I
jfe.
JaM!AV
uazuo uba iqoBjqjsaaS ap joop 'dBBjspoop ufiz }in apoop
-ufiqos uaas[8 uaiauaq si ua yaaj jaaM piiBpoq psp 'uaAaS
^qouaq n jbz jaiq azap Tapaoiq ufim 'uaAajpjaA nap tie
-fiA ap ]t? yaaq (mqaS ufiz aa pnqosaS uauBiu aufiz yaaq
pnBji°H uba a\naa[ ap// 'puaqoinf fiq dau (('aaznojj//
•a}8aa[ aSpqaesnai
dba UBinsmq naa 5am uauuiq ubj* jaquop aptnjo^s na
nado map ap 8oo|a aaaiaui jbboi 'Sooq aSed ag
(<quaqaajaq yp ym aiz na// 'dBBuqjfq naa ioj
fiq apSjoAjaA tl'inouiay b8 'uaynq }qonia8 pmj aap
tpinpaq ^bm jbbcu// 'puazfudo 'mapi^ awbajaq ,/PnBl
"1°H JBBU na^qosjqpfujB azno [b ^am pnojsja^ ubq//
•pfinaqiaA aujoo^ uba
tUBUjaq t(';qoizaS jaq tin spaaj nftz nadaqos ajsaam
ap '8az n qi sjb si iaq 'jbbjo 'pBiipjapui 'tiaa^//
•pnaqBA4)no Sutiaminjs aSysnjuo
naa 5m 'raaqi^ daii l('naqqo|.iaA aj jBAyn uaa 10} sno
mo 'ufiz }sqsSfuq uaaS iaq noz jqCqaSoni qaq sj//
((j paz japuo jbbS
qoojA unq na naqajq a; do syiB|dja8a[ ap Sizaq nftz ua8
-nicnB]^ ap'§BP uap uba naqauq ^aq fiq pBquauuiq
Sitnin^suo fiq jfiAuaj 'anjoo^ niiA piBiag 'uaqosBj
bu SoBpsnao^ jajqoa dau „iJBBig 'Suipfii apaog//
-naABq ap nadaqos annnq ua;qBBA\aq na ui pBjs ap ia8aj
aqosniBBj^ 5aq ^oojs pfqjB 8ou iubaa 'uafisp ajs;BB[ rap
nassina^jnaqaS a^ooiS ap uba Sipnnqno na aiaqazuo
qaq m spaajs Son aasouaig al nam jaajq 'sinq aqos
-puBqojj jaq yn SuqarauiBtsjB a:}S}BB[ ap 'jappai na pjaq
nnq iooa apjaq aiBqqnap \oa 'siaSipjaMjaAO ajBqaS ap
ua8aj yiBq apuaiao|8 joa 'Sooja uadBw aj na puojs
-do obco naa s|b snsq^ atp 'apjuqoop aijBU ap jaaqaS
qoqos naa 8jbm ;aq s[B jjiAua} 'uapuazinp fiq uaqqonjA
991
154
"Weldra gevoelden de overweldigers, dat alles voor hen
^verloren was, dat hier hun glorie in Holland eindigde,
zij zagen zich teruggeworpen, vernietigd en op de
vlucht gejaagd, voor zij, half verbijsterd van schrik
•en ontzetting, tijd hadden om hunne verstrooide, bijna
vernielde benden te hereenigen. Bij duizenden lagen
hunne dooden verspreid en stapelden zich op in den
nauwen zijweg naar de duinen, die de radelooze vluch
telingen instormden, den weg, die naar hun smadelijke
vlucht ten eeuwigen dage den naam van //Manpad"
zou dragen, terwijl de wilde West-Friezen de gesneu
velden uitschudden en op hoopen wierpen om op het
veld te verrotten wreede gewoonte, waarmede de
Germaansche volken, die zelf lijkplechtigheden zoo
hoog in eere hielden, hun verachting voor overwonnen
vijanden te kennen gaven doch wier woeste triomf
kreten weldra werden verdrongen, door de jubelende
zegeliederen, die juichend en dankend ruischten door
de Hollandsche gelederen, waar boven de leeuw van
Holland, het oude overwinningsvaandel, dat nogmaals
uit zijn sluimering was gewekt, fier op den wind
golfde en schitterde in het licht, in het licht, dat de
duisternis had vervangen.
HOOFDSTUK X.
