res iaiH j SiAjnaa looA na tra 'uapuBfu ajsSia anfitn qi pnoq uaraaou uapnaiiA uaq aiQ juaquBjj ap na lira uaqossnj apaiA jaanuatnmi^ :«H«qiBM. ^ÜF331! i31 u! uappq uaAaqiaA na uapofi aSooq ap fiq 'laaMZ qi S|B [jtu :jiooq'cuoibbq -SaBMppooa jooa uaqaM Ciaa :sjaiu sjB jaq jppfi fijM 'pjooM suo fiAi uappuudiaA SipiM -aS jam '[a}JBj\[ joop suo pq pxoM naSaoAvp -aSjB qoop 'uaquBi^ na uszaiJj uaqossnj dsqospnaiiA na apajA uba SejpjaA naa jBBjsaq ja :si piaqiBB^ j uaponaSpjiqos na nazaijq fi8 'naj[B fitn ;iooq« :quBjq uaiadoq jam apunarp map ufiz 'jqctiMjuo sbm tnoojp uoSuuq naa Jin fiq jo naaqos PH "ppzaooj; ufiz uba do pnoqpuy saai 'SpqoBtn uapjooM aufiz iaaM uapBjaqjse^ -uapnoqaq a} p[8A }aq uaisjBBj ap uapSiaip sfBBtuSou ifiuunaqjB uba 'Suitu -matsui uba uapiooAA ua uauaqaa; uaquojq spBCuSo^ •apiaAjiziaA japaqos ufiz jsp 'uaisf aap iqoiM jaq squapuo SijqoBiq ua jsba 'map ufiz Mtiarado quojq .■i'TIviPAi SiJpiaa» j, nj noqBMjuo sq. IOQ 'nosy ojib ng JjJOA vftz ao fiq jjba jjfijooj/i ■5jio)s na jpftj)s JO jniai na jSs< aa fig pjoq sSooq 9Q° uaiBus ap sSub[ Ainaiudo pjbu^b'jj uba pusq ap paajS .iBBp 'uaqaads joj uaddq ap spuado fijj ufiz fiquu SuipnAiaA ufiz fiq noz 'uapni^ ;aq ?m puammBjs 'jsuaipspoS uagrqafi unq uba aip jam "uaqinuj noz uaqusij aap qqoBtu ap jap 'uaqjOA aqospioo^j lap puoqiaA ajooaS qaq uaAaj ufiz uba tuooip aQ uauuiMiaAO fiq noz ';aq daaiëaq pnoqpca -uiaiq ispjaq Siuaiu uajqfOMcuo 230 zijn speer en krulden zich hoonend Ormr's lippen, doch Radboud zweeg. Belette woede hem een enkel woord te spreken Toen verhief zich een gemurmel van bijval, heel zacht eerst, langzaam hooger zwellend, duidelijker, meer verstaanbaar. Het eergevoel der Friezen was