CARLO DONATI,
(DE DOLENDE RIDDER)
VAN
EDNA LYALL.
Naar de tiende Engehche uitgave.
69)
Carlo knikte toestemmend, hoewel
hij terwijl van het hoofd tot de voe
ten stond te beven. Het was dubbel
hard kalm die woorden te moeten her
halen nu hij niet op het toonee| stond.
Maar hij zong ze toch, en terwijl hij
afgemat tegen deü muur in een der
gangen leunde, werd het geroep van
„Donati" zóo oorverdoovend, dat hij
zich oprichtte, naar het tooneel liep,
en voor het front kwam, om de hul
de aan te nemen, die op dat oogen-
blik zoo heel weinig beteekenis voor
hem had.
„Wat ik moet dragen, kan ik dra
gen," zeide hij telkens en telkens
tot zich zelf, „en Francesca ten
minste is gelukkig."
En nu begon het slottooneel der
opera te naderenzijn rol was bijna
afgespeeld. Nita zag hem aan met
een mengeling van verbazing en
medelijden, toen zij naast elkander
stonden te wachten om voor het
laatst op het tooneel te komenhij
was ernstig en sprak niet, en zij
verbeeldde zich dat het koor hetwelk
„Viva Escamillo!" zong, hem pijnlijk
aandeed, maar toch, al sprak de
treurige blik zijner oogen duidelijk
genoeg van zijn leed, hij kon ook
nu, als altijd aan anderen denken.
„Het tocht hier vreeselpk, Nita,"
riep hij, „gij zult kou vatten."
En terwijl hij sprak, wikkelde hij
haar zijn roode sjerp om de blanke
schouders, en deed ze weer vlug af
toen zij naar het tooneel liepen. Zij
zou niet hebben kunnen zeggen
waarom, maar nooit nog had zij
zich zóo nabij hem gevoeld als op
dat oogenblik. Zij wist zoo goed wat
het was dat hem deed beven toen
hij zijn arm om haar heen geslagen,
het teedere, korte afscheidslied van
den Toreador zongzij wist zoo
goed hoeveel het hem kosten moest
die woorden te spreken: „Als gij
mij liefhebt Carmen, zult gij weldra
vroolpk zijn; gij zult trotsch op mij
wezen."
En juist zongen zij te zamen hun
wederzijdsche liefdesbekentenis, en
alles was doodstil, om niets te ver
liezen van de twee stemmen die zoo
heerlijk bij elkaar kwamen, in de
laatste zachte herhaling van „Ja, ik
heb u lief!" toen men van de galerij
een afgrijselijken gil hoorde, het
akeligste geluid dat men in een groote
opeengepakte menschenmassa hooren
kan, het geroep van: „Brand 1"
Met een angstkreet rukte Nita
zich los, en vloog het tooneel af, en
het scheen Carlo alsof in éen oogen
blik het geheele gebouw in oproer
kwam. Hij riep een paar woorden:
dat er geen gevaar was; hij vroeg
Marioni met de opera voort te gaan
maar alles te vergeefs. Toen bleef
hij als een standbeeld vooraan op
het tooneel staan, hoewel om hem
heen al zijn medespelers de vlucht
namen, hoewel de vrouwen gilden,
en Marioni hem bij den arm greep,
en hem bezwoer weg te komen nu
het nog niet te laat was. Hij schud
de hem van zich, en bleef naar de
golvende menschenmassa in de Stalles
kijken, en ondanks al de verwarring
gestadig het oog gericht houden op
Graaf Carossa en zijne vrouw, tot hij
eindelijk, met een onbeschrijfelijk
gevoel van toorn en verbazing den
graaf een weg zag banen door de
menigte voor een mooi, blond meisje
naast hem, dat half bewusteloos scheen
van angst, en Francesca aan haar
lot overlaten.
