Hos de Waarheid haar eigen geschiedenis vertelt, Vit het Engelsch VAN EDNA LYALL. 4) Toen hij weggeleid werd was er niemand anders in de straat te zien als een groot aantal gendarmes. Deze hadden echter dag en nacht de ronde gedaan, sedert de ontdekking van de zoogenaamde „samenzwering"deze bestond in het aanplakken van zekere dwaas gestelde geschriften. Waar- schijnlijk was dit het werk van eenige heethoofdige jonge Turken, die diep verontwaardigd waren over het wan bestuur, waaronder zij leden, maar natuurlijk werd deze beleediging door de autoriteiten dadelijk aan de Ar meniërs toegeschreven. Kaspar was daarom in het geheel niet verbaasd, toen hij zag waar hij gebracht werd ook verwonderde hem zijne arrestatie niet, want hij wist, dat hij min of meer onder verdenking lag, sinds hij den vorigen zomer Loossik uit de handen der Kurden had bevrijd. Maar wel zag hij tot zijne verwondering en zijn schrik bij zijne aankomst in de gevangenis, dat Kemalian ook gear resteerd was. „Het is precies gegaan zooals ik u voorspeld had," zeide deze, zijn hoofd verdrietig schuddend; „zij zul len in de eerste plaats een aanval doen op het onderwijs hier; zij zul len trachten dit te bemoeilijken en te verhinderen. De leeraren zullen als slachtoffers vallen, zooals het ge gaan is met die in Bulgarijë, en nog ergere dingen zullen volgen. „Hudahadelu Chenk!" (wij moeten niet wanhopen), zeide Kaspar, en uit zijne donkere oogen straalde een licht van hoop en moed, dat de dompige gevangeniscel scheen te verhelderen. In het begin hadden zij nog'reden, om op eene spoedige bevrijding te hopen; er werd niets, dat van ver raad getuigde onder hunne papieren gevonden, maar toen de lange een tonige dagen voortkropen, werd Kas par hoe langer hoe mismoediger. Yoor het moment hadden zij geen groote ontberingen te verduren. Te gen betaling konden zij van hunne bewakers voedsel en de noodige klee- ren krijgenmaar de volstrekte een zaamheid was wel een groote ramp voor hen. Zij werden in afzonderlijke vertrekken opgesloten en ofschoon Kaspar, die dat niets doen ondraag lijk vond, herhaaldelijk om boekon en schrijfgereedschap vroeg, kreeg hij die niet. De Gouverneur antwoord de onveranderlijk: „Ge zult het krij gen," maar naar Turksche gewoonte werd de belofte niet gehouden. De eenige afleiding, die hij had, was naar het gepraat van de gevangenen in eene aangrenzende cel te luiste ren, en verscheidene malen hoorde hij, hoe de beambten beloofden hen vrij te laten, wanneer zij alleen maar wilden zeggen, dat de twee professoren op roermakers waren. Soms kon hij niet nalaten te lachen om het contrast tusscheu de herhaalde klagende be tuiging der gevangenen: „Maar wij weten niets slechts van hen!" en de mooie, aanlokkelijke beloften der sluwe Turken, wanneer zij den armen kerels voorlogen, dat de Sultan liet zeggen, dat hij hun vergeven zou wanneer ze tegen de professoren ge tuigden. De eenige andere uitkomst in zijne eenzaamheid waren de herhaalde verhooren, die hij ondergaan moest voor den grooten Reshed Pasha, die hierheen was gestuurd om de zaak te onderzoeken. Deze man, aan wiens genade 't geheele district was over geleverd, was een moordenaar en een oude bandiet. Hij kende lezen noch schrijven, had van New-York nooit gehoord, en vroeg naar aanleiding van eenige geschriften van Kaspar, die in Venetië waren uitgekomen of Venetië niet eene stad in Engeland was! Telkens als Kaspar vóór hem gebracht werd, zeide hij onverander lijk: „Kom Seferian, beken nu alleen maar, dat gij de plakkaten hebt ge schreven, dan zal de Sultan u gratie verleenen." „Maar ik kan toch niet bekennen, wanneer ik 't niet gedaan heb?" zeide Kaspar dan kalm. „Zij zijn met een hectograaf ge schreven en er is een hectograaf aan uwe school. Gij moet het dus gedaan hebben" beweerde Reshed Pasha. „Onze hectograaf is anders niet de eenige in 't land," antwoordde Kaspar glimlachend. „Hij is niet van mij en ik heb er nooit van mijn le ven meê geschreven." Dikwijls waren de verhooren hoogst vermakelijk, hoewel Kaspar na afloop, wanneer hij weer alleen was, zich wanhopig kon gevoelen bij 't denk beeld, dat hij geheel in de macht was van dien onmenschelijken schurk. Ten laatste werd den