Mpöomen m[jn leermeester.
Uit het Fransch
VAN
JEAN DE LA BRÈTE.
17)
Ik was er van overtuigd, en ge
loofde stellig, dat het mij gemakkelijk
zou vallen, mijn indrukken te ver
bergen, hoezeer ik ook gewoon was
ze iedereen naar 't hoofd te slingeren.
Ik doorleefde een van die momen
ten van verbittering, waarin de vreed
zaamste mensch aanvechting gevoelt
iemand te wurgen of iets te breken.
Het gemoed, dat zich niet kan
luchtgeven in tranen wil zich uiten,
op welke wijze dan ook, en ik nam
mijn toevlucht tot mijn steenen pop
petjes, wier grinnikende, lachende
facies mij plotseling hatelijk en be
spottelijk schenen. Dadelijk smeet ik
ze uit het venster en ondervond een
bitter genoegen toen ik ze in de laan
hoorde stuk vallen.
Maar oom, die juist voorbijging,
kreeg er een op zijn eerbiedwaardig
hoofd, dat gelukkiger wijze door een
hoed gedekt was, en, dit tegen alle
regelen der etikette vindend, gaf hij
zijn ongenoegen daarover in krachtige
termen te kennen.
Wat voor den duivel voer
je nu uit
Ik gooi mijn steenen poppetjes
uit 't raam, oom, riep ik en kwam
vlak voor 't venster, waarvan ik
een eindje af was gaan staan om
meer kracht te zetten.
En is dat een reden om mijn
hoofd te verbrijzelen
Duizendmaal excuus oom, ik
had u niet gezien.
Ben je stapelgek geworden,
waarde nicht? Waarom breek je die
poppetjes'?
Zij vervelen mij, waarde oom
zij maken mij ongeduldig en zenuw
achtig, ziedaar de rest."
Ik expedieerde er vijf tegelijk,
en, plotseling het venster sluitend,
liet ik mijnheer de Pavol razen tegen
nichten en hare nukken, en tegen
de wanorde in zijn tuin.
's Avonds beknorde hij me, maar
ik luisterde in de grootste onver
schilligheid toe. Het was een arm
zalig sermoen, dat te midden mijner
ernstige bekommeringen het effect
had van een zeepbel, die op 't hoofd
uiteenspat.
Na den eten ging ik naar mijn
kleine steenen poppetjes zien die
naargeestig terneer lagen. Gebroken!
vernietigdprecies als mijn illus-
sies en mijn geluk, dat ik voor eeuwig
vervlogen rekende.
XIV.
Misschien verbaast men zich over
mijn gebrek aan doorzicht, maar
waar is hij, die, zonder nog, evenals
ik, zijn zestien jaren tot zijn veront
schuldiging te kunnen bijbrengen, niet
ten minste ééns in zijn leven bewijs
heeft geleverd van ongelooflijke ver
blindheid? Ik zon wel eens willen
weten, of er een man bestaat, die
zich zelf nooit eens voor dom heeft
uitgemaakt, bij 't ontdekken van een
feit, dat hij een tijdlang niet had
opgemerkt, en dat toch zeer gemak
kelijk te zien was geweest? Ach,
het is zoo gemakkelijk te zeggen,
dat men doorzicht heeft, en even
gemakkelijk om het te toonen, wan
neer men u de puntjes op de i zet
Het was nu een ware kwelling
voor me, te zien hoe mijnheer de
Conprat alle mogelijke gelegenheden
te baat nam om Reine teedere atten
ties te bewijzen, terwijl ik er zeer goed
de verborgen drijfveer van kende.
Wat weende ik in stilte! maar nooit,
geloof ik, legde ik tegenover Juno
veel jaloezie aan den dag. Mijn hemel,
neenIk was een jong schepseltje,
dat innig, hartstochtelijk liefhad,
maar in mijn liefde mengde zich
geen schaduw van wilde passie. Alleen
was ik voortdurend verbitterd op
mijnheer de Conprat. Hij was de
zondebok, op wien ik mijn boos
humeur en smart verhaalde, dat
spreekt van zelf. Ik hield niet op
hem te kwellen en zuurzoete dingen
te zeggen. Daarna vluchtte ik dan
altijd naar mijn kamer, waar ik alleen
spraken uitboezemde en met groote
passen op en neer liep.
„Hoe verstandig op een vrouw
verliefd te worden, wier aard zoo
weinig met die van je-zelf overeen
komt. Hij zoo vroolijk, zoo praat
ziek, even praatziek als ik, zeker;
en zij ernstig, stil, slavin der etikette,
terwijl hjj die etikette vrij vervelend
vindt, dat weet ik heel goed. Wij
zouden zoo goed bij elkaar passen.
„Dat hij dat niet heeft ingezien!
Maar Blanche is even goed als mooi
hij kent haar al lang en, ten slotte
de liefde laat zich dan toch ook niet
dwingen."
Maar al die mooie redeneeringen
gaven mij al bitter weinig troost.
