EEN MOEDERHART DOOR lilESBETH VAN ALTENA. 3) In den beginne zagen moeder en kinderen zich weinig, daar me vrouw Day zich voorbedachtelijk te rug trok, om Philip allen schijn te ontnemen, als beschouwde zij zich zelve als derde lid van zijn gezin. Van lieverlede zocht het jonge paar moeder echter vaker, en gevoelde Philip zich gekoesterd door de stra len van twee minnende harten, die hem om het zeerst liefhadden, en een hemel op aarde zochten te bereiden, in plaats van zich tusschen twee vuren te bevindeneen mogelijkheid waarover hij zich meermalen had verontrust. Tengevolge daarvan was hij zeer opgewekt gestemd den winter inge gaan, ja, zelfs een nieuwjaar, en wel dat, waarin de keizerlijke macht van een Napoleon III haar glanspunt had bereikt, doch ook het tijdstip naderde, waarin de heldenmoed der Franschen zich zou hebben te toetsen aan dien der Duitschen. Bij de eerste zinspeling op het onvermijdelijke van een oorlog, ont stak Philip in zulk een geestdrift, dat hem alle huiselijk geluk om 't even scheen, terwijl de harten van moeder en Blanche toekrompen, bij het denkbeeld eener scheiding. En dat mogelijk nog vóór het oogenblik, dat de wensch der jeugdige echtelin gen vervuld zou zijn en hun geluk bestendigd, door de geboorte van een spruit. Er lekte voorshands echter niets uit; liever, Philip wist nadere berich ten zoo volkomen te verbergen, om Blanche niet te verontrusten, dat de ze volkomen kalm de geboorte eener kleine te gemoet zag. Hoe oorlogszuchtig almede gezind, in de koorts die eiken Franschman had aangegrepen, was Philip toch niet minder gelukkig dan zijn moeder, dat er nog geen kwestie van uittrek ken was, tijdens de eerste kinderkreet beide onuitsprekelijk verheugde en hij haar een dochtertje in de armen legde, als onderpand van het door hem veroverd huiselijk Eden. Vreug detranen biggelden grootmoeder langs de wangen, toen zij daar gezeten was met Philips dochter op de knieën. „Philip!" nokte zij van aandoe ning, terwijl zjj zijn hand vatte „Ge ve God dat u als vader, de vreugde ten deel valle die ik als moeder heb gesmaakt, tot in dit blijde uur." Philip gevoelde dat zij zinspeelde op het beslissend gesprek, en antwoordde daarom onverwijld: „Waar voorbeeld en goede woor den iets vermogen, zullen zij zeker dezelfde vruchten dragen als u hebt zien rijpen van de uwe. Met een dank bare vereering aan mijne opvoedster, zal ik alle zaden, die zij in mijn gemoed heeft gestrooid, overplanten in het hart mijner kleine, opdat zij gelijk moeder en grootmoeder een sieraad worde van ons huis Toen nam hij haar weder in zijn armen en juichte: „O mijn kleine! hoe lief, hoe innig lief heb ik u reeds nu, al was 't maar alleen, omdat die kleine handjes, dat aardige neusje, die oogjes, geheel dat hoofdje, geheel dat brooze wezentje, mijn onverdeeld eigendom is, dat niemand, niemand mij ooit zal kunnen ontnemen, zelfs de dood niet, want ik zou we ten „St! st!" wenkte zij, op Blanche wijzend, die hij allicht door zijne stemverheffing kon verschrikken. Met zekeren schroom kuste hij het kleine mondje, het voorhoofdje en beide oogjes, en toen de ledenmaatjes zich slechts vertrokken, meende hij dat het schelmpje hem aankeek en lachte, en het sprekend op Blanche geleek. i En in zijn geluk, knielde de jonge vader bij haar neder, om te fluisteren „Zij heeft uwe oogen, even zwart, even fonkelend. Wie er eenmaal in zal staren, zal het gaan als mij, uw gelukkigen Philip." En zijZij gevoelde zich over stelpt van geluk, door dit geheel nieu we tooneel, in de zoo weelderig in gerichte woning, welke zij eerst na de geboorte van haar kind de hare durfde noemen. Nog altijd was het haar geweest als zou het een of het andere haar uit haar paradijs komen verjagen; als mocht zij slechts tijdelijk ran Philips liefde genietenals stond zij straks van hem gescheiden te worden, gedwongen als ook hij zich zou gevoe len een vrouw uit eigen hoogen stand te kiezen. Nu haar kind, haar dochtertje zoo dadelijk zou worden ingeschreven als Albertine Day, gelieeten naar Philips vergoodde moeder, nu kon zij eerst verzekerd zijn van haar geluk. Zij sloot de oogen. Philip trok zich een weinig terug uit vrees joug moe dertje te vermoeien. Toen zag zij zich zelve weder in het kamertje bij Julie. Zij hoorde deze weder