professoren gezegd, dat men overtuigende bewij zen van hunne schuld had en kwam er een einde aan de bespottelijke verhooren. De twee professoren moch ten nu samen in ééne kamer wonen en 't was een heele troost voor hen, een vriend te hebben om mee te praten. Zoowat twee weken lang hadden zij nogal niet te klagen, alleen veroorzaakte natuurlijk de onverdiende gevangenschap hun veel leed. Maar spoedig kwam er een groote omkeer. De twee Armeniërs werden eens op een nacht uit hun slaap gewekt en uit hunne cel gevoerd. Een oogen- blik dacht Kaspar, dat zij vrijgelaten zouden worden en zijn hart klopte onstuimig van vreugde, maar spoedig werd hem deze schoone illusie be nomen. Zware houten handboeien, die elke beweging onmogelijk maak ten en zóó nauw waren, dat zij de huid openhaalden, werden om hunne polsen vastgeklonkendaarop bracht men hen in eene open kar en voerde ze weg van de gevangenis door den eenzamen verlaten streek. De maan bescheen helder de sneeuwvlakte, 't was bijna zoo licht als overdag. Kas par, die zijn bewustzijn had verloren door de pijn, toen zijn knellende boeien waren aangedaan, kwam wat bij, toen de scherpe ijzige wind over hem streek. Al heel gauw werd die koude zijn grootste vijand, maar in 't begin herleefde hij er door. Hij ging rechtop zitten en keek om zich heenin de verte kon hij de stad zien, waar hij drie jaar ge leden zoo vol goeden moed, zijne werkzaamheid als leeraar was begon nen, de stad waar Oliver Neave en al zijn andere vrienden zich misschien ongerust maakten over 't lot der twee professoren, waar Lapo waar schijnlijk zat te janken om zijn af wezigen meester, en waar hom zeker wel brieven van Eaith wachtten. Hijgende klemde hij de tanden vast op elkaar, en keek een anderen kant uit. Grillige onregelmatige bergen staken scherp af tegen de heldere luchtin de koude schenen de sterren helder en de maan, die ver weg in Londen neerscheen op Faith en in 't vredige Engeland op zoovele ande ren, die geheel onkundig waren van de gruwelen van een Turksch be stuur, keek vriendelijk van boven neer, omkransd door kleine schaapjes wolken. „Mijn God," riep hij uit, „laat toch de waarheid aan 't licht komen Laat mij 't ergste Ijjden wat iemand over komen kan, indien 't er maar toe; bijdragen kan om bekend te maken, wót Armenië te verduren heeft 1" j Die verschrikkelijke reis scheen de beide gevangenen eindeloos toe. De doordringende koude, de zware boei en, die hoe langer hoe erger begonnen te knellen, de grofheid waarmee hun ne bewakers hen bejegenden, dit alles droeg er toe bij om deze zeventien uren ondraaglijk te maken. Toen zij den volgenden avond omstreeks tien uur hunne gevangenis bereikten, waren zij meer dood dan levend; tevergeefs smeekte de heer Kemalian den autoriteiten hem zijne boeien af te laten doenhet verzoek werd beslist geweigerd, zelfs werd hun niet eens eene eigen cel toege staan, maar werden zij in een vunzig vertrek gebracht, waar de gewone misdadigers van de plaats werden opgesloten. Kaspar, die aan de Westersche beschaving gewend was, verloor, ge heel uitgeput door alles wat hij uitgestaan had, bijna dadelijk zijn bewustzijn tengevolge van de verpeste lucht. Maar toen hij binnen weinige minuten weder bij kwam, zag hij een tafereel, dat hem diep trof. De Turksche gevangenen, die hij met schrik aangestaard] had en tevens met een innerlijken afschuw om hunne onzindelijkheid, waren door hun bin nenkomen wakker geworden en ston den nu met verbaasde gezichten om hen heen. Zij waren verwonderd, dat mannen van dien stand in 't algemeene gevangenishok waren ge stopt en deden hun vele vragen naar den duur van hun reis en naar de redenen, waarom zij geboeid waren. Een Muzelman Mourad genaamd, hij was een moordenaar, maar niet j ontbloot van eene zekere goedhartig heid, voelde zich bijzonder aan getrokken tot den jongen professor, en zijne woorden vonden blijkbaar instemming bij de overige gevange nen Het zijn „Armeniërs" verklaaarde hij, „maar zij hebben niets misdreven, zeggen zij. Dat is ook heel best mogelijk. Maar niet alleen de Arme niërs behandelt het Gouvernement slecht. "Worden wij zei ven niet onder drukt, en zoo slecht geregeerd als maar mogelijk is? Zien die mannen er als