schuld aan te nemen. Hij erkent, dat
de Minister, wiens persoon hij zeer
waardeert, moet afgaan op het oordeel
van het Hof te Leeuwarden, dat wellicht
niet anders heeft kunnen doen dan
veroordeelen op het in judicio geblekene.
Maar na dien tijd zijn feiten bekend
geworden, en hij begon met te wijzen
op de onbetrouwbaarheid der hoofdge
tuigen. Hij wees op hun onverklaarbare
houding; op de onwaarschijnlijkheid,
dat Hoogerhuis vier dagen bij Haitsma
zou hebben gelogeerd, om hem te be
schermen, indien Hailsma werkelijk in
hem den schuldige had herkend; op
het feit, dat getuigen onder eede
kunnen Verklaren, dat het gevonden
lantaarntje behoorde aan een der
nieuw aangewezen daders, die 1 a 2
dagen na de daad een diepe wond had,
en van wien dus waarschijnlijk het
gevonden bloed afkomstig was, terwijl
is gekonstateerd, dat de gebr. Hoogerhuis
niet gewond waren. Meer dan 20 getuigen,
beweerde Spreker, kunnen bewijzen, dat
het misdrijf niet is gepleegd door de
veroordeelden, en stellig wordt verklaard,
dat de ware daders zijn Albert Dijkstra,
Paulus van Djjk en Siebert Alberda.
Sprekers eindkonkluzie was, dat revizie
moet worden verkregen door toevoeging
der 4de alinea van het bekende artiekel.
Hij wenschte eene motie voor te stellen,
om den Min. te verzoeken, de debatten
gehoord, overwegende, dat zich na het
gewezen arrest nieuwe getuigen hebben
opgedaan, wier verklaringen, waren zij
voor den rechter afgelegd, misschien een
andere uitspraak zouden hebben ten
gevolge gehad, de mogelijkheid en
wenschelijkheid van revizie als nog in
gunstige overweging te nemen. Spreker
drong ernstig aan op aanneming der
motie in het belang der gebr. Hoogerhuis
en van hun moeder en zuster, die zich
op de tribune bevonden, en in het belang
der majesteit van het recht. De Voor
zitter stelde voor de motie bij dit debat
te behandelen. Daartoe werd besloten,
De heer Bouman achtte tijdelijke schor
sing der examens voor Kandidaat-no
tarissen niet zonder bezwaar. De heer
Lucasse wenschte wederinvoering van de
doodstraf voor zware misdrijven, wette
lijke bestrijding van de prostitutie,
schadeloosstelling van preventieve ge
vangenen. Ook trad hij in beschouwingen
over de voogdij. De heer Mackay wees
op de groote werkzaamheid van het
Dep. van Justitie, en meende, dat het
afvaardigen van een Kommissaris in
deze Kamer weinig zou baten. Verder
wenschte hij 'krachtiger maatregelen tot
wering van vreemde prostituees, en waar
schuwde hij tegen te ruime benoemingen
van notarissen. Ten aanzien van de zaak
Hoogerhuis zou Spreker het antwoord
van den Minister afwachten. Alleen
vroeg hij zich af, of van den Min. niet
iets gewenscht wordt, wat hij onmoge
lijk zal kunnen geven. De heer Roessingh
betoogde nader de wenschelijkheid van
het stelsel van voorwaardelijke veroor
deeling. De heer Brummelkamp ver
klaarde zich zeer onvoldaan over 's Mi
nisters mededeelingen betreffende het
standpunt der Reg. in zake den Nieuw
Malthusiaanschen Bond. De heer v. d.
Velde vroeg naar de meening der Reg.
ten aanzien der uitvoering van de Zon
dagswet. De heer Smeenge besprak
de belangen der minderjarigen onder
voogdij, bjj de belegging van gelden,
en drong aan op herziening der tarieven
en den afstandstafel.
