HAA
EMS C]
Wereldkroniek,
lo. 1
Eerste Blad.
No. 26 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 84 Negentiende Jaargang.
144
van ZATERDAG 3 April
ftsi mnm, iet bevordering
van Zondagsrust.
Nieuwsberichten.
Ï2LEPH00NNUMMER
TELEPHON1SCHE VERBINDING
met AMSTERDAM
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandenf ,25.
franco p. post —,40.
Afzonderlijke oommers 8 centen per stnk
Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag- en Vrijdagavond.
Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Doet Uwe inkoopen liefst niet
ep Zondag. Waarom zoudt gij
geheet onnoodig de Zondagsrust
van anderen storen?
Het Bestuur der Afdeeling.
VAN DE
is direct na uitgave voorhanden in den
Boekhandel van DE ERVEN LOOSJES.
Prijs 10 Cants.
In de zitting van Vrijdag werd goed
gekeurd het concept adres van rouw
beklag aan H.H. M.M. de Koninginnen
ter zake van het overlijden van H.K.H.
de Groothertogin van Saksen Weimar
Eisenach. Het adres zal worden aange
boden door de Komm. van Redactie,
den Voorzitter en de heeren Lely, Sche
pel en van Alphen. Voortgezet werd het
debat over de regeling der gemeente-
financieën, en wel over art. 11 litt. C.
(buitengewone opcenten voor uitwonen
de grondeigenaars) en de daarop voor
gestelde amendementen. De heer Hen-
nequin bestreed het art. als onbillijk,
daar de uitwonende grondeigenaars
reeds, evengoed als de inwonende, be
dragen in de gewone polder- en andere
lasten. Ook de amendementen bestreed
hij alleen in dat van den heer Meetters
vond he iets goeds. De heer de Beau
fort (Wijk bij Duurstede) motiveerde
zijne stem tegen het artiekel. He achtte
het theoretisch overdedigbaar en begreep
niet, hoe de Min. er toe gekomen is
zulk een artiekel in te dienen. Aan het
am. Meesters zou hij zijn stem geven.
Bij aanneming van het art. der Reg.
zou Spreker ernstig overwegen, of hij
wel vóór het ontwerp zou kunnen stem
men. Ook de heer Ferf bestreed het ar
tiekel, dat onvoorwaardelijk de buiten
gewone opcenten invoert. Ook de heer
Lucasse achtte het art. schadelijk en
onrechtvaardig. Hij zou meegaan met
het am.-Meesters. De heer Zijp begreep
dat dit artiekel voor velen een bittere
pil is om te slikken. Voor het Noorden
gaat de maatregel nog niet ver genoeg.
Voor de eigen geërfde boeren is zelfs
20 opcenten te veel: het is hoogst on
billijk en onrechtvaardig. Spreker zou,
als de Reg. geen beter voorstel deed,
vóór het am. Meesters stemmen, maar
liever zag hij wjjziging van de Reg.
daar hjj anders wellicht tegen het ge-
heele ontwerp zou moeten stemmen.
De heer Pijttersen verdedigde het artie
kel. Hij noemde het onbillijk, dat gron-
eigenaars, die al de voordeelen van het
gemeentelijk leven trekken, geen cent
bijdragen in de plaatselijke lasten. Al
leen moet voorkomen worden, dat ze
dubbel belast worden. Jaren lang, zei
de Spreker, had men hier aangedron-
gen op buitengewone maatregelen om
een einde te maken aan de exceptioneele
toestanden in Friesland, en mag men nu
die maatregelen onmogelijk maken?
De Min. van Binnenl. Zaken ontkende,
dat de bedoeling uitsluitend zou zijn
om één provincie te helpende bedoeling
was een algemeene regeling te treffen.
Het ontwerp wil de gemeenten allen
helpen, om ze voor bedeeling te behoe
den. De Reg. wil aan de gemeenten
toestaan wat mogelijk is, b. v. speciale
belasting op gebouwde eigendommen.
Een ander middel is het heffen van bui
tengewone opcenten voor uitwonenden.
Die buitengewone opcenten blijven ech
ter een exceptie, waar de financieele
toestand der gemeente ze niet noodig
maakt, zullen ze niet geheven worden.
Algemeene verhooging der opcenten
achtte de Min. ongewenscht. De Reg.
heeft steeds gestreefd naar matige be
lastingheffing, en elke onmatigheid is
een onbillijkheid; vandaar zou de Min.
de verhooging der opcenten tot 40
slechts kunnen bestrijden. Het am.
Meesters zag hij liever niet aangenomen.
Tegen het am. der Komm. van Rapp.
had de Min, geen bezwaar. Hij wijzigde
het artiekel, om duidelijk te doen uit
komen, dat slechts een buitengewone
maatregel wordt beoogd.
