EEN MOEDERHART DOOK LIE8BETH VAN ALTENA. 30) In ylenden toestand verried zij alles wat Louis met voorbeeldige nauwge zetheid verborgen had gehouden. Zij schrikte van het schot. Zij drukte het bebloede hoofd tegen haar borst, zij kuste de wonde, zij riep luidkeels den zieltogende om te leven en te blijven voor haar 1 Zij bezwoer hem Papa's toestemming te verwerven, tot zij eens klaps Diane meende te zien, of van Mama hoorde, dat Diane Charles vrouw was, en zij zelve de deerlijk misleide de rampzaligste op aarde! In éénen adem door sprak zij van Tante Julie en Charles geboortedag, van de gerechten en den wijn, van de expres namens mevrouw Grevy, en van Louis' groote goedheid en rechterlijk overleg om haar voor schan de te bewaren. Louis zonk de vloer meermalen als onder zijn voeten wog, bij de angstige, vragende blikken van mevrouw Day. Hoe kon hij langer volhouden dat zij slechts ijlde en waanzinnige verhalen deed. Hij boog schaamrood het hoofd, maar de sidderende grootmoeder leg de er zegenend de hand op, toen hij van aandoening overweldigd op de knieën gleed naast de sponde der gefolterde lijderes. Hij had haar niet kunnen verlaten. Hij had gesmeekt mede te mogen waken en werd getuige van de radeloosheid van het arme kind, zelfs in hare bewusteloos heid. En de diepgeschokte oude vrouw, zegende de zware beproeving van haren zoon, omdat Tine's bekentenis niet door hem werd verstaan. Toen eindelijk een derde morgen aanlichtte werd zij bedaard stiller stiller en eindelijk geheel stil. Zij klaagde niet meer. Zij leed ken nelijk niet meer. Zij kende Louis niet meer, noch Grootmama, noch een der doktoren. Alleen Papa keek zij met een starren blik aan. Aller hoop her leefde. Daar verhief zich de koortshitte weder onverhoeds. Zij vloog in doods benauwdheid overeind; vier paar ar men waren nauwelijks in staat haar in het bed te houden, 't Was of zij eensklaps over reuzenkrachten kon beschikken. „Mama roept mijCharles roept mij 1" gilde zij. „Laat mij toch gaan Houdt mjj niet langer tegenO, Mama! mama, waarom hebt ge uw arm kind ook verlatenO, hoe heer lijk, heerlijk weder bij u te zijn In plaats van zich los te rukken gleed zij neder. Strekte beide armen uit, als zag zij hare moeder en zij vielen slap neder. Kalm wer den de schoone, verwrongen trekken. Tine Day de Grounouille was niet meer. De ontzettende schok van het plot seling einde, deed Philip duizelen als overviel hem een beroerte. Kramp achtig omklemde hij de spijl van het ledikant, nog trillend van de kracht waarmede de levenlooze was neer gegleden. Mevrouw Day gevoelde welke reu zenkrachten haar moesten steunen om zijnentwil. Een oogenblik rustten hare oogen op de uitgeteerde, de afgestredene, het overschot der zoo bloeiende roos van de „Eancy-fair." Even nam zij het lijk in hare armen, kuste de nog war me lippen en nauwelijks gesloten oogen de oogen der Yivian's Toen sloeg zij den arm om Philip heen en voerde hem naar een zetel. Zelden gevoelden geneesheeren zich zoodanig aangegrepen als bij dit onrerhoedsche en toch niet onvoor ziene einde. Zelfs zij, gewoon aan radeloosheid van aehterblyvenden, hadden geen enkel woord van troost voor dien va der en die grootmoeder. Een traan, en een innige handdruk was het eeni- ge teeken, ook voor den jongen man, in wien zij den bruidegom der schoone doode meenden begroet te hebben. De onmiddellijke overkomst der Brusselsche vrienden, de rouwbezoe ken, die van ochtend tot avond aan hielden en die de doktoren hadden geraden niet af te zeggen, omdat er afleiding noodig was, de algemeene deelneming in elk huis, waar Philip's naam steeds met deernis was genoemd, als het treurigste offer van denFranseh- Duitschen oorlog, noch het een noch het ander kon troost brengen, maar het ontrukte de zoo diep verslagenen aan zich zeivenhet ontnam hun de tijd om aan alles te denken, wat de zieke, in ijlenden toestand had verraden. Eindelijk eenigszins tot rust geko men, moest mevrouw Day er meer van weten, en zij nam Louis onder ver hoor. Het baatte hem niet langer iels te verbloemen, en nooit, nooit weende zij heeter tranen dan bij zijn beves tiging, dat zij de waarheid had gehoord. Zij herdacht het gewichtig gesprek met Philip en ondanks hare vereering