EEN MOEDERHART DOOR LIESBETH VAN ALTENA. 5) „Kom dan vroeger, om eerst te dineeren „Veroorloof mij u te danken. Ik heb nog andere betrekkingen in te lichten als afgevaardigde van het komiteit: „Brusselsch neutrale hulp vaardigheid". Het verheugt mij, in middels kapitein Day zulke uitstekende berichten te kunnen overbrengen, omtrent den welstand van vrouw en kind. "VVelk een veelbelovende eerste ling!" verzekerde hij ongeveinsd. „Hoe veel moeite moet het hem gekost hebben uit te trekkenAlle gehuwde officieren moesten, dunkt mij, den oorlog aan ongehuwden over laten." „In het oogenblik des gevaars denkt men slechts daaraan en vergeet he den en toekomst. Indien wij, vrouwen, niet mede iets van die geestdrift ge voelden, wij zouden niet in staat zijn het scheidingsoffer te brengen." „Ik geloof het gaarne ik geloof het gaarneGod geve dat de oorlog vnn '70 de laatste zij en vorBten en volkeren voortaan elkander met gees telijke wapenen slag zullen leveren. Geen Brusselaar getuige van de aankomst der gewonden die dit niet van harte zal beamen, en den oorlog niet zal heeten, een moord op groote schaal." „Helaas! het is zoo, en deze zal een sluipmoord gelijken, omdat men er zoo weinig op verdacht geweest en zijn oorzaak zoo gezocht is. En wat zal er het einde van zijn, indien de verbittering hier ter stede steeds blijft stijgen zuchtte zij, terwijl mr. de Rulhière de deur reeds was genaderd. „Ik bid u," barste Blanche eens klaps uit, „ga toch niet heen zonder iets naders te hebben gezegd. Waar is hij gewond,? Verloor hij een arm, een been welfïfcht?" „Neen, o neenArmen en beenen bleven ongeschonden. Een kogel drong hem in het vleesch en de verwijde ring van dien gast heeft zijn krachten zeer uitgeput. Rust alleen kan hem herstellenelke aandoening moet hem noodlottig worden, 't Is daarom al leen dat ik u niet mag aansporen mede te gaan. Geloof mij toch" en hij reikte haar meewarig de hand - „dat ik zonder noodzakelijkheid niet zoo wreed zou zijn u terug te dringen van een plaats, die onbetwist de uwe is. Spreken is hem verboden, kinder geschrei zou hem zeer hinderlijk zijn. Is hij eenmaal genoeg opgeknapt om het te verdragen dan zal mij niets liever wezen, dan ook aan u gastvrij heid te verleenen. Misschien dat hij ook over een paar weken naar eigen huis is te vervoeren." „Over een paar weken... eerst? Welk een eindeloosheid!" „Vertrouw op mijne belofte, Blan che," verzekerde mevrouw Day. „Ik weet immers hoe lief hij u heeft. Hoezeer hij naar u verlangen zal? Tracht dus goedsmoeds te blijven. Misschien ben ik morgen reeds terug." „Tot straks dan, dames!" besloot nu de Rulhière, om een einde te maken aan de moeilijke oogenblikken in deze woning, en elders soortgelijke te gemoet te gaan, blijkens zijne toevoe ging „Ik heb de enkele uren die mij nog overblijven zoo hoog noodig voor verschillende bezoeken." En hij ging zijns weegs, tot buiten de deur uitgeleid door de diep versla gen moeder, die zich moest goed houden voor Blanche. Overtuigd, haar een riem onder het hart te moeten steken, vooral om den wille der kleine, verzekerde zij dadelijk na haar binnen treden: „Is mijn bevinding, dat onze arme Philip niet te vervoeren is, dan zal ik kamers zoeken, waar wij een! tweede thuis kunnen vinden, tot hij geheel hersteld zal zijn. In geen ge val zult ge dus gescheiden blijven van een ziekbed, waarheen, zoowel uw hart als uw plicht u moet trekken. Laat u dus ietwat troosten, en ver heugen we ons in de zekerheid, dat hij leeftdat wij hem zullen weder zien, al zal zijn verwonding er ook een schaduw over werpen." „Als hij maar ooit weder de oude wordt!" zuchtte zij onwillekeurig. „Wij moeten ons de toekomst niet zwarter voorstellen dan zij is. Jong moedertje moet zich verkloeken en mag, om den vader, het kind niet verwaarloozen." En zij streelde haar de wang en poogde haar toe te lachen, terwijl de dood in eigen hart scheen te woelen, en een vertwijfelenden angst haar meer en meer overmee sterde. Geen wonder! Het spreken was hem immers volstrekt verboden Hare oogen verduisterden zich bij de vluchtige gedachte, dat zij haar leven