voorspellen „Op zekeren dag zult gij u misleid zien, en moeten ruimen voor een andere Hoe vurig wenschte zij dat Julie even kon binnen komen, om er zich van te overtuigen, dat Philip niet gelijk was aan al die onwaardige mannen, die een geliefde eenvoudig wegzenden, om een kommervol be staan voort te slepen, alleen ter wille van trotsche verwanten. En met onbegrensden eerbied ves tigde zich haar blik op Philip's moeder, die zich nooit tegen de keus haars zoons had verklaard, voor iemand uit minderen stand. Voldoend bewijs dat Philip haar volstrekt on kundig had gelaten van den strijd met zijne moeder. Hoe zou zij hare kleine naamge noot leeren grootmoeder te vereeren, haar ouden dag op te vroolijken, haar te ondersteunen, in geval haar gang wankelend mocht worden, en zij be hoefte zou gevoelen aan een staf. „Grootmoeders rechterhanddat moest zij wordendaartoe wijdde zij hare eersteling, toen zij haar weder aan de borst werd gelegd, omdat Philip zoo gaarne zag dat zij haar kind zelve voedde. Grootmoeder was niet minder ge lukkig in het bezit der kleine. In hoevele jaren had er geen kin derkreet getrild in het oude huis der de Grounouilles, wier beeltenissen in hetzelfde vertrek hingen. De Kardinaal was de jongstge- borene van een zestal en eenige nog in leven, met zijn zuster. Zeer gehecht aan deze, hoopte hij het op den huwelijksdag verijdelde bezoek, te brengen om de kleine in eigen persoon den doop toe te dienen. Bijgevolg werd hij elk oogenblik ver wacht. Zijn overkomst mocht niet onop gemerkt blijven, terwille zijner buitengewone kerkelijke waardigheid. En zoo werd bepaald, zoowel ter zijner eere als tot die der jongge borene, een doopmaal te geven, dat geheel den oud-adelijken kring des huizes, om den disch zou vereenigen, al waren de oudere leden meest heengegaan en door jongere vervan gen, wien niets bekend was van den strijd welke mevrouw Day, als gra vin de Grounouille, met hare ouders had gevoerd. De „mesaillance" van haren zoon was vergoelijkt, daar Blan che een verwante was genoemd der hulpvaardige vriendin. Dewijl zijn Eminentie een drietal weken in Parijs zou vertoeven werd het feestmaal verschoven totdat de jonge moeder er aan zou kunnen deelnemen. Ter bestemder ure gekomen, haast te de oud-oom zich alsmede zijn op wachting te maken aan de jongge borene. „Dat de engelen des vredes en des geluks het wiegje omzweven," merkte hij op, toen hij er de kleine uit zag opnemen, om te worden ge dragen in de weelderige equipage en ter kerke te worden gereden. Eenige dagen later rolde een ge- heele reeks equipages den Boulevard op, waar de feestdisch stond aan gerecht, om de doopeling met een keur van geschenken en heilwenschen te begroeten. In een uitdossching van fijne Brus- selsche kanten, op blauw satijnen kussen werd zij aan aller bewonde ring prijs gegeven. „Het evenbeeld naar ik hoop, van moeder en grootmoeder beiden," ver zekerde de blijde jonge vader, recht opgewekt over de bewondering die de kleine inoogstte. „Liever het evenbeeld van haren vader," wenschte grootmoeder, ter wijl Blanche, die hare plichten als gastvrouw weder waarnam, als hadde zij dit levenslang gedaan, haar toe knikte als wilde zij zeggen „Ik ver sta u wel niet, doch ik begrijp niette min wat u zegt." En toen schaarde men zich om den disch en sprak de kardinaal een kort maar hoog ernstig woord, gelijk dit een prelaat van zijn aanzien be taamde, en daarna kwamen de koks aan de beurt en kregen de schenkers het niet minder volhandig. Geen feest kon blijder worden gevierd in het voorouderlijk huisgeen jonggebore ne scheen zooveel in den schoot te worden of ooit te zijn geworpen door fortuin, als de kleine Tine Day, reeds nu het middelpunt van drie menschen- levens, wier afgod zij meer en meer zou worden. Ook Philips voorstel aan oom de kardinaal was reeds met „Fiat" be kroond. Des anderen daags zou deze persoonlijk de gewenschte stappen ondernemen, om den ouden naam te doen voortleven in een nieuw ge slacht, in de hoop dat een tweede spruit een stamhouder zou zijn. Daar klonk eensklaps verward ge schreeuw op den Boulevard, gepaard met gejoel en allerlei rumoer, dat de nadering eener geheele volksme nigte voorafgaat. Alle gesprekken werden gestaakt Het gerammel van het zilver zweeg. Een paniek maakte zich van