samenzweerders uit? Ach wat! onze Gouverneurs zijn gek! Dit zijn geleerden, zoo mak als schapen. La ten wij het vuur aanmaken, ze ver warmen en hun wat te eten geven." De troep dieven en andere misda digers luisterden naar Mourad's woor den en met diezelfde goedhartigheid, welke zij met alle Turken uit de mindere klasse gemeen hadden, gin gen zij met lust aan 't werk en deden alle mogelijke moeite voor de Arme niërs. Door hevige sneeuwbuien in den nacht werd hun vertrek den volgen den dag uitgesteldvan hunne cipiers vernamen zij, dat zij naar eene ver afgelegen stad zouden gebracht wor den, om verhoord te worden, maar verdere bijzonderheden kwamen zij niet te weten; ook werd hun geen enkele verlichting toegestaan om zich op hunne verdediging voor te bereiden. Ze leden werkelijk te veel om over hunne toekomst na te kun nen denken. Slapen was hun onmo gelijk en na vijf dagen de knellende handboeien gedragen te hebben, smeekten zij den Gouverneur van de gevangenis ze hun af te doen. „Wanneer ik ze afneem" was het antwoord „krijgt ge er halsboeien voor in de plaats." Kaspar dacht, dat dit nog erger zou zijn, maar terwijl hij even met zijn antwoord wachtte, naderde Mou rad de moordenaar hem stilletjes en fluisterde„De halsboeien zijn beter." Kaspar volgde den vriendelijken wenk op en het bleek werkelijk, dat de halsboeien iets beter waren. „Ik had niet verwacht, dat ik ooit zóó noode van een Turk zou scheiden" dacht hij, toen zij eindelijk uit hun kerker werden gevoerd en hij hartelijk afscheid van Mourad had genomen. „Nóch het verschil van ras, nóch het verschil van geloof, behoeft ons te beletten om in vrede.met elkander te leven. Het zijn de vervloekte be moeizucht van de autoriteiten en 't stellige opzet van de regeering om tweedracht tusschen ons te stoken, die de oorzaak zijn van al onze on- eenigheid." Zoo mijmerende en met weemoed denkende aan hetgeen Faith om hem lijden zou, werden Kaspar en zijn vriend naar hunne volgende gevangenis gevoerd, waar zij tot hun leedwezen verscheidene van hunne landgenooten aantroffen, die blijkbaar tezelfder plaatse en tijd verhoord zouden worden. Sommigen waren beschuldigd van oproer stoken, ande ren waren verdachten en twee wer den beschuldigd van den moord op een Turkschen officier, wiens wreed heden algemeen bekend waren en die op een goeden avond in den vorigen herfst doodgeschoten was. „Wij zullen allen gelijk verhoord worden" zeide de heer Kemalian ernstig, „reken er op Kaspar, dat wij er niet levend afkomen." „Waarom?" zeide Kaspar veront waardigd, welke bewijzen zijn er, waarop men ons kan veroordeelen „Geen schijn of schaduw van be wijs" zeide de geestelijke kalm, „maar als men onzen dood gewenscht acht, kunt gij er van op aan dat men een bewijs voor onze schuld zal verzin nen." Kaspar verbleekte, niet door het denkbeeld van den dood, maar door die nog schrikwekkender gedachte, die hem lang geleden zoo overwel digd had. Zou hij onder alle mogelijke marteling standvastig en gelaten blijven? Mijne vijfde verschijning. Nooit zal ik het contrast vergeten tusschen den Turkschen kerker waar ik Kaspar Sefrian en zijne land genooten verliet en het rustige huisje dicht bij Notting Hill Gase, waarin Faith en haar vader hun intrek hadden. De zieke scheen iets beter te zijn; met eene gelaten tevreden uitdrukking op zjjn gelaat, lag hij op zijn rustbed bij het vuur, terwijl Faith wat kasbloemen schikte, die Mevrouw Farrant haar dien morgen gezonden had. Zij vermoedde niet in 't minst, welke donkere wolk haar boven 't hoofd hing. Uit het grondgebied van den Sultan verbreidt zich slecht niews doorgaans niet vliegensvlug. Zoolang mogelijk wordt het stilge houden het verminken en tegenhou den van telegrammen, het onder scheppen van brieven en dergelijke maatregelen hadden samengewerkt om Faith onkundig te laten van alles wat in Yosdan gebeurd was. Zij schikte de bloemen, zooals zij alles deed, met smaak; en onder- tusschen zong zij met eene heldere stem 't opwekkend lied, dat zoo'n geestdrift in haar eigen land had te weeg gebracht: »Johu Brown's body lies mouldering in the grave, But his soul is marching on." Wordt vervolgd). Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 6