CARLO DONATI, (DE DOLENDE RIDDER) VAN EDNA LYALL. Naar de tiende Engehcke uitgave. 75) Ook Brancaleone en zijn bende, waren hem als menschen uit een droom die voorbij is, ofschoon hij den geheelen dag naar hun akelige praatjes geluisterd had, en moê was van hun kibbelen en rumoerigheid. Maar een zeker iets in de woorden die zijn metgezel het laatst gesproken had, bracht hem tot de werkelijkheid te rug hij spande zich in om zich een voorstelling te vormen van het leven dat deze knaap van slechts achttien jaren leidde, en hoe duidelijker dit hem werd, hoe meer hij hem beklaag de, en zich tot hem aangetrokken gevoelde. Gedurig wendden zijn blik ken zich naar het donkere, vastbe raden, schoone gelaat van den jongen Corsikaan; het had nog niet de ijs koude verdorvenheid van dat van Brancaleone, het was daarvoor te jong en te jongensachtig, te vol van het zuiver lichamelijk welbehagen in het bestaan, maar nog een paar jaar van dit woeste leven, en hij zou het evenbeeld van zijn vader zijn, alleen jonger, en onverzettelgker nog. „Gij slaapt niet, signormerkte Lionbruno op, en keek van zijn snij werk naar den gevangene, die zich onrustig heen en weer bewoog, zoo dat het akelig geluid der rinkelende ketenen in de stille cel weerklonk. „Ik heb wel eens gehoord dat een gevangene den laatsten nacht van zijn leven altijd goed slaapt," zeide Carlo, „maar ik ben nooit in mijn leven méér wakker geweest." „Vertel mij dan uw geschiedenis eens," zeide Lionbruno, „het is ver velend genoeg niets anders te doen te hebben dan de wacht te houden. Ik heb u gisteren mijn leven verteld, vertel gij mij nu het uwe." Om zijn metgezel genoegen te doen, en met een gevoel dat het hem de zen laatsten nacht een troost zou zijn, de herinneringen van het verleden nog eens na te gaan, deed Carlo op zijn losse, levendige manier het ver haal van zijn leven, en Lionbruno luisterde met ingehouden adem, ge deeltelijk omdat de gevangene een goed verteller was, maar vooral om dat hij onder den indruk verkeerde, van iets dat geheel nieuw, en in te genstelling was met al wat hij tot nu toe op zijn weg ontmoet had.,Het was niets dan een overzicht van fei ten dat Carlo hem gaf, maar Lion bruno was-kunstenaar genoeg om een scherpen blik voor het schoone te hebben, en, als het ware, tusschen de regels door te lezen, terwijl het eigenaardige van alles meê te deelen, en toch veel ongezegd te laten, het gemis aan zelfverheffing, ja, de aan geboren bescheidenheid van den spre ker, hem als van zelf een nieuw licht deden opgaan. Zijn eigen woorden keerden tot hem terug: „Als het waar was, zou den de menschen zelf aan een kruis sterven!" Nu eens keek hij van het gesneden kruisbeeld naar het gelaat van den gevangene, dan weer naar het crucifix. Zou het toch iets meer dan een verzinseltje zijn? Diep in zijn hart ontwaakte een nieuwe, on welkome overtuiging, die hij zijn best deed te onderdrukken, omdat hij be greep dat het een ommekeer in zijn leven ten gevolge zou hebben, en in dat opzicht was Lionbruno zoo traag en vasthoudend als de meeste men schen hij wilde wel een revolutie in de maatschappij, daar verlangde hij zelfs naar, maar een revolutie in zijn eigen hart en leven zou ondragelijk zijn; reeds de gedachte alleen deed hem knorrig en onrustig worden, evenals een rijke landeigenaar, die met schrik aan een mogelijke her vorming der wet op het grondbezit denkt. J Geheel den volgenden dag was hij bijzonder vriendelijk voor zgn gevan gene. Hij offerde zich zelfs in zoover re op, om in de akelige kleine cel te blijven, in plaats van, zooals den vorigen dag, bij de anderen van de bende te willen gaan. Carlo sprak weinig; droefheid en spanning, en voortdurende slapeloosheid hadden hem geheel uitgeput, maar het weini ge dat hij zeide, was beleefd en vrien delijk, klonk bijna vroolijk. Lionbru no begon meer en meer met tegenzin te denken aan het tooneel dat dien avond zou worden afgespeeld, en toen het opgenblik naderde, kon hij het niet langer uithouden, maar een der andere mannen roepende om in zijn plaats de wacht te houden, zocht hij het opperhoofd, en vroeg hem alleen te spreken. Brancaleone ging hem voor uit het sombere, onderaardsche verblijf, in de open lucht. Het was reeds donker, maar hier en daar glinsterden de ster ren, en wierpen een koud schijnsel door de kleine openingen in het dichte gebladerte. Lionbruno ademde verruimd toen hij zich weder boven den grond bevond, want de