's Nachts lag ik te snikken in
mijn bed en ondanks mijn voornemen
om zorgvuldig mijn gevoelens te
verbergen, verbaasden zich na een
week of twee zoowel do bewoners
als de gewone bezoekers van le Pavol
over mijD fantastische grillen.'sMor
gens was ik zoo vroolijk, dat ik wel
uren achtereen kon lachen, 's avonds
zette ik mij droefgeestig aan tafel en
bewaarde een diep stilzwijgen.
Deze stilte, zoo strijdig met
mijn aard, verontrustte mijnheer de
Pavol zeer.
Wat gaat er toch om in je
hoofdje Reine?
Niets oom.
Verveel je je? Wil je een
reisje doen
„O, neen. Ik zou le Pavol niet
graag verlaten.
Maar wanneer je bij de mee
ning blijft, dat je zoudt willen trou
wen, dan ben je daarin vrij. Ik ben
geen tyran. Heb je soms spijt dat
je een der aanzoeken hebt afgewezen,
die elkaar in den laatsten tijd zoo
snel zijn opgevolgd?
Neen, oom, ik heb dat idéé
laten varen, ik wil niet trouwen.
Deze ongelukkige vragen kwelden
mij nog meer. Ik kon niet hooren
spreken over trouwen, zonder lust
te krijgen te gaan weenen. Al drong
mijnheer de Pavol mij niet, een aan
zoek aan te nemen, hij maakte mij
opmerkzaam op de vooideelen van
elke partij, en stond er op, dat ik
ten minste mijn aanbidders zou leeren
kennen. Hij was zelfs onmiddellijk
bereid zoo'n aanzoek als een buiten
gewoon geval te qualificeeren, en
onder de talrijke ontdekkingen, die
ik dagelijks deed, verwonderde de
inkonsequentie van oom mij nog het
minst. In den grond van zijn hart,
geloof ik, zag hij een beetje op tegen
de leiding mijner ziel waartoe hij
zich verplicht had. Maar hjj liet
mij volkomen vrij en nam er een
voudig genoegen mee eenige aanzoe
ken af te slaan, op grond mijner over
wegingen, die kant nog wal raakten.
„Waarom heb je dan zoo dikwijls
gezegd, dat je hoe eer hoe liever
getrouwd zoudt zijn, Reine?" vroeg
Blanche.
Ik trouw niet, vóór ik hem krijg,
dien ik liefheb.
En wien bemin je dan?
Dat weet ik nog niet, zei ik.
en 't was me, of mijn keel werd
toegeschroefd. Blanche nam mijn ge
zicht tusschen hare handen en zag
mij belangstellend aan.,
Ik zou in 't diepst van je hart
willen lezen, Reine. Heb je iemand,
Gedrukt bij DE
lief? Is het Paul?"
Dat zweer ik je van niet, zei
ik, mij uit hare omhelzing losmakend,
ik heb niemand lief, en als ik een
maal iemand bemin, dan zal ik het
jou onmiddellijk zeggen.
Wanneer de dood niet zoo'n ver
schrikkelijk ding was, dan ben
ik zeker, dat men mij op dat mo
ment eer zou hebben kunnen dooden,
dan mij tot de bekentenis te bren
gen van mijn liefde voor een man,
die een andere vrouw beminde, te
meer, daar die vrouw mijn nichtje
was. Gelukkig was er noch sprake
van de galg, noch van de guillotine,
waarvan 't gezicht alleen mijn stoïcis
me al zou hebben te niet gedaan.
Ik doe net als jij, Blanche, ik
wacht."
Ik heb niet hetzelfde succes
als mijn wolvinnetje uit la Buisson, zei
ze lachend. "Vijf aanzoeken te gelijk
Praat er mij niet meer van,
smeek ik je, dat vermoeit me, dat
verveelt me en dat maakt me nog dol.
Ongelukkigerwijze kwam plotse
ling een zesde aanbidder, die de zeld
zaamste hoedanigheden, de buiten
gewoonste en volmaaktste eigenschap
pen bezat, 't getal nog met één ver
meerderen. Helaas, ik oogstte wat ik
gezaaid had, want, van 't oogenblik
af, dat ik mijn intree deed in de
wereld had ik er voor gezorgd er
vooral ieder mee in kennis te stellen,
dat ik van plan was zoo spoedig
mogelijk in 't huwelijksbootje te I
stappen.
Oom liet me roepen, en wij hadden
een lange conferentie samen.
Reine, mijnheer Le Maltour
dingt naar de eer, je ten huwelijk
te vragen.
Wel mag 't hem bekomen!
Staat hij je aan?
Niet in 't minst.
Waarom niet? Geef mij rede
nen, gegronde redenen; die van on
langs, voor de partijen, welke je
zonder slag of stoot hebt geweigerd,
beteekenden niets.
Zij waren niet presentable, die
partijen van u oom.
Laat eens zien. Mijnheer de
P een uitstekend mensch.
Een man van in de dertig
Waarom geen aartsvader?
En mijnheer C
Die heeft zoo'n afschuwelijke
naam.
Mijnheer N dan, een ver
dienstelijk jongmensch, zeer intelli
gent.
Ik heb zijn haren geteld. Hij
heeft er op zes-en-twintigjarigen leef
tijd niet meer dan veertig.