Woensdag was bij het voortgezet debat
over Hoofdst. IV, de Min. van Just, aan
het woord. Hij gewaagde eerst met waar
deering van de bezadigde wijze, waarop
de heer Troelstra gesproken had, en
die hem had herinnerd aan den tijd,
toen hij met dien spreker samenwerkte.
Z. i. echter had diens rede grootendeels
praemateür. Immers, had de heer Troel
stra van de Min. vernomen, dat aan de
aanklacht van meineed gevolg wordt
gegeven, verdere beschouwingen waren
overbodig geweest. En de Tweede Kamer
kan geen hof van revisie zijn. Genoemde
aanklacht zal het gewone verloop hebben.
Het ware onvoegzaam, niet in 't publiek
belang, noch in dat der betrokken per
sonen, thans verder over de zaak uit te
weiden. Vooralsnog neemt de Min. geen
woord terug van 't geen hij gezegd heeft.
Hij betreurde het, dat van deze zaak
een volksagitatie is gemaakt, om wan
trouwen te wekken tegen de rechtelijke
macht en die ten slotte is ontaard in
een socialistische propaganda. Het doet
den Min. leed, dat aan de klacht wegens
smaadschrift geen gevolg is gegeven.
Had men zich tot hem gewend, hij
zou eene vervolging gelast hebben.
Aanvulling der bepalingen omtremt
revisie acht de Min. wel gewenscht,
maar men kan niet zoover gaan om
revisie toe te staan wegens twijfel aan
de juistheid van het arrest. De motie
zal de Min. niet bespreken, daar hij van
den heer Troelstra vernomen had, dat
deze haar zou intrekken. Wat de uit
zetting van Bille en Kronauer betreft,
Bille en zijn bijzit vestigden zich te
Amsterdam en gedroegen zich rustig.
Maar zij hadden geen paspoort en be
hoefden dus niet te worden toegelaten.
Zij zijn uitgezet wegens onvoldoende
bestaansmiddelen. Van eenigeinmenging
van een buitenlandsche mogendheid is
geen sprake. De Kommissaris van Politie
te Amsterdam informeerde te Berlijn,
en de informatieën waren ongunstig.
Bille had gevangenisstraf ondergaan
wegens deelneming aan eene vereeniging,
die onbeperkte gehoorzaamheid aan haar
chefs voorschrijft, en dergelijke vereeni-
gingen behooren tot de uiterst gevaar
lijke. De opname van Louise Kronauer
ten huize van den schoenmaker Honingh
gaf geen zekerheid, vooral daar die
schoenmaker zelf ter nauwernood het
hoofd boven water kon houden. Zoolang
de Min. aan het bewind is, zal de vreem
delingenwet niet toegepast worden in
den zin van verkrachting van hetasyl-
recht. Wat de uitleiding van vreemde
prostituées betreft, deze geschiedt in den
regel wegens gemis aan paspoort of
voldoend bestaan's middel. De Min. kan
niet toezeggen eene Rijkswet tot afschaf
fing van bordeelen. Hij acht zulk eene
wet ongewenscht, daar dan de veel ge
vaarlijker alléén wonende prostituées
zouden toenemen. Het is eene zaak, die
aan de lokale wetgeving moet worden
overgelaten. In zake het Neo-Malthusia-
nisme acht de Min. het eene daad van
goede politiek zich te onthouden, waar
inbraak zou gemaakt worden op de
vrijheid van konscientie. Intrekking van
de strafbedreiging tegen godsdienstleer
aars bij huwelijksinzegening kan de
Min. niet toezeggen, maar tegen een op
goede gronden berustend initiatief-voor
stel zou hij zich niet principieel verzetten.
Wederinvoering van de doodstraf is van
den Min. niet te wachten. Bij toeneming
van misdaden moet allereerst meer ge
zorgd worden, dat de misdadigers gevat
worden, voordat er sprake is ze tedooden.