atmos feer daar beneden was niet weinig onaangenaam voor iemand die gewoon was zich in de buitenlucht te bewegen. Padre mio," waagde hij het te zeg gen, „als de roode vlag van avond ko men mocht, waarom zoudt gij dan den gevangene niet liever houden, en geld uit hem slaan? Hij heeft rijke vrienden; hij is een geliefd opera zanger duizenden zouden belangstel len in zijn lot; wij zouden een ver- bazenden losprijs kunnen krijgen." „Is dat al wat gij te zeggen hebt," zeide Brancaleone met minachting. „Hebt gij ooit gehoord dat ik afweek van mijn eens gegeven woord? Als Comerio zich houdt aan hetgeen hij beloofd heeft, denkt gij dat ik hem on trouw zou worden „Maar ik heb toch wel cenig recht in deze zaak een woordje meê te praten, daar ik hem gevangen ge nomen heb," zeide Lionbruno drif tig. „Niet het minste recht," hernam het opperhoofd op gskouden toon, „gij zijt slechts éen van de bende; het is uw plicht te gehoorzamen, niet te denken „En ik zeg u," zeide Lionbruno met een toornig gebaar, „dat als gij hem vermoordt, het u eenmaal zal berouwen. Een man als hij, laat zich niet zoo gemakkelijk dooden." „"Wat weet gij van hem af," vroeg het opperhoofd tartend. „Ik weet dat hij de eenige ware mensch is, dien ik ooit gezien heb en wij zijn beesten erger dan beesten 1" sprak Lionbruno met harts tochtelijk vuur. Op eens keerde Brancaleone zich om, en greep hem bij den schouder. „Eén woord meer, en gij zelf zult hem den hals afsnijden," zeide hij, op- een toon .die niet minder van toorn getuigde, al sprak hij zacht en met ingehouden adem. Mot een bezwaard hart volgde Lionbruno het opperhoofd naar het geheime hol, met een vloek de vragen en plagerijen der anderen beant woordende, terwijl hij zijn toorts aanstak, om door de kronkelende gang terug te gaan. „Breng den gevangene terstond hier," sprak het opperhoofd, met een wantrouwenden blik op zijn zoon. Na Nicolo van zijn post in de cel ontslagen te hebben, kwam Lion bruno, nog met zijn toorts in de hand, tot bij den hoop krullen, en boog zich over den ongelukkige. „Ik heb u trachten te redden," fluisterde hij, „maar het is mij niet gelukt. Toen ik u gevangen nam, wist ik niet wat ik nu weet. Schenk mij vergiffenis, signor. Ik zou het verleden gaarne ongedaan maken, als dat mogelijk was." Carlo greep zijn hand. „Maak bet ongedaan door er mede te breken, en een nieuw leven te beginnen," fluisterde hij. „En, zie eens, wilt gij iets voor mij doen?" Lionbruno knikte toestemmend. „Ziehier; terwijl gij heden laagt te slapen, heb ik dezen brief ge schreven gij kunt hem, zoo noodig, lezener staat geen woord in dat u zou kunnen verraden. Beloof mij hem te verzenden als ik dood ben. Ik heb geen postzegel, maar daar is het adres." Lionbruno keek naar het briefje, zag dat het aan „Miss Britton" ge adresseerd was, en stak het zonder iets te zeggen in zijn zak. „Brancaleone heeft bevel gegeven u bg hem te brengen," zeide hg, op gedempten toon. „Zyt gy bereid, signor „Volkomen," antwoordde Carlo, terwgl hg opstond en sprak met een kalmte, alsof geen vreeselyk vonnis hem wachtte. En toch was het niet dat hg er minder tegen opzag dan andere man nen gedaan zouden hebbenhij keek met weemoed de sombere, kleine cel rond, en volgde zyn geleider door de kronkelende catacomben in het ruimere gewelf, terwijl zelfs op dat oogenblik het schilderachtige van het tooneel met zgn donkere schaduwen, en helder toortslicht hem trof. Bran caleone zat even kalm te rooken als of er dien avond van geen moord sprake wasvlak bg hem lag Nicolo den inhoud van een ketel om te roe ren, die boven een houtskoolvuur hing, terwgl de overigen aan het kaartspelen, of aan het twisten wa ren. Het opperhoofd liet zijn yzige blik op den gevangene rusten. „Over een uur kan mijn bode ieder oogenblik komen," zeide hg. „Bereid u dus voor uw lot te ondergaan, wat het ook zy. Als wij verraden moch ten wezen, en er menschen met hem medekomen om u te be-.tgden, wordt gg dadelyk doodgeschoten. Zoo gij hem met een witten zakdoek ziet wuiven, beteekent het dat gg vry zijt; als hg een rooden laat zien, zult gg met de scherpte van dit mes kennis maken." Carlo antwoordde slechts door een lichten hoofdknik. Zijn waardige hou ding maakte indruk op Brancaleone, die hem vol verwondering aanzag, wel wetende dat hij nooit te voren zulk een gevangene had gehad. „Rocco! Maso! neemt uw plaatsen in," riep hg, gebiedend. Twee der mannen wierpen onmid- dellgk de kaarten