jiojsafetn san 'uomuojj
afsiocu joq joni uofluof nap jbbt; j uagaz uftjq//
:ap[EBqiaq bsj jooa Ijq oip
edo napaooAv azap jojqop apno ap Sum qftjapnig'
i8I
186
Plotseling greep hij met zijne hand naar zijn hoofd
men zag den adjudant zich voorover buigen en hem
onderzoekend monsteren. Op 't volgende oogenblik had
Örner zijn paard vlak naast dat van den Overste ge
bracht, nog juist bij tijds om diens neervallend lichaam
in zijn armen op te vangen.
Von Below was door een herhaalde beroerte getroffen.
Enkele uren later was hij stervende.
Men had Isa laten roepen. Zij zat nu naast het bed,
de verlamde hand van den stervende in de hare. Of
hij het voelde Of hij haar kende Stil en onbewegelijk
lag hij daar uitgestrekt, alleen de angstig zoekende
blik getuigde dat hij nog leefde.
Zij boog zich tot hem over en hare beschreide wang
tegen zijn gelaat leggend, in een drang tot verzoening,
koesterde zij den innigen wensch dat hij, als de laatste
herinnering aan deze wereld, het nesef eener liefkoo-
zende beweging van een meuemensch mocht medene-
men naar die onbekende ruimte aan gene zijde van
het graf.
Een oogenblik scheen zijn oog meer bewustzijn te
verraden van hetgeen er in hem omging en zijne lip
pen bewogen zich flauw alsof hij trachtte te spreken.
//Och, luister naar hetgeen hij zegt," smeekte Isa
de om het ziekbed staanden, //ik zou 't zoo gaarne
willen, maar ik kan hem niet verstaan."
De regiment-arts, een ernstig man met grijze haren,
bukte zich over hem heen; hij legde zijn oor dicht
bij de lippen van den zieke. Het duurde nog lang eer
de zenuwachtig trekkende mond in staat was enkele
verstaanbare woorden te stamelen.
KLEINE SVEN.
Waarschuwend en dringend, onvermoeid alsof niet»
in de wereld ze tot zwijgen zou kunnen brengen,
luidden de klokken en riepen tot de godsdienstoefe
ning op. Het was Pinksteren. En een van de heer
lijkste Meidagen met jong groen en bloeiende heesters
tegen de heuvelen aan, met vogelengezang en wazig
getinte zomerwolkjes tegen het zonnige, stralende
hemelsblauw. Zelfs eenige anders trouwe kerkgangers
verzuimden hedende lente, die bekoorlijke jonge
maagd, noodigde op hare beurt de menschen tot een
tocht naar buiten om te laten zien hoe ver zij reeds
gevorderd was met haar weefsel van lichtgroen en
zonnegoud, met bouquetten van viooltjes en madeliefjes,
een in lichte, teedere kleuren gewerkt kleed, dat be
stemd was om de sporen van den winter te bedekken,
die hier en daar in het hooge Noorden nog waren
achter gebleven.
Jonge heeren haalden hier ruimer adem na den
arbeid der week aan de lessenaar, in de boeken of
in den winkel. Zij deden een voetreis naar de eerste
pleisterplaats en lieten zich, na de wandeling, een
krachtig ontbijt goed smaken. Geheele gezinnen togen
met kinderen en spijskorven het bosch inen de school
jeugd uit den omtrek, zoowel meisjes als knapen, bracht