Terwijl zich, snel als het weerlicht, door het gansche
land, de bijna ongeloofelijke mare verspreidde van de
-overwinning der Hollanders bij Manpad, zooals reeds
nu de plaats werd geheeten, waar de vreemde mannen,
die van zegepraal droomden, den dood vonden en
SuiuniAuaAO ui laqcn uaSipuia aip 'uanuiSaq a) pfiqs
aap mo paojfi 'naaaj Mnam jam pjaizaq s[b 'qjOA uaa
uiibbaa 'uaqqqquaSoo aurnzpjaz aip uba uaa sum iaq
'uajaqqnpjaA ua^qonrq anunq fiz uapjaoA uapfi|OA maq
fiz |fiA*ja} 'ujq qaop a^sgqiaq iaq jbbu appiaj uaq fiq
pjprao 'tqooz qjOA nftz uba qnpg iaq fiq iBprao 'tUBAiq
aaAjaz qoiz jooa iaiu fiq piptno 'uauuoMaS fiq psq
uaqBq jaqB 'uauuoMjaAO fiq puq piaqsoojapaom aqy
•uapftJA
-aq a; ua uassojraA at tqoiqaM uapuazinp 8[3aooz 'piaq
CtiA jap pljJts uap ui uaiaoAatusB uapiapuoq a[3A00z
]aiA |aap net maq qnpS afiipuiauo taq nu 'apjutjoop
jaoAaS qfqajfuqosaquo uaa tJBq suoiaa 'paojq suopq
9abj£) tin 'japjaoAUBB nap ubb apjaq |oa guiq 800 jaj|b
•puBjjapBA taq uba piaqfiJA ap uapB appizaq atqoBpaS
«tooiS 'a8i[iaq uaa 'uauaA\pj3A sbm pfutsljtJBd ajjB
'jaAfreu apy -uamooJts appoA uajapB ap joop laqaus
pao[q afiJA taq 'tsnAAaq tqoBiq ufiz uba raaAi 'qoiz
tup 'jaSaj puaiao[8 ijuptsaaS uba uaa uba pjooq taq
ubb atqn.ido Cjq uaot puatqooSBpuuBjAj sba\ taq uaaa8
at laAO qoiz puots itmd do aip 'puts azoojapBi
uaa ui qojtuauuiq fiq uaot ssppimsupao^ sbaa taH
•puBj attsjd taq ua
uapats ap jbbu '8uitqoij aqja ,ibbu yuptsaaS joa ua8
-uqapuaz auftz uapuaj BjpjaAA ua 'puaqajqjaA uaSfiMZ
-pts taq niBUjaq ((j djnq na puBtsfiq rao napfiz
a|[b jbbu uapuozafijB uapoq azuo tsjaa taM u^//
•jaaqspuB] uaSooq unq jooa uaiOA at t|oo
usp 'qoiz fiz uaSoq Sbziuo jaara tam 'paiqjaa uadaip
|oa 'maq jooa uaqu qqquaSoo tBp do qoiz uaSoq
qaot ua 'uaMnojtJaA apsAAnqos uap sqaz ua8oo ajapjaq
•rap sb|sdo apuamauui ap quoqos uapmazaoqui Sbz
-tuo uaqqajt ajaij ua atjBtsaS a8ooq ufiz jbbm jbbz
09 T
151
«en glorie. Onder het hooge gewelf der ontluikende
boomen van den Houte verzamelden zij zich, de scha
ren die toestroomden uit alle richtingen. Daar wapper
den de gouden kepers op het veld van keel van Eg-
mond, naast den rooden leeuw van Brederode, die ook
dit blazoen mocht voeren als jonger zoon van het
Hollandsche huis. Nevens hen staken de edele geslach
ten van Wassenaer en Haerlem, met nog zoovelen,
hunne banieren op en wuifde de gevreesde Beauséant
der Tempelridders. Door hun kommandeur aangevoerd
trokken zij, als immer, stil en geregeld op, de ridders
van Sint Jan reden aan hun zijde en plechtig ruischte
het door hunne rijen, met de woorden van den vor-
stelijken harpzanger: //Niet ons, 0 Heer, niet ons, al
leen Uw naam zij de eer!"
Doch niet alleen krijgshafte geestelijken hadden hun*
waandel ontrold, niet slechts op glinsterende harnas
sen van ridders en schildknapen speelde de eerste
gloed van het morgenrood, ook het ijzer der gevelde
lansen weerkaatste de stralen der ochtendzon, ook op
speeren, flikkerende, scherpsnijdende zeisen, op glinste
rende zwaarden en snelgewiekte pijlen viel de glans
•van het rijzend licht, ook over het blazoen van Haer
lem, door zijn fiere poorters omringd, streken de eerste
lichtvonken, ook de kleuren van Amstelland en Alc-
maer golfden op den wind en blonken in het licht.
Allen had de komst van den held, die hen voor
ging, bezield met dezelfde geestdrift, van allen kant
waren zij toegestroomd uit hunne burchten en land-
kasteelen, uit steden en dorpen, van verre en nabij;
de landman ruilde de spade voor de speer, de visscher
zijne netten voor boog en pijlbus, de woeste West-
Friezen zwaaiden hunne knodsen en dorschvlegels,