Zoo en de kleine D
Ik houd niet van de bruinen.
En 't is een groote nul. Eenmaal
getrouwd, zou hij zijn figuurtje, zijn
dasjes en mijn bruidschat bewonderen,
voila tout.
Ik geef het op. Maar om op
baron Le Maltour terug te komen
Wat heb je tegen hem?
Een man, die nooit anders dan
de quadrille met mij gedanst heeft,
omdat ik niet in drie tempo's wals!
riep ik verontwaardigd.
Ernstige grief! Reine, ik her
haal het, ik vind het verschrikkelijk
om zoo jong te trouwen; maar on
danks je bruidschat en je schoonheid,
zal zich misschien nooit weer een
partij voordoen zooals deze. 't Is
een knappe jongen, ik heb de beste
informaties aangaande zijn karakter
en zedelijk gedrag; een onnoemelijk
fortuin, een titel, een eerbiedwaar
dig, oud geslacht
O ja, een stamboomzooals
Blanche zegt, viel ik minachtend in
den rede. Ik heb een afschuw van !i
voorouders, oom.
Waarom
Menschen die alleen dachten
aan vechten en zich den neus te
laten afkappen Hoe idioot
LOOSJES, te Haarlem.
Welnu, ik weet, dat de grif
fier van de rechtbank te V ook
épris van je is; hij heeft geen stam
boom; zal ik hem zeggen, dat om
deze reden Mejuffrouw de Lavalle
bereid is met hem in 't huwelijk te
treden
Houdt mij niet voor den gek,
oom, u weet heel goed dat ik patri-
otisch ben tot in de toppen van
mijn nagelszei ik, en nam met
een de gelegenheid waar, mijn handje
en de uiteinden van mijn mooie smalle
vingers te bewonderen.
Dat geloof ik best, ten minste
als je uiterlijk mij niet bedriegt. En
nu, lieve kind, luister nu eens goed
naar me. Je kent mijnheer Le Mal
tour niet voldoende, om een oordeel
over hem te kunnen vellen, en ik
sta er absoluut op, dat je hem eerst
een paar maal ziet alvorens een de
finitief antwoord te geven. Ik zal aan
Mevrouw Le Maltour schrijven, dat
de beslissing van jou afhangt, en dat
ik haar zoon toesta op Le Pavol zijn
opwachting te komen maken, wan
neer het hem goed dunkt.
Heel goed, oom, het zal zijn,
zooals u verlangt.
Vijf minuten later doolde ik door
de bosschen, ten prooi aan de hef
tigste gemoedsaandoening.
„Staan de zaken zoo!" zei ik tot
me zelf, terwijl ik op mijn zakdoek
beet om mijn snikken te bedwingen
„nu, hij zal goed ontvangen worden,
die mijnheer MaltourIk wil, dat
hij binnen vier dagen uit mijn be
staan is verdwenen. En oom, die
niets ziet en niets begrijpt
Ik vergistte me. Oom zag zeer
scherp, ondanks mijn veinzerij, maar
hij handelde zeer wijs. Hij wou mijn
heer de Conprat niet beletten zijn
dochter lief te hebben en af te zien
van den droom, dien hij en de kom-
mandant reeds lang koesterden. Bo
vendien meenende, dat mijn gevoel
niet diep ging en er veel kalverliefde
door liep, vond hij, dat het beste
middel om mij van dien gril te ge
nezen zou zijn mijn gedachten te be
palen bij een man, die, mij bemin
nende, zich zou weten te doen bemin
nen, ingevolge het axiomaliefde
verwekt liefde.
Die redeneering nu, zou volkomen
juist zijn, als zij niet van een totaal
verkeerd standpunt uitging.
Twee dagen later kwamen Me
vrouw Le Maltour en haar zoon op
Le Pavol aan, een glimlach om de
lippen en de hoop in 't hart. De
voortreffelijke vrouw zei me meer
dan honderd lievigheden, waarop ik
met duisteren blik en opgetrokken
wenkbrauwen antwoordde.
De baron was een goeie jongen
neem me niet lcwaljjk, ik wil daar
mee niet zeggen, dat hij onnoozel was,
in 't geheel nietHij was intelligent,
geestig, maar nog pas drie-en-twin
tig jaar oud! Hij was bedeesd en
uitermate verliefd, hoewel deze laat
ste eigenschap hem niet 't hoofd op
hol bracht; maar ik had nu eenmaal
't booze besluit opgevat het hem kwa
lijk te nemen.
Den volgenden dag kwam hij ons,
zonder zijn moeder, bezoeken en
trachtte hij een gesprek met mij aan
te knoopen.
Spijt het u, dat het seizoen ten
einde is, juffrouw
Ja, gaf ik ten antwooord op
even ruwen toon als Suzon.
Hebt gij u onlangs bij de X',
geamuseerd
Neen.
't Was toch in één woord
schitterend. Wat hadt u een lieve
japon aan. Houdt u van blauw?
Ja natuurlijk, anders zou ik 't
niet dragen.
Mijnheer Le Maltour kuchte even
tjes om moed te scheppen.
(Wordt vervolgd).