Ware de Min. overtuigd, dat Gods Woord
hun dood eischte, hij zou als Kamerlid
geen dag wachten tot hel nemen van
het initiatief. Principieel debat over de
doodstraf komt thans niet te pas. Weder
invoering zou een groote stap achteruit
zijn op den weg der beschaving. Met
den heer Travaglino is de Min. het
volkomen eens, dat de notaris-wet moet
herzien wordendringend noodig is het
den stroom van Kandidaat-notarissen
te stuiten, niet door bestaansmiddelen
te beperken, maar door het examen
eenigen tijd te schorsen, en door ver
scherping der exameneischen. Zoodra
het vraagstuk van kinderberechting ge
reed is, zal een herziening van het Wetb.
van strafvordering worden ontworpen,
tegelijk met eene herziening van het
Burgerl. wetboek. In afwachting van de
regeling der Zondagswet kunnen geen
algemeene voorschriften toegezegd wor
den. Ten slotte betuigde de Min. dank
voor de welwillende ontvangst, hem ten
deel gevallen. Hij hoopt kracht te vinden
aan de verwachtingen te voldoen. Het
zal hem niet ontbreken aan ernstig po
gen naar gemeen overleg, in het belang
der nationale wetgeving en van het land.
De heer v. d. Zwaag was volstrekt
niet voldaan door 's Ministers antwoord.
Hij ontkende, dat de agitatie in zake
Hoogerhuis zou geworden zijn een soci
alistische agitatie. Aan de agitatie namen
veel niet-soeialisten deel. Hij kon de
rechters te Leeuwarden niet onpartijdig
noemen. Hij vond het niet grootmoedig
van denMin.datdeze overLouiseKronauer
gesproken had als van Bille's bijzit, en
naar aanleiding daarvan verdedigde
Spreker de huwelijken met de linkerhand.
Hy eindigde met eene motie voor te
stellen tot afkeuring van de handelingen
der autoriteiten, in zake de genoemde
uitzetting, en uitsprekende den wensch,
dat de Min. bevordere eene meer vrij
zinnige toepassing van de vreemdelingen
wet. De heer Heldt verdedigde krachtig
het Nieuw-Malthusianisme tegenover den
heer Brummelkamp, als een noodzakelijk
middel om de samenleving der arbeiders
in een huisgezin mogelijk te maken.
De Voorzitter verzocht niet langer over
deze zaak uit te weiden. De heer Troeletra
dankte den Min. voor diens mededeeling
en herhaalde zijn verzoek om eene
nieuwe instruktie van de zaak-gebr.
Hoogerhuis aan andere ambtenaren op
te dragen. Hij trok zijne motie in, daar
zijn doel bereikt wasdoor de vervolging
van de klacht van meineed toch is de
deur voor revizie geopend. De heer
Harte hoopt, dat deze Minister de her
ziening van het revizierecht zal tot stand
brengen, en verklaarde zich bevredigd
door 's Ministers toezegging om zich
niet te verzetten tegen een initiatief
in zake wijziging van het huwelijksrecht.
De heer Lieftinck kwam op tegen het
grove misbruik, dat tegenwoordig hier
te lande gemaakt wordt van verlotingen
door middel van prijsraadsels. Verder
wees hij op de noodzakelijkheid eener
nieuwe boterwet. De heer Brummelkamp
bestreed het neutrale standpunt van
den Min. in zake het Nieuw Malthu
sianisme, alsmede de verdediging van
den heer Heldt. De heer v. d. Velde
betoogde nog eens de wenschelijkheid
van de handhaving der Zondagswet. De
heer Drucker hield tegenover den heer
Mackay staande, dat het stelsel om
regeerings-kommissarissen te benoemen
voor de verdediging van wetsontwerpen
zeer aanbevelenswaardig is. Hij moti
veerde zijne stem tegen de motie-van
der Zwaag. De heer Makay bleef aan
dringen op een algemeene regeling tot
wering der prostituees, daar de uitgezet
ten uit de eene stad naar de andere
zullen gaan. De heer Lucasse repliceerde
nog even over de prostitutie kwestie. De
Min. van Justitie protesteerde ernstig
tegen het verwijt van partijdigheid, door
den heer van der Zwaag tegen de Leeu
warder rechters gericht. De instruktie
der zaak—gebr. Hoogerhuis geschiedt
nu buiten de politie-ambtenaren, en de
Officier van Justitie is een ander dan
die vroeger de zaak instrueerde. De Min.
