ORANJE EN NEDERLAND. iNo 70 Twintigste Jaargang. Uitgave van DE ËBVEIN LOOSJES, Gedempte (Judegracht 88. TELEPHOONNUMMEK "TT A A JW® f Ij1 TV/T Lï TELEPHON1SCHE VERBINDING 144 XX XI XI XV» XJ Jjj XTX O \J> XX met Amsterdam nTEHTUll ABONNEMENTSPRIJS: van WOENSDAG 31 Augustus 1898. VERSCHIJNT- por drie maandent —,25. franco p. post —,40. Prijs per Advertentie van 1-5 regels 10.25, eikeregel Dinsdag- en Vrijdagavond, kfionderlljke nommers 3 centen per stnh meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte. Advertmtiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. vochten grondgebied, niemand zal dit kunnen verwachten in een landje gedurende tachtig jaren lijdende en strijdende voor recht en vrijheid. Maar ontkend kan niet worden, dat de zeven provinciën in vele opzichten Europa verre vooruit waren in wetten en zeden en dat de ondernemingsgeest een vlucht had genomen, welke het buitenland achting afdwong en de welvaart tot een meer dan gewone hoogte deed stijgen. Die ondernemingsgeest, ge boren uit de resultaten van een meestal gelukkig gevoerden oor log en de hartelijke medewerking van onze Orarijes, dreef tot zoeken naar en vinden van nieuwe wegen voor den handel, om welke voor eigen land en volk te verzekeren onze vestiging in den Indischen Archipel noodzakelijk was. Schat ten bij schatteD, welke in niet geringe mate der nationale nij ver heid ten goede kwamen, vloeiden en wareD ook soms wel oorzaken van later verval en van het ont staan van eene geldaristocratie, die op haar beurt weer oorzaak werd van familie-regeering en de gevolgen daarvan, doch niettegen staande dezen hoog opgevoer- den burgergeest bleef steeds het Oranje-huis in hoog aanzieD, zelfs zoo, dat waar het volk werkelijk te klagen had over willekeur en aanranding der diep gewortelde gevoelens van recht en vrijheid, telkens een Oranje het onbegaan baar geworden staatspad moest effenen. De aangeboren staat- manswijsheid der Oranjes was volgens de volksopvatting in staat om recht te maken wat krom was en zoo wortelde het onder ling vertrouwen zich in den loop der tijden tusschen Volk en Vorst. Inmiddels waren in het Va derland door de bovengenoemde feiten misstanden en misbruiken on tstaan, die verbetering eischten, doch aan welke de toenmalige Stadhouders al heel weinig kon den veranderen, aangezien de hef boom tot het goede lag buiten hun bereik. De groote steun van onze macht was gelegen in onze vloot; zij was achterlijk geraakt bij die van het naijverige Enge land. Wat de Stadhouder Willem V ook aanvoerde, de hefboom tot verbetering, kapitaal, werd niet beschikbaar gesteld. Engeland profiteerde van den toestand en deed ter zee wat hem goed dacht. Het gevolg was nu ook stoffelijke achteruitgang. Toen kwam de Pransche om wenteling. Lang te voren was zij voorbereid, in de eerste plaats door eene aaneenschakeling van regeeringsdaden. En er waren door de groote geesten theorien verkondigd, die, voor een groot deel niet uitvoerbaar, juist hierdoor ingang vonden bij het volk. De zwakke KoDing Lodewijk XVI, steunende op zijn Koningschap bij Gods Genade, moest het leed der bevolking misgelden. Hij stierf als offer der zaak van verlichting en vooruitgang. Ook hier te lande, waar zooveel te verbeteren viel, vonden de Fransche denkbeelden ingang. De gevolgen kent men. Fransche invloeden verkregen de bovenhand. Oranje, niet langer in staat om in de bestaande omstandig heden zijn vaderland van dienst te zijn, vertrok met zijn gezin naar Enge land. Het tijdperk van achttien jaren van 1795 tot 1813 was wel het treurigste, dat ooit in onze gewesten doorleefd was, want de Franschen maakten gebruik van de middelen waarover het land beschikte en dit zoo- Toen den 31 Augustus 1880 onzen Konirg eene Dochter werd geboren en daarmede deD alouden stamboom van Oiarje Nassau eene nieuwe loot was aangebracht, was er groote blijdschap in Nederland. Was niet in den loop der laatste jaren het voormaals bloeiende Vorstenhuis geslonken tot op twee vertegenwoordigers, onzen Willem III, en 's KoniDgs eenig over gebleven jongsten Zoon, Prins Alexander, de vermoedelijke troonsopvolger! Nederland kon toen nog niet recht beseffen, welk een schat het in dit Kind bezat. Zonder Haar toch zou, na den dood van Prins Alexander in 1884, de kroon van Nederland na een niet ver ver wijderd tijdperk gedragen worden door eenen, niet in de rechte lijn afstammende van onze drie koningeD, die sedert 1813 met waardigheid, overeenkomstig de wetten des lands en de wenschen der bevolking met toewijding het hunne hadden toegebracht aan het algemeen vaderlandsch belang. Toen Koning Willem I in 1840 afstand deed van de regee ring, telde het Oranjehuis drie hoofden van elkaar opvolgende geslachten, van deze en van hunne zonen was Koning Willem III in 1884 de eenig overgebleven man nelijke nakomeling; geen wonder dat de natie al haar hoop vestigde op het toen vierjarige Kind, naar menschelijke berekening aange wezen om eenmaal den scepter te voeren over het Nederlandsche Volk. Met belangstelling volgde de natie de ontwikkeling der Kleine zooals zij opgroeide onder de zorgen van Koningin Emma, de liefdevolle, verstandige moeder vanonseenigovergeblevenOranje- kleinood. En toen in 1890 de Koning stieif, kon hij rustig zijn, want het Nederlandsche Volk had op Zijn gezin overgedragen al de liefde, al de aanhankelijkheid, welke het steeds Zijn Huis had betoond. Gedurende 1890 tot heden groeide de jonge Koningin op onder voogdijschap van Hare Moeder en onder onmiddellijk toe zicht van den Raad van Voogdij tot eene bekoorlijke jonkvrouw, toegerust met alle hoedanigheden welke eene Koningin behooren eigen te zijn. Thans is de dag daar, waarop de Koningin meerderjarig is. De Natie heeft dien stond met zorg verbeid, met blijdschap verwacht. Met zorg en vreeze verbeidwant aan hoevele gevaren staat het jonge menschenleven bloot en wat velerlei invloeden kunnen inwerken op een jeugdig gemoed, op een Vorstenkind! Met blijd schap verwacht, want het Volk heeft het Koningschap lief, ziet nog steeds daarin het symbool van het volksbestaan en wel onder een Koningschap uit het aloude Stamhuis, sedert ruim drie eeuwen de steun, de roem der Natie. Nederland en Oranje hebben na eene vereeniging van meer dan drie honderd jaren te wijzen op een schoon verleden. De onderlinge band, ge weven door den mannelijkeD, immer sympathieken Willem I en een door Spaanschen overmoed veel getergd volk, steeds hechter geworden onder- zijne opvolgende Zonen Maurits en Frederik Hendrik, heeft geleid tot den onafhankelijken Nederlandschen Staat, een land van welvaart door vrijheid van geweten, ook in ruime mate het deel van allen, die in de Lage Landen aan den Zee de vrijheid zochten, welke in eigen kring, in eigen vaderland niet was te vinden. Dat de toestanden volmaakt waren op ons pas vrijge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 1