In de zitting van Dinsdag was inge
komen het ontwerp tot het verleenen
van eene Rijksbijdrage voor den aanleg
van een kanaal, zijtak van het Oranje
kanaal, alsmede een voor den bouw van
eene nieuwe schutsluis te Zaandam.
Voortgezet werd het debat over art. 11
van het ontwerp tot regeling der ge
meente financiën (20 buitengewone
opcenten voor uitwonenden) en de daarop
voorgestelde amendementen. De heer
van Dedem deelde mede, dat de Komm.
van Rapp. de door de Reg. in het artiekel
gebrachte wijziging eene bepaalde ver
betering achtte, omdat daardoor bleek,
dat het heffen van buitengewone opcen
ten als uitzondering bedoeld wordt. In
het am. der Komm. werd nog eene
wijziging gebracht. De heer Zijlma
verdedigde nader zijn amendement. De
heer de Savornin Lohman was van
oordeel, dat de wijziging, door de Reg.
voorgesteld, het art. nog onaannemelijker
maakte, omdat het toestaan van heffing
van buitengewone opcenten alzoo zou
afhangen van de wisselvallige inzichten
van opvolgende ministers. Ook de heer
Rutgers van Rozenburg bestreed de
Regeeringswijziging als onpraktiesch en
onbruikbaar. De heer De Beaufort (Wijk
bij Duurstedebleef zich verklaren tegen
de heffing van buitengewone opcenten.
De heer Rethaan Macaré bestreed het
artiekelniet alleen groote uitwonende
grondeigenaars toch zullen getroffen
worden, maar ook vele kleine grond
eigenaren, pseudo-absenten, daar b.v. in
Friesland vele personen wonen vlak
naast hun gemeenten, tengevolge van
de eigenaardige gemeente-indeeling. Ook
achtte Spreker de buitengewone opcen
ten een ondoeltreffende maatregel voor
de noodlijdende gemeenten. Bovendien
vond hij het art. onbezonnen en een
ekonomiesch nadeel, met het oog op de
waardevermindering van den grond in
gemeenten waar buitengewone opcenten
worden geheven, en de vermindering
van koopkracht. De heer Bastert verde
digde nader zijn amendement. De heer
de Boer verdedigde het artiekel als bil
lijk, nuttig en rechtvaardig; hij zou het
met twee handen aannemen. De heer
Bahlman bestreed het art. omdat hier
eene speciale verhooging der grondbe
lasting werd voorgesteld, in strijd met
eene vroegere overeenkomst. De Min. van
Binnenl. Zaken bleef ontkennen, dat bij
de Vermogensbelasting a tout jamais
verhooging der grondbelasting zou zijn
uitgesloten. Hij zag geen reden het
ongebouwd minder te belasten dan het
gebouwd, door de percentage lager te
stellen. De Min. hield de noodzakelijkheid
der buitengewone opcenten vol, en ver
zekerde, dat gerust aan de Reg, kon
worden overgelaten de goedkeuring tot
heffing daarvan. De Reg. bracht nog
eenige wijziging in het art. en liet het
laatste lid van art. 242 vervallen, waarop
de heer van Dedem verklaarde, dat de
Komm. van Rapp. haar am. introk. Ook
de heer Zijlma trok zijn am. in. Het
am. Bastert (geen buitengewone opcen
ten, maar maximum-opcenten op 50
gebouwde en 20 ongebouwde eigen
dommen) werd verworpen met 75 tegen
9 stemmen. Het am. Meesters (restitutie
van buitengewone opcenten op onge
bouwd aan hen, die in aangrenzende
gemeenten wonen) werd verworpen met
51 tegen 35 stemmen. Art. 11c werd
daarna verworpen met 47 tegen 39
stemmen. Toen was aan de orde art. 11 j
litt. D., bevattende wijziging van art.
243 der Gemeentewet, regelende de
progressie bij de hoofdelijke omslagen,
waarop verscheiden amendementen zijn
voorgesteld.
Na de Gemeentefinancieën zijn aan
de orde gesteld deinterpellatie's van de j
heeren De Boer en Tijdens betreflende
de verhooging der bezoldiging van de
ambtenaren van het O. M. bij de kan
tongerechten verder de wetsontwerpen
tot atstand van vestinggrond ten behoeve
van den bouw van een ziekenhuis te
Groningen, de exploitatie der telefonen
en het handelstraktaat met Japan.