verdedigde nogmaals de handelingen,
welke geleid hebben tot de uitzetting
van Bille en Louise Kronauer, en ver
zekerde, dat de aansporing in de motie-
v. d. Zwaag gelegen, voor de Reg. on-
noodig is. De Min. zal nagaan of er
iets gedaan kan worden, om het misbruik
van Loterijen te straffen. De boterwet
is nu niet te grijpen; zg zweefttusschen
Waterstaat en Binnenl. Zaken. Aan de
heeren Willinge en v. d. Velde beloofde
Min. acht te zullen slaan op de door
hen gemaakte opmerkingen. De heer
v. d. Zwaag trachtte zijne bewering, dat
de Leeuwarder rechters partijdig ge
weest waren, te verdedigen, en bepleitte
nog eens het goed recht zijner motie.
Het algemeen debat werd nu gesloten.
De motie v. d. Zwaag werd verworpen
met 72 tegen 3 stemmen, die van de
heeren van Kol, Troelstra en Tijdens
de voorsteller had verzuimd op de pre-
zentie lijst te teekenen. Art. 2 ambtenaren
van het departement) werd goedgekeurd
na een kort debat tusschen den heer
Mackay en den Minister. Bij de 3de
afdeeling (Hoog Militair Gerechtshof)
betoogden de heeren van Karnebeek en
van Vlijmen de noodzakelijkheid van
verhooging van de bezoldiging der leden
van dit gerechtshof. De Minister erkende
die wenschelijkheid, ook voor andere
rechterlijke ambtenaren. DeheerSmidt
trachtte te vergeefs van den Min. te
verkrijgen eene wetswijziging, waardoor
ook aktief dienende officieren benoembaar
zouden worden. De heeren Meesters en
Ferf bepleitten bescherming der zoet-
watervisscherij. De heer Tydeman wilde
afwachten, of niet de zoutwatervisscherij
bij de landbouwafdeeling zou worden
ingedeeld. De Minister antwoordde en
beloofde overweging. Aan den heer Ferf
gaf bij bevredigende verklaringen om
trent den strijden tegen de musschen.
De saccharine gaat bij enkele takken
van nijverheid meer en meer de suiker
verdringen, en als dit zoo voort gaat
zullen de rijksschatkisten daar de ge
volgen van ondervinden.
België, Frankrijk en Rusland hebben
reeds het hunne gedaan om zich tegen
zulke eventueele verliezen te dekken
door eene belangrijke accijns van het
artikel te heffen. In Duitschland zal het
er ook wel toe komen en zijn bij den
Rijksdag voorstellen ingekomen, om de
saccharine te belasten met tachtig mark
het kilogram. Daar het volstrekt niet
uitgemaakt is, dat geen nieuwe zoet-
makende stoffen, verwant aan saccharine
zullen ontdekt worden, heeft men die
der toekomst tevens in het wetsvoorstel
begrepen.
In Rumenië hadden vóór eenigen tijd
opstootjes plaats, waarbij de joden het
alweer ontgelden moesten. Het is nu
gebleken, dat de politie daarbij niet haar
plicht heeft gedaan. De consuls der ver
schillende mogendheden hebben thans
in deze eene aanklacht bij de regeering
ingediend. Of het veel zal helpen dat
het buitenland voor de joden in de bres
springt, kan ongeveer bepaald worden,
als men weet, dat de Rumeensche mi
nister van oorlog een wetsontwerp heeft
ingediend waarbij de joden zullen uit
gesloten worden van den krijgsdienst,
tegen welk ontwerp natuurlijk door de
betrokken personen protest is aangetee-
kend, omdat zij dan gelijk gesteld zouden
zijn met vreemdelingen, wat geenszins
de bedoeling der joden is.