wellicht zonder hem zou moe ten voortslepen, en zijn kind reeds verweesd zou zijn voor dat het zijn naam kon stamelen. Zij moest zich goed houden en alle onrust bezweren. En dit beproefde zij, door Blanche eenige wenken te geven die deze hoog noodig waren, met het oog op een langere afwezig heid en mede eenige kleine diensten van haar te vergen, die voor het oogenblik het jonge vrouwtje aan eigen droevige gedachten konden ont rukken. Daarna begaf zij zich naar eigen ver trekken om zich reisvaardig te maken. De gelukkige verhouding, meer en meer ontstaan tusschen schoonmoeder en schoondochter, had tijdens de ge boorte der kleine Tine, de beide huishoudingen reeds in één doen smelten. Door Philips onverwacht vertrek waren zij vereenigd gebleven. Grootmoeder kan er niet aan den ken de kleine te verlaten, en jong moedertje was overtuigd hare hulp niet te kunnen ontberen bij het uit en aankleeden van het popje, dat zij zelve vreesde pijn te doen, als zij op merkte hoe handig grootmoeder er raeê omging. Ook rustte het huiselijke bestier nog altijd op mevrouw Day senior, en deze was zoo aan Blanche gewoon geraakt, dat zij vreesde het in het geheel niet meer buiten haar te kun nen stellen, als Philip terug zou zijn. Tengevolge van een en ander had zij Blanche heel wat op het hart te drukken, dit en dat te wijzen, en dit en dat nog uit te leggen, en dit was beiden tot gewenschte en heilzame afleiding. „Philip had wel mogen voorspellen dat u mijn rechterhand zou worden, in plaats Tine zoo te noemen in de verre toekomst, beste moeder!" ver zekerde zij onwillekeurig. „Indien hij dit had kunnen voor zien, zou hij het stellig gedaan heb ben. Geloof het maar vrij. In elk geval moeten wij die zekerheid als de lichtzijde beschouwen van de schei ding van hèm, dat wij beiden, er ons des te beter door leerden ver staan, niet waar?" „O zeker, zekerals hij maar eerst weder thuis is en hersteld, zullen wij er des te gelukkiger door wezen," en zij lachte, bij dien blik in de toekomst, door hare tranen heen. Het middagmaal was vervroegd, doch het bleef goeddeels onaange roerd, liever, het was nog geheel onaangeroerd, toen meneer de Rul hière, overeenkomstig de afspaak, andermaal werd aangediend. Hoewel hij de fiacre liet wachten, om zoo dadelijk naar het station te rijden, trappelden toch de paarden in de pórte-cochère, en werd de wei nige bagage in den landauer /ge plaatst. Een vluchtig, maar innig afscheid volgde van Blanche en de kleine, en.... mevrouw Day was op reis naar Philip, aan de zijde van den man dien haar voor weinige uren nog volslagen onbekend was, doch aan wien zij zich nu reeds door de innigste erkentelijkheid verbonden gevoelde. Zwijgend reden zij naar het station, alwaar de drukte een buitengewone was, in do oogen der bezorgde moe der. Het kostte meneer de Rulhière niet weinig moeite plaatskaarten te bemachtigen. Geen vijf minuten later en de onafzienbare trein stoomde andermaal met honderden vluchtelingen heen. „En nu... meneer de Rulhière!" zoo brak mevrouw Day eindelijk het zwijgen af, „licht mij nu toch naar waarheid in. Is zijn leven in gevaar?" „Zijn leven in gevaar?Dat niet rechtstreeks, mevrouw Day. Doch hmhmHij zal volstrekt on geschikt worden verklaard voor den dienst „Als hem het leven slechts ge spaard wordt, zullen wij reeds ge lukkig zijn. Wij zullen hem wel weten te troosten in zijne teleurstelling," antwoordde zij zeer verlicht „Doch," hernam zij, „van welken aard is zijne verwonding?" „Hij kan geen kommando meer voeren „Is dit door de geneesheeren be slist?" „Ik mag het u niet ontkennen." „AchEn zijn leven is niet in gevaar „U moet u niet te veel verontrust ten of alle hoop verliezen Wellicht valt zijn toestand u mede en schik- zich alles nog boven verwachting." Pijlsnel mocht de trein zich als expresse voorwaarts spoeden; aan de arme moeder scheen de snelrit zeer langwijlig en de weg naar Brussel een eindelooze. Eindelijk zwenkte de locomotief naar de Zuiderlijn en was het Zuider station bereikt. Hier kostte het echter weder moeite een rijtuig te bemachtigen, daar de praktische Duitschers er