Men had gemeend, dat keizer Wilhelm
II op den pas gevierden gedenkdag am
nestie zou verleend hebben en het wordt
betreurd, dat van deze gelegenheid geen
gebruik is gemaakt om veel bestaande
verbittering weg te nemen. Het blijkt
nu echter, dat er wel amnestie is ver
leend, maar men beklaagt zich dat de
eene begenadigde is de ceremoniemeester
Von Kotze, die in een duel zijne tegen
partij neerschoot en de ander iemand
die zijn schoonzoon ernstig kwetste.
Men ergert zich natuurlijk aan zulke
dingen en men begint meer en meer
te begrqpdh, dat de keizer heel andere
opvattingen heeft dan het grootste deel
van het Duitsche volk.
Zeer onverwacht heeft de Engelsche
minister Chamberlain een zwaai gegeven
aan de kwesties met Pretoria, die eenige
verbazing wekten. Eerst heeft hij vruch
teloos getracht van de getuigen in het
nog Ioopende onderzoek de verklaring
te ontvangen, dat de Transvaal de be
faamde Londensche conventie had ge
schonden en nu verneemt men, dat diè
minister de punten van schending bij
president Kruger heeft aangetoond en
voor de Engelschen in de Transvaal her
stel van rechten eischt. Een en ander
schijnt te wijzen op het zoeken van den
stok om den bond te slaan.
Behalve Rhodes, is ook nog eens dooi
de bovengemelde commissie van onder
zoek de veel besproken Jameson in ver
hoor genomen. Op zeer eigenaardige
wijze gaf deze als zijne meening, dat
wanneer de aanslag op Johannesburg
even goed ware afgeloopen als die nu
verkeerd gegaan was, men het hem zoo
erg kwalijk niet zou genomen hebben
en men kan aannemen, dat de man in
die meening niet alleen staat, als men
ten minste afgaat op het verhoor dat
heeft plaats gehad met Schreiner, den
oudminister der Kaapkolonie. -
Het kan nu/de Engelsche regeering
Chamberlain nog wel spijten dezen eer
lijken, op den man afgaanden getuige
in het geding gehaald te hebben.
Het New-York Journal bevat het vol
gende merkwaardige verhaal omtrent
den Franschen kapitein Dreyfus, die
wegens verraad door den krijgsraad te
Parijs is verbannen naar het He du-
Diable.
„Een onderzoek ingesteld in de mili
taire bureaux van alle Europeesche
mogendheden heeft de overtuiging doen
ontstaan, dat de veroordeeling van den
kapitein Alfred Dreyfus, een der ergerlijk
ste rechterlijke vergissingen is geweest,
waarvan de hedendaagsche geschiedenis
melding maakt.
Aan den invloed van den Paus, die op
verzoek van mevr. Dreyfus tusschen beide
is gekomen, is de tegenwoordige be
weging te danken.
Verzoekschriften zijn ingediend bij
den Czaar, den Duitschen keizer en aan
Leo XIII, niet alleen door zijne vrienden,
maar zelfs door aartshertogen en aarts
hertoginnen. De koning van Griekenland,
ofschoon bijna geheel in beslag genomen
door de Oostersche quaestie, heeft zich
eveneens aangesloten bij het denkbeeld
der onschuld van Drevfus.
Dreyfus bevindt zich nog altijd op het
onherbergzame Iie-du Diable. Het doel
der mogendheden is Dreyfus te doen
overbrengen naar een militair station in
Algiers, waar hij zal kunnen verblijven
tot een nieuw rechterlijk onderzoek over
zqn lot zal hebben beslist."
De Grieksche kroonprins, het com
mando over de troepen aan de grens op
zich nemende, heeft de volgende procla
matie uitgevaardigd
„Het heeft Zijne Majesteit den Koning
behaagd mij te belasten met het opper
bevel van het leger in Thessalië. Terwijl
ik op dit voor ons vaderland zoo critieke
oogenblik mijn post aanvaard, spreek
ik de overtuiging uit, dat gij allen uw
plicht zult doen, getrouw zult blijven
aan uwen eed, geduld en kracht zult
toonen om alle bezwaren te overwinnen,
gehoorzaamheid zult betoonen aan de
wetten en uw meerderen gti het bew(js
zult geven, dat bij u de discipline bestaat,
welke de groote kracht onzer wapenen
vormt.
Constantijn".
De Spaansche bevolking heeft de aan
gename tijding ontvangen, dat wegens
de groote oorlogskosten de belastingen
aanzienlijk moeten worden verhoogd.
Omtrent de nalatenschap van Groot
hertogin Sophie deelt een Duitsch blad
mede, dat die bedraagt vier en tachtig
millioen mark, alsmede dat de volgende
testamentaire beschikkingen zjjn geno
men. Veertig millioen mark zou hiervan
de Groothertog, twintig millioen de Erf-
groothertog en de twee prinsessen Marie