Maar zijn verontwaardiging maak
te weldra plaats voor een gevoel van
woeste vreugde. Nu ten minste was
het aan hem haar te beschermen
haar man had haar verlaten, en de
tijd dien hij gedacht had dat in de
verre toekomst misschien eenmaal
voor hem komen zou, die tijd was
nu daar, hij mocht haar helpen
mocht haar misschien van den
dood redden.
Hij liep naar voren op het tooneel,
sprong in het verlaten orkest, wierp
de muzieklessenaars die hem in den
weg stonden, omver, was met éen
sprong over de balustrade, en met
de vlugheid, hem van nature eigen,
nog vermeerderd door zijn groote
opgewondenheid, baande hij zich een
weg naar Francesca.
„Carlino!" riep zij, op een toon
van vreugde, vrees en verlichting ter
wijl zij zijne handen in de hare greep,
„ik wist dat gij komen zoudt! Ik
kon niet méégaan met Graaf Carossa."
Hij liet hare handen vallen, ont
steld, verbaasd, niet wetende wat
te denken. Dat Francesca onder deze
omstandigheden zoo sprak, kon hij
zich van haar niet begrijpen. Tot
het huwelijk was zij gedwongen
geworden, dit was duidelijk, maar
toch, hoe dubbel vreemd dan dat zij
hem dezen avond was komen hooren
hoe vreeselijk moest zij veranderd
zijn om hem op deze wijze te kunnen
begroeten. De schrik moest haar
zeker al het andere hebben doen ver
geten.
„"Wees niet bang," zeide hij vrien
delijk, maar toch zoo gedwongen
dat het haar terstond in het oog
viel„zelfs indien dit niet mocht
blijken een valsch alarm te zijn, is
het beste wat wij doen kunnen om
ongedeerd te blijven, hier niet van
daan te gaan. Kijk, als ik u zoo
mag vasthouden, kan ik u wel tegen
het gedrang van de menschen be
schermen."
„Carlo," zeide zij op eens, en ver
viel weer in het Engelsch, „zijt gij
boos op mij?"
„Ik Hoe kunt gij zoo iets vragen
Ik ben niet boos, in het minst niet."
„Ik kon niet anders, ik kon niet
met den graaf meegaan en in het
onzekere zijn omtrent wat er met
u gebeurde. Denkt gij aan hetgeen
de menschen zullen zeggen
„Neen, daar bekommer ik mij niet
om. Maar ik geloof dat gij niet goed
hebt gedaan met te blijven."
„Niet goed? En als ik u liefheb
„Om God's wil, zwijgriep hij,
op een toon van de grootste smart.
„Ik mag u niet zoo tegen mij laten
sprekenLaat ons geen woord meer
zeggen. Misschien zullen wij er spoe
dig door kunnen, en dan zal ik u
bij den graaf terug brengen. Ik be
grijp niet hoe het hem mogelijk was
u achter te latenhet is al heel
erg."
Haar oogen stonden vol tranen.
„Gij moet niet boos op hem zijn,"
zeide zij met bevende stem„het
was mijn schuld. Ik wilde niet weg
gaan, en hij had gelijk met in de
eerste plaats aan zijne vrouw te den
ken. Zij bestierf het bijna van angst
„Zijne vrouw 1" hijgde Carlo. „Zijne
vrouwFrancescaSpreekspreek
Zeg mjj, wat bedoelt gij!" Zijn
heftigheid deed haar schreien.
„Wel, hij is getrouwd, met Flora
Britton, dat aardige nichtje van mij
uit Schotlandsedert den dood harer
moeder was zij bij ons aan huis."
Tot eenig antwoord sloot Carlo
haar, zonder aan iets of aan iemand
te denken, in zijne armen, en al ware
de paniek in het theater hun dood
geweest, hij zou geen verzuchting
hebben doen hooren, want in dat
oogenblik van onbeschrijfelijke uit
komst, in die teruggave van al wat
hij meende verloren te hebben, door
leefde hij jaren van geluk.
„Mijn eigen! mijn liefste! Zult gij
mij ooit kunnen vergeven riep hij.