voor Blanche's nagedachtenis, en hare liefde voor deze, ondanks hare poging om het te verzwijgen, werd zij open hartiger tegen Louis dan zij ooit tegen iemand was geweest. Hoe had zij tegen Philip's huwe lijk, tegen die mésaillance geijverd, om dien aanhang, om die beruchte zuster I Zij en geen andere had hunne arme Tine den doodsteek gegeven Daags van de ter aardebestelling, bijgewoond door geheel de aristocratie, boog zich een vrouwelijke gedaante in zwaren rouw voor een biechtstoel in dezelfde kerk, alwaar 's morgens een requiem was uitgevoerd door de vrienden van de „Fancy-fair," als laatste hulde aan een Tine Day de Grounouille, als gemeenschappelijke bede voor de rust harer reine ziel. En wie daar op dienzelfden dag hare vele afdwalingen beleed, onder tranen van innig berouw, noemde zich almede schuldig aan het afsterven van dat argelooze, schuldelooze, eenige kind van aanzienlijken huize. Zij smeekte den priester haar behulpzaam te zijn om hare verdere levensdagen te wijden aan goede werken, en haar in staat te stellen te vergoeden wat zij had misdreven in onbezonnenheid en wuftheid, vruchten van ledigheid waartoe zij haars ondanks was ge doemd. En ook zij moest leven 't Geheim dat sedert Tine's over lijden tusschen Grootmama en Louis bestond, bond beiden te nauwer aan elkander. Diens liefde voor Tine van den opgang zijner dagen af aan, hecht te Philip zijnerzijds evenzeer in dub bele mate aan den jongen advokaat, zoodat het zoowel hem als zijne moeder scheen, als ware een zoon en klein zoon de plaatsvervanger der zoo be treurde dochter en kleindochter. Zijne algeheele rechterlijke toewij ding aan „de vrouw in nood en ver drukking" opende Philip en zelfs de grijze moeder een nieuw veld tot gedachtenwisseling. Gaarne verbon den beiden zich, in naam van Tine, de knapen van Diane te laten op voeden. Op zekeren dag bracht Louis aan Diane niet alleen die vreugdetijding maar overhandigde hij haar tevens eenige geldswaardige papieren, die hem voor haar ter hand waren gesteld, door een vrouw van middelbaren leef tijd, almede rouwdragende over het zoo ontijdig geknakte leven. Als rechtsgeleerde had hij haar me nige dienst bewezen, voordat zij al het hare te gelde had gemaakt om als liefdezuster naar Indië te vertrekken, tot boete voor een verbeuzeld leven en het kwaad er in bedreven. HOOFDSTUK XXI. Drie volle jaren waren voorbijge gaan toen de abdis van het klooster, tot welks leden Julie behoorde, onder den naam van Zuster Eudoxia, deze in hoogst lijdenden toestand weder onder onder haar herbergzaam dak stond te ontvangen. Uitgeput door overmatigen arbeid en een inspanning, die haar physieke kracht verre overtrof, was zij in schier Bchijndooden toestand aan boord gedra gen. Die toestand in aanmerking geno men, verkeerde de lijderes, bij aan komst van het stoomschip in zóó rede lijken toestand, dat de waardige vrouw niet weinig verbaasd stond en recht verheugd zich gevoelden hare geeste lijke dochter aldus terug te zien. Rust was de eenige medicijn geweest, die Zuster Eudoxia zich zelve had voorgeschreven. Toch had men haar letterlijk moeten noodzaken er zich van te bedienen. Niet, dat zij in zoo hooge mate haar kracht had overschat, maar zij had die onwillekeurig uitgeput om er zwakken en lijdenden mee te verster ken. En dat reeds van den beginne aan, sedert een eerste zieke aan hare ver pleging was toevertrouwd, die in een schermutseling, een zware wonde had bekomen. Door dezen was zij met een natuurkracht bekend geworden, die haar schrandere geest en vlug begrip een gansch onbekende wereld ontsloot, en haar zichzelve deed vergeten, 't Was die zoo geheimnisvolle kracht van den wil, van het vertrouwen, van het geloof in nog ontwikkelde gaven, die in de menschelyke natuur in vollen overvloed aanwezig, steeds ongebruikt blijven, omdat zij, zich in vroegere eeuweD openbarend, aan den duivel werden toegeschreven, en om diens wille, gruwzaam vervolgd moesten worden. Door hare eigen patient ingewijd in die verborgenheid voor de massa, welke oogenschijnlijk slechts een wel doende hand, een liefdevol gemoed vereischt, om tot de gelukkigste re sultaten te geraken, had zij er zich met hart en ziel aan gewijd en eigen aanleg tot