, die zijn plaats had ingenomen. Dit was het hardste van alles, dat hij veel van haar hield, en toch hare liefde niet winnen kondat hij alles verloren had om haar te helpen, en zij niet geholpen wilde wordendat hij onophoudelijk trachtte den slagboom die hen scheidde, te verbreken, en zij met evenveel volharding telkens trachtte dien weer op te richten. Hij kon niets doen dan geduldig voortgaan, en nimmer wanhopenmaar het was moeielijk, en de moed ontzonk hem bij het denken aan de toekomst, zelfs terwijl hij vroolijk met Merlino praatte, en bedaard zijn middagmaal gebruikte, en Gigi's vragen over Merlebank beantwoordde. Hij bleef achter toen zij door de colonnade naar den schouwburg liepen, om Gigi zoo lang mogelijk te zien. De portier keek van zijn courant op, en be groette hem vroolijk, want Merlino's troep had in November te Brighton een zeer goede week gehad, en Carlo had het hart van al de ondergeschik ten zonder onderscheid gewonnen, door zijn aangename manieren, en omdat hij het hen nooit lastig maakte. „Beter, hoop ik, mijnheer zeide de man. „Ik heb hier een brief voor u." Hij overhandigde hem een brief; Carlo dankte hem en liep doornaar zijn kleedkamer, waar hij, niet zonder een gevoel van weerzin, het rood fluweelen costuum gereed zag liggen, dat Comerio den vorigen Maandag gedragen had. Toen keek hij naar de hand die het adres geschreven had, en daar hij het schrift niet kende, begon hij te denken dat het óf een lastige minnebrief, of een rekening moest zijn die hjj vergeten had te betalen. Doch het was laat hij kleedde zich eer hij zijn nieuws gierigheid bevredigde, liep toen naar de wachtkamer, opende het couvert en doorvloog den inhoud. De brief had kop noch staart, maar Carlo had zich niet al die maanden in het openbare leven bewogen, zonder een menigte anonyme mededeelingen te hebben ontvangen, sommige vriendelijk, an dere grof beleedigend. Deze behelsde alleen een Itali- aansch spreekwoord: „Aspetta tempo e luogo a far tua vendetta, che la non si fa mai ben in fretta."*) Er was iets vaags in deze woorden, dat hem geheel in de war bracht. Was het van iemand buitenaf, die hem wilde waarschuwen dat hij onpolitiek was geweest met zijn haast om van Comerio af te komen Of was het van Comerio zelf, en beteekende het, dat, al nam hij niet terstond wraak, Carlo toch niet den ken moest dat hij vergeten was, dat de wraak hem zeer zeker volgen zou? Terwijl hjj voor zijn optreden stond te wachten, liet hij Sardoni het briefje zien, die terstond het raadsel oploste, door Comerio's hand te herkennen. „Dat is van onzen vriend, den Corsicaan," zeide hij„ik zou overal zijn schrift herkennen." „Is Comerio van Corsica? Dat heb ik nooit gewetenDan heeft zulk een boodschap een dubbele beteekenis." „Waarom?" vroeg Sardoni. „Omdat een Corsicaan nimmer vergeeft. Een Napolitaan zal mis schien iemand in drift dooden, maar een Corsicaan wacht jaren lang, en treft eindelijk, met ijskoude, duivel achtige berekening." Sardoni keek ernstighij kon alles gelooven van een man als Comerio, en besloot scherp de wacht te hou den, en de rol van verspieder te spelen in het belang van zijn vriend. Het was voor Carlo geen zeer opwek kende tijding, juist toen hij uaar het tooneel zou gaanmaar hoewel hij ronduit bekende dat de gedachte aan een stille wraakoefening welke hem bij iederen voetstap volgde, hem nu en dan een rilling door de leden joeg, toch zeide hij tot zichzelf dat men aan bijna alles went, en dat ten slotte, de wraak van zijn vijand niet bij machte was, den levensduur die voor hem bestemd was, ook maar éen uur te verkorten. En misschien hielpen hem zijn eigen zorgen, om aan de scène van het duel en van den dood van Valentino nog meer schijn van waarheid te geven. „Het maakt mij zenuwachtig met u te spelen," merkte Nita aan„gij doet alles zoo vreeselijk natuurlijk, gij sterft zoo akelig." „Toch is hij niet zoo woest als Comerio," zeide de oude Bauer. „Hij duwt u bijvoorbeeld niet op zijde, maar sterft als een Christenhij kust het kruis, en vergeeft u." „Het verschil is," voegde Marioni er bij, „dat Comerio sterft als een nijdige brombeer, en Donati als een held wiens hart gebroken is. De rust schijnt zijn stem te hebben goed gedaan." Wacht om uw wraak te nemen plaats en tijd Nooit wordt het goed gedaan als gij te haastig zijt. Wordt vervolgd), Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6