„Ik begrijp er niets van," snikte
Francescamaar het kan mij alles
niets schelen nu gij weer van mij
houdt; al het andere komt er niet op
aai? nu wij weer te zamen zijn."
Hij woelde vol ongeduld in zijn
Toreador costuum, en een enveloppe
te voorschijn halend, gaf hij ze haar.
„Ik kan het u niet vertellen," zei
de hij„maar zie dit eens in, en gij
vergeeft mij misschien."
Met sprakelooze verbazing, zag zij
het stuk uit de Times dat haar hu
welijk met Graaf Carossa vermeldde.
„Achwie kan zóo wreed geweest
zijnriep zij uit. „Dit heeft nooit
in de Times kunnen staan, of wij
zouden er natuurlijk van gehoord heb
ben. Wie kan dat zoo hebben laten
drukken
„Nu begrijp ik hetzeide Carlo.
„Het is de wraak van Comerio ge
weest!"
Zijn toorn loste zich als het ware
op toen hij langzamerhand besefte,
hoe volkomen het kwaad zijn doel
gemist had. Comerio's wraak was in
werkelijkheid het middel voor hem
geweest, om Anita's liefde en sym
pathie te winnen.
„Het gezang dat wjj bij Flora's
huwelijk zongen," vervolgde Frances
ca, „en haar letters „F. B.", precies
als de mijne, hoe leelijk is dat
alles bedachtEn dezen brief wie
heeft hem geschreven?"
„Hij is van MUe. de Caisnezij
speelde in het San Carlo Theater,
maar ik geloof nooit dat zij de hand
heeft gehad in die valsche advertentie.
Comerio was ook aan den San Carlo.
Hij moet haar overgehaald hebben
er over te schrijven, en de couranten
te zenden, en zelf die advertentie er
in gezet hebben. Ik heb niet veel
sympathie voor Elise de Caisne, maar
zij zou zich nooit hebben willen leenen
voor zulk een bedriegerij."
„Hoe vreeselijk schreeuwen de
menschen buiten," zeide Francesca,
en voor het eerst begon zij werkeljjk
onder den indruk te komen van
hetgeen er om haar heen gebeurde.
„O, Carlo! wat zou ik bang zijn, als
gij hier niet bij mij waart."
De paniek was blijkbaar niet zon
der reden geweestdikke rookwolken
kwamen van achter het tooneel, en
een sterke brandlucht vervulde het
geheele gebouw. Het bleek duidelijk
dat, wat er ook brandde, het achtfer
de schermen moest zijn, maar Carlo
vreesde, en met reden, veel meer
gevaar voor Francesca van het ge
drang, dan van de vlammen.
Zy waren nu bijna de eenigen
nog in de stalles, en de ruimte tus-
8chen hen en het tooneel was geheel
vrij, want ieder had het middelpunt
van het gevaar ontweken, en was naar
de uitgangen gevlogen, waar een
verschrikkelgk gedrang was.
„Is kapitein Britton in Genua?"
vroeg Carlo.
„Ja, wp zijn hier met ons allen,
in de Pelgrimoom George, en Kate,
en Clare. O, wat zullen zp ongerust
zijn als zp van deze paniek hooren
eer wp er uit zpn."
„Waar zouden zp u vinden
„Oom George en vader zouden
mij komen afhalen aan het hotel
waar Renato en Flora logeeren. Het
is geheel toevallig dat ik meegegaan
ben, want gij weet hoe vader tegen
de opera is. Maar zij kwamen van
ochtend op het jacht, en vroegen
mp voor van daag, en zeiden dat zij
plaatsen hadden genomen voor Car
men; nu, en vader zegt nooit '„neen",
dus ben ik medegegaan, en ik wist
niet voor wp aan wal waren dat het
een plannetje van Flora was, alleen
omdat ik u zou hooren zingen."
„Zp zullen vreeselpk ongerust over
u zpnZoudt gij denken dat gp door
dien rook kondt gaan, die ieder an
der op de vlucht jaagt? Ik geloof
dat wp veel kans zouden hebben er
uit te komen over het orkest."