neeren Carlo werd naar dat einde van het gewelf geleid, dat het verst van de donkere poort was, welke waarschijnlgk naar een ander hol, en van daar naar de bui tenlucht voerde. Aan iederen kant van hem stond een Napolitaan met een echt boevengezicht, en een gela den pistool een paar duim van zgn slapen; en rechts, eenige passen voor de anderen, zat het opperhoofd met veel omhaal zgn mes te scherpen. Het was een oogenblik dat de sterk ste zenuwen op de proef gesteld zou hebbende afschuwelijke spanning was Carlo een marteling gelyk hg zich die nimmer zou hebben kunnen voorstellen, en niets dan langdurige oefening in zelfbeheersching kon hem in staat stellen het afgrijselijk voor uitzicht van den moord die weldra zou plaats hebben te doorstaan. Met een krachtige poging bracht hij zyne gedachten op iets anders, zonder zelfs te willen kijken naar de donkere poort tegenover hem, waar hij in zgn verbeelding telkens allerlei roode en witte teekens zag, tot het hem even raar voor de oogen werd als het Gigi in Engeland was bg het zien van al de Pears' Soap aankondigingen. Met schrik herinnerde hij zich dat hg den kleinen vent niet eens goeden dag gezegd had, en honderden gedachten aan onvoltooiden arbeid vlogen hem door het hoofd, tot het flikkeren van Brancaleone's mes in het toortslicht hem het tegenwoordig oogenblik weer voor den geest bracht. Toen hield hij zgn oogen onafgewend gericht op het kruisbeeld waar Lionbruno mede bezig was, en wederom week de gedachte aan zgn vreeselgke omgeving. Langzamerhand rezen er visioenen voor zijn geest op, van wat aan gene zijde van dit uur van marteling lag. Hg dacht aan het overwonnen kwaad aan Anita, die voor altijd aan Come- rio's invloed zou zgn onttrokken. Hij stelde zich voor, hoe zg rein haar moeiolgken weg door het leven zou gaan, met Gigi om haar te beschermen, en Prancesca om haar te troosten, en om zijnentwil lief te hebben, en met een liefde voor hem, die haar niet ydel zou doen treuren, maar wezenlijk sterken zou Doch met de gedachte aan Francesca kwam wederom dat woest verlangen om te leven terug. Zg zou, het is waar, de zijne zgn in een andere wereld; maar hg smachtte naar haar, nu, en hg deinsde terug voor de scheiding de onbekende verandering!Want, wy mogen praten zooveel wg willen, ieder einde valt ons hard. Met een gevoel van spijt zagen wg het einde onzer school dagen komen, en wg schrikten er eenigszins voor terug alleen het volle, vryere leven in te gaan, waarop wij ons al dien tyd hadden voorbereid. Niet dat ons tehuis ons minder dier baar was; niet dat wg minder ver langend waren het leven te beginnen het is alleen dat de menschelijke natuur het onherroepelyke „nimmer meer" niet zonder een gevoel van pyn kan uitspreken. En bovendien, het verleden had hem veel geluk gegeven, ondanks al het verdriet. Toen hg daar van aangezicht tot aangezicht tegenover den dood stond, scheen hg alles nog eens weer te doorleven. Hg dacht aan zijn rustige kindsheid, aan de toewyding zyner moeder, aan zijn gelukkige verloving. Wederom door leefde hg heel het stadium van zgn liefde voor Francesca, met zgn kort stondige flikkeringen van geluk, en zgn lange, eenzame jaren van schei ding; wederom doorleefde hij zgn kunstenaars loopbaan, zag hg zich- zelven triumf behalen in deze, uit gefloten in die rol, hoorde hg op en buiten het tooneel kwaad van zich spreken, gevoelde hg al het geluk van een onbetwist succes. En weder om doorleefde kg al de zielesmart en den zegen van dien avond te Genua, met zgn sterke reactie, zgn weelde die alleen trouwe liefde geeft wederom voelde hg Francesca zich aan hem vastklemmen, hoorde hg haar woorden spreken die getuigden van het grootste vertrouwen, en wist hg dat de geleden smart slechts een werk van den Satan was ge weest Maar Brancaleone bewoog zich, en nogmaals viel het licht op het koude staal. Over een paar minuten moest die vreeselgke hulpeloosheid, dat ruw geweld, de doodsangst, en de slach ting komen. Zgn hart bonsde hevigen nog éénmaal wendde hij zgne oogen, om zichzelven moed in te spreken, naar het kruis van Lionbruno. Hij herinnerde zich de woorden van den knaap„Wat dat betreft, het is niets dan een verzinseltje 1 Als het waar was, zouden de menschen zelf aan een kruis sterven." „Hoe weinig heb ik gedaan," dacht hg, „om te bewgzen, dat het de heilige waarheid, en geen verdichtsel is!" Wordt vervolgd) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6