alle aanwezigen meester, want boven alle geluiden klonk het al luider en lui der: „A Berlin! a Berlin! La guerre est déclarée!" Philip vloog op. In een oogwenk stond hij op het balkon. Het liet geen twijfel. Het was ditmaal geen valsch alarm maar waarheid. Wetende welk feest hij juist vierde, had zijn kolonel hem zeker nog een oogenblik gespaard. In groot tenu, waarin hij als gast heer voorzat, snelde hij de straat op, zonder zich den tijd te gunnen, een verontschuldiging aan te voeren. Niet één die het hem euvel kon duiden, indien zijn verdwijnen al werd opge merkt. Allen hadden het plotseling met eigen aangelegenheden te druk. Een iegelijk verlangde thuis te zijn, om er meer van te weten, en geen rijtuig kon nog zijn gekomen. Het maal was in vollen gang. In geen uur waren de equipages nog te wach ten. En steeds klonk die kreet vol geest drift: „a Berlin! a Berlin!" De hee- ren konden zich niet langer bedwingen. De een na den ander verwijderde zich om een Sacre te halen en als dit eindelijk gelukt was, vrouwen en doch ters meê huiswaarts te nemen. De doopeling schrikte op van het rumoer. Zij was een oogenblik geheel vergeten, zelfs door moeder en|groot- moeder. Onuitspreeklijk angstig nam me vrouw Day het wichtje uit de handen der baker, die het vruchteloos poogde te sussen. „AchBlanche, Blancheklaagde zij, aan de geheel verbijsterde jonge moeder. „Waarom hecht ik aan zulke voorteekens Het is mij, als ware deze hoogst gelukkige dag, ook den laatsten gelukkigen voor ons!" „Geen zorgen, zuster, foei! Ge moogt noch u zelve noch uwe doch ter over stuur maken. Wie aan voor teekens hecht, verbittert zich het leven en verontrust dat van anderen," sprak de kardinaal ernstig. 1- aarna verwijderde hij zich ook, om op verkenning uit te gaan. Het was maar al te waar. Duitsch- land had, hoe noode ook, den oorlog moeten verklaren aan het overmoedige keizerrijk, dat de verklaring begroette met zulk een geestdriftig: „a Ber lin als moest en zou de Fransche vaan onvoorwaardelijk de zege beha len. Philip moeht mede naar oorlog heb ben verlaDgd, gelijk elke jonge offi cier, sedert hij gehuwd was, gevoelde hij toch hoe smartelijk de scheiding zou vallen en zegende hij honderd voudig moeders toenemende inge nomenheid met Blanche. Moeder! Blanche! Tine! Hoe nauw hing zijne geheele ziel dat drietal aan. Eerst thans, nu hij er zich van moest los scheuren, gevoelde hij hoe dierbaar het hem was, „Hoe gelukkig ben ik, nu het oogen blik is gekomen om mijn militaire verplichting te vervullen, te weten, dat u Blanche zoo lief hebt en uwe liefde haar mijne afwezigheid eenigzins zal- kunnen vergoeden, zelfs als. ik niet mocht wederkeeren. En dan mijne kleine, moederU zult waken over mijne schatten, nietwaar?" sprak hij zeer ontroerd, toen het scheidingsuur daar was. „Dat zweer ik, Philip! Ga met God waarheen plichten eer u roepen, en keer weder zooals gij henengaatOok van ons vrouwen worden groote offers ge- eischt. Achwaarom moet er in onze dagen nog ten oorlog worden gegaan 't Is wreed, te wreed I" zuchtte zij, door smart overstelpt. „U zult u goed houden voor Blanche, nietwaar?" nokte hij, „en de kleine zal u tot afleiding en troost zijn." Toen kuste hij haar vaarwel. Een oogenblik hield zij hem omarmd, voor dat zij hem volgen kon om Blanche te bemoedigen. Parijs verkeerde in de grootste op winding. Menschen en voertuigen ver drongen elkander en versperden ge durig den weg aan officieren die zich naar de kazernen begaven. Heel het leger was marschvaardig. Yelen biggelden tranen langsdekaken, niet louter van heiligen geestdrift bij het geroffel van de trom en het ge schetter der trompet, en het gejuich van Berlin!" maar ook van de vlijmende smart om de scheiding van zoovelen, aan wier leven het hunne inniger was verbonden dan zij ooit hadden vermoedwant werd die schei ding voor luttel tijds niet geacht, nu het oogenblik gekomen was, schrijnde ze bovenmate. En niet een eenige die zich de traan schaamde, al werd ze ook ijlings weggepinkt. Daar waren echter nog meerdere die juichten en zongen, doch dit waren jonge, zorgelooze harten, die niets achter lieten tenzij een moeder, wier waardij zij niet beseften, omdat zij hare liefde nooit nog hadden ont beerd. Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6