„Ja, ja laat ons gaanriep zp.
„Met u durf ik alles ondernemen!"
Hij wikkelde haar in haar shawl,
maakte plaats naar het orkest, tilde
haar over de balustrade, en er zelf
vlug overspringende, liep hp voor
zichtig door de van rook vervulde
gangen. Op eens bonsde hp tegen
Sardoni aan.
„Gij hier Jack riep hp. „Kunnen
wp er uit? Hoe is het gekomen?"
„Gp kunt er gemakkelpk uit," zeide
Sardoni. „Zp zpn den brand haast
meesterde spuiten werken voortref-
felpk. Ik kwam juist naar u zoeken.
Hoe de brand ontstaan is, weet nie
mand, tenzp het van een weggeworpen
lucifer is, toen zp in de kamp scène
zaten te rooken, en toch begrijp
ik niet hoe het mogelpk is. Neen,
daar kunt gij niets zien kom meê,
hierheen."
„Nu niet; de familie van Miss
Britton zal ongerust wezen; wp moe
ten zoo gauw mogelpk zien er uit
te komen. Er is geen gedrang aan
de deur van het tooneel, niet waar
„Misschien zullen een paar brand
spuiten u in den weg staan, anders
niet. Maar wat drommel is er gebeurd,
Yal?"
Hp sloeg een vluchtigen blik op het
lieve jeugdige gelaat, dat hp, een
oogenblik te voren, met verbazing en
verontwaardiging had aangekeken.
„Comerio's wraakfluisterde Car
lo, en zich omdraaiende„Francesca,
dit is mpn vriend Sardoni, van wien
gij dikwpls gehoord hebt."
Francesca schudde hem hartelpk de
hand.
„En Madame Merlino?" vroeg zp.
„Is zij gered?"
„Ik heb haar te gelpk met mijne
vrouw naar het hotel gebracht," zeide
Sardoni, „en ik meen dat ik in het
teruggaan Graaf Carossa ben tegenge
komen."
„Hp moest zpne vrouw zoo spoedig
mogelijk naar huis zien te brengen,"
verklaarde Francesca.
„O, ik hoop toch dat Flora geen
letsel heeft gekregen Laat ons gauw
naar hen toe gaan
„Ga met ons meê, Jack," zeide
Carlo, en zp begaven zich te zamen
door de overvolle straten naar het
hotel, dat niet ver af was.
In de vestibule vonden zp een
aantal menschen om de arme, kleine
Contessa geschaard, die bewusteloos
op den grond lag, terwijl de graaf,
wiens arm gebroken was in het ge
drang aan de deur van den schouw
burg, alles behalve vriendelpk begroet
werd door kapitein Britton, die juist
van het jacht aan wal gekomen,
buiten zichzelven was van toorn en
onrust.
„Zp wilde niet meegaan bulderde
hij. „Natuurlpk niet! Een Engelsch
meisje is wel zoo verstandig, om niet
in een paniek naar de deur te vlie
gen. En gp hadt bp haar behooren
te blijvenHoe durft gp mijne dochter
ergens meênemen, en haar dan aan
haar lot overlaten, als een"
Mijnheer Britton trad haastig tus-
schen beiden.
„Kom John," zeide hij, „laat ons
geen tpd verliezen met praatjes die
nergens toe leiden. Laat ons dade-
lpk zien of wp haar niet vinden
kunnen."
Gran Diol" riep de graaf en
snelde naar voren, „daar is zp
Kapitein Britton keerde zich om, en
zag Francesca juist het hotel binnen
komen, aan den arm van een acteur
in schitterende Spaansche kleeder
dracht. Zelfs op dat oogenblik, vloog
het hem door het hoofd, welk een
zonderlinge ommekeer der dingen het
was, dat hij een graaf beknorde om
dat hp zpn dochter verlaten had, en
een operazanger dankte voor hare
redding.
[Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.