vollen wasdom doen komen, altijd volgens beweren van haren mentor. Sedert zij aan boord aan kracht toe nam, koesterde zij slechts één wensch, ééne bede: „dat het haar gegeven mocht zijn den rampspoedigen Day nog eenige levensvreugde te ver schaffen." Zij begreep zelve allerminst, wat haar gedurende geheel de reis, zoo aan hem deed denken, zoo geheel vervulde met den zoo geminachten vader eener Tine. Toch kon zij geen andere ge dachte koesteren, sedert zij in de zee haar graf niet meer vond, maar haar rechter. Van lieverlee begon zij te overwe gen hoe hem of de trotsche mevrouw Day de Grounouille te genaken, zonder bij hen bekend te zijn. En over die vraag tobde zij nog toen zij zich reeds van den bijzonderen welstand der oude vrouw had over tuigd. Intusschen was tot de abdis almede doorgedrongen, wat Zuster Eudoxia van een Indiër moest vernemen. Een boerenknaap uit Montaigut, een dorp in welks nabijheid het klooster zich verhief, genaB hopelooze kranken, door een kracht, die uit zijne geheele persoonlijkheid straalde, of uit zijne oogen en handen, of uit zijn innig geloof en vertrouwen, zoo telkens hij om de genezing van een lijder of lijderes bad. Die abdis had een zeer goede op voeding genoten en] had minder uit devotie dan wel om de hooge waar digheid, zoo juist passend aan hare hooge geboorte, de abdij zoeken te verkrijgen. Zij bleef belangstellen in alles wat in de wereldsche kriDgen voorviel, voor zoover als die voorvallen tot het gebied van denjgeest behoorden. Zij nam niet minder deel dan me vrouw Day de Grounouille, eene vrien din harer jeugd, aan alles wat licht verspreiden kon over de nog zoo weinig bekende, te min bestudeerde menschelyke! natuur. 't Was Zuster Eudoxia daarom be hoefte, [haar reeds dadelijk te spreken over het licht, dat in het Oosten voor haar was opgegaan, door een Indischen Christen, die zijne [Indische wijsbe geerte en occulte wetenschap, als eenmaal door hem beoefend, in zijn Christendom zocht te doen herleven, in de overtuiging dat ze volkomen bijeen pasten, en geenerlei reden be stond [beide te- scheiden. En ziedaar de abdis aanleiding genoeg gegeven om ook den wonderdoenden boeren knaap uit het nabijgelegen dorp, die honderden lijders tot zich trok, te gaan spreken. Zuster Eudoxia was]een zieke met verlof, alzoo een kloostergast, die aan geenerlei band was gebonden, en daar om van zins was binnen kort naar Parijs te gaan, om er de Day's, on der streng incognito, te naderen. Doch eene jeugdige lijderes in het klooster zelve, hield haar terug. De boerenknaap had zoovele bezoekers, dat hy zich niet naar het klooster had kunnen spoeden, en de lyderes zelve was niet meer vervoerbaar. De tering was haar laatste stadium reeds gena derd, en de geneesheer had het „hope loos" reeds uitgespoken. „Dat] [ik haar nog redden kon zuchtte zij, „en dat jonge leven aan den dood ontrukken, in ruil voor het zoo roekeloos afgesnedene 1" En zy herdacht de arme Tine, Blanche's dochter, die zy „te laat" werkelyk lief had gekregen. Den volgenden dag aanvaardde zij reeds haar taak by de lyderes. Geen week later en er openbaarden zich reeds gunstiger verschynselen. Zuster Eudoxia wist haar te doen rusten, en den toestand van voortdurende over spanning van lieverlee in een meer kalmen te doen overgaan. De hevige benauwdheden verminderden, de koorts nam af, en de geneeskundige stond verbaasd Na een maand was de „hopeloos" verklaarde zieke gered, doch naar gelang zij aan kracht toenam, moest zuster Eudoxia zich weer gaan ont zien, om niet aan een tweede uitput ting harer levensfluide te bezwijken. De geneesheer sloeg haar met toe nemende belangstelling gade. Op de hoogte zyns tyds, en niet minder op die der onderzoekingen en proefnemin gen zijner collega's, en de academie vrienden te Parys, begreep hjj al spoedig, welk soort van wonder door zuster Eudoxia aan zyne patiënt was gewrocht. Sedert ontstond er tusschen den ge leerden man en de ongeleerde vrouw, een gedachtenwisseling, dieniet alleen ten voordeele der laatste kon zyn, maar evenzeer ten bate van den eerste. Hij zag de proefnemingen van collega's onder zyne oogen bevestigd. (Wordt vervolgd.) Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1897 | | pagina 6