onderweg om hadden geseind; allen waren dus door de witkielen of commissionnairs besproken, wien de verschillende telegrammen ter hand waren gesteld, of door hotelhouders, aan wien zij rechtstreeks gericht waren, nadat dezen bespeurden, dat eigen omnibus sen het aantal reizigers niet konden afhalen. Mevrouw Day viel het opont houd zeer zwaar, daar zij zich Philip's toestand steeds als verergerende voor stelde, en eindelijk begon te vreezen hem niet meer bij kennis te zullen aantreffen. Ook de trams werden bestormd door nieuwsgierigen die even een kijkje in Parijs hadden gewaagd. Die gelegenheid om zich te spoeden was dus evenzeer versperd, voor het steeds angstiger moederhart. Eindelijk ontsnapte dit een dankbaar „Godlof!" Haar begeleider wenkte. Hij had niet alleen een fiacre vero verd, maar bij het portier post gevat, opdat er zich niemand meester van zou kunnen maken. Het doorgaans zoo stil Zuiderplein leverde dag aan dag de levendigste tafreelen op, en des avonds waarlijk niet minder. Tal van nieuwsgierigen, die zich anders door geheel de beneden- en bovenstad verspreidde, om het alom even tierig te maken, richtten zich thans uitsluitend derwaarts, om er des te eer de jongste tijdingen te vernemen, of wel, zich te verlustigen in de ongewone drukte, onder het gekrijsch der dagbladventers, met „les derniers nouvelles de Paris!" op welk geroep menigeen inviel met het refrein: „a Paris a Paris! Le Prusse y ira!" Er heerschte een vrooljjkheid en een vertier, even afs op de woeligste kermisdagen, niemand scheen zich te bekreunen om, of zelfs maar te denken aan zoo menig drama dat was afge speeld, tengevolge van den oorlog der beide Kampioenen, of ter wille der gedwongen verhuizing van zoo menig gezin, dat in Parijs gevestigd, Parijs had liefgekregen, als een tweede vaderstad, en er zich onverhoeds zag uitgedreven. HOOFDSTUK IV Zoodra de moeder en zuster van Mr. de Rulhière, een rijtuig hoorden stil staan, snelden beiden naar de deur om de verwacht wordende moeder van den gekwetsten officier, te be groeten en een bemoedigend woord toetespreken. „Wees hartelijk welkom, mevrouw DayUw zoon gevoelt zich tamelijk wel. Wij hebben hem op uw komst voorbereid, zoodra wij er zeker van waren," sprak mevrouw de Rulhière niet zonder ontroering, terwijl zij hare tweede gast met ongeveinsde sym pathie de hand toestak. „Hoe en waarmede dank ik u aller belangelooze liefde," stamelde me vrouw Day, den handdruk beantwoor dend. „Oppassen*- blijft de boodschap en stilte het wachtwoord," hernam me vrouw de Rulhière zoo opgewekt moog- lijk. „Wij zullen maar dadelijk naar hem toegaan. Hij telt stellig de mi nuten." En zij legde mevrouw Day's hand in haren arm, en geleidde haar naar de tuinkamer, een volmaakt zieke- vertrek, voor een lijder die geen aflei- ding maar te meer rust noodig heeft Geen geluid drong er door. Mevrouw Day gevoelde zich de keel toeschroeven, toen hare vriende lijke geleidster de deur opende zóó langzaam en voorzichtig, als vreesdo zij dat de minste kraking hinderlijk zou zijn daarbinnen. Zou haar eigen vrees bevestigd worden en de vreugde hem te machtig reeds zijn, voordat hij zijn moeder had begroet? „Ik hoop dat hij u niet te veel uit de hand zal vallen," fluisterde de oude dame en het was haar als moest zij de beangste moeder letter lijk binnen schuiven, zoo stond deze als geschroefd op den drempel. Daar lag hij, die eenige, die ge lukkige, die zoo zorgeloos uitgetogene in volle levenskracht, in't vol genot van 's levens weelde, die kloeke hartelijke zoon, die jonge vader, het middelpunt van drie levens Hoe vond zij hem weder! Hare knieen knikten. Eindelijk schreed zij verder. „Philip! mijn arme Philip! Mijn lieveling Op die stem, hief hij de oogen op. Zij schitterden haar tegen met den ouden gloed. Zijne lippen bewogen zich, zijn hand greep de hare, en een blijde glimlach bewees dat hij haar herkende, dat zij onuitspreeklijk wel kom was. Toen legde hij moeders hand op zijn borst en schudde het hoofd met een weemoedigen, voor haar onver- getelijken blik. (Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6