Er gingen geruchten als zou er een
aanslag gepleegd zijn tegen den sultan.
De Turksche regeering verklaart alles
ten dezen opzichte voor verzonnen.
In den Amerikaanschen Staat Georgië,
waar onlangs een student overleed aan
ver-wondingen, bij het voetbal spelen be
komen, is, naar aanleiding van dat en
meer andere ongevallen, het voetbalspel
geheel verboden.
Tegen het verbod is echter geprotes
teerd, en wel door de moeder van den
jonkman, die bij het spel om het leven
kwam.
Die dame schreef een brief aan den
rector van den Senaat, waarin zij hem
verzocht, al zijn invloed aan te wenden
om te voorkomen, dat de dood van ha
ren zoon een argument zou zijn tegen
de athletische sport, waarin haar zoon
zooveel belang stelde en welke hg noo
dig achtte voor het bereiken van hooger
menschentype. „Het zou treurig wezen."
zoo besluit de moeder, „als de zaak,
welke hem zoo dierbaar was, door het
ofTer van zijn leven werd benadeeld."
Zg verklaart echter in te stemmen
met een geschrift van Dr. Herty, waar
in, tot vermindering van het gevaar,
eenige wijzigingen in de wijze van spe
len worden voorgesteld.
Dat Spanje met zijne buiten- en bin-
nenlandsche aangelegenheden geducht
in de war zit, is genoegzaam bekend,
alsook dat Amerika zich nog al veel
te veel naar den zin van Spanje
laat gelegen liggen aan de Cubaansche
zaken. Spanje acht zich gerechtigd en
volkomen in staat de Cuba-kwestiealléén
te regelen en het heeft dit aan Amerika
doen weten, wat echter niet vermag,
den opstand te beteugelen of de binnen-
landsche toestanden te verbeteren. Zelfs
zou het laatste wel eens aanleiding
kunnen geven tot binnenlandsche be
roeringen en daar deze de regeering
voor het oogenbük zeer ongewenscht
zijn, schrijft men Spanje het plan toe
om eenige afleiding in de omstandig
heden te doen ontstaan en daartoe oorlog
te zoeken met Amerika. Hoe dit de
gewenschte uitwerking zou kunnen
hebben, begrijpt men niet recht, tenzij
het de bedoeling der Spaansche regeering
is, zich er door van eenige meerdere
populariteit en wat meer sympathie te
verzekeren. Oorlogen als de boven be
doelde, die als men 't zoo mag noemen
uitgelokt zijn, vallen niet zelden uit ten
nadeele van den zwakste, den minst voor
bereide. Als de Spaansche regeering
hierbij maar eens geliefde te denken
aan den noodlottigen oorlog tusschen
Turkije en Griekenland, nu onlangs
geëindigd, waar het laatste land ook
een oorlog meende noodig te hebben.
Maandag bezochten de beide Koning
innen het Rijksmuseum te Amsterdam.
De tocht door Amsterdam had plaats
in een open kales en H.H. M.M. .werden
op enkele punten hartelijk toegejuicht.
Na een déjeuner in het paleis op den
dam werd door de koningin nogmaals
een bezoek aan het Museum gebracht.
Het bleek, dat het bezoek in verband
stond met de lessen in kunstgeschiedenis,
welke de Koningin sedert eenigen tijd
ontvangt. Te ongeveer kwart voor drie
uur had de terugkeer naar 's Gravenhage
plaats.
Bij de directie der Holl. Yzeren Spoor
wegmaatschappij moet het voornemen
bestaan den geldigheidsduur der retour
biljetten tot eene maaand te verlengen.
Onder het rundvee van T. Hoogen-
houdt, C C, Ringdijk te Haarlemmer
meer, is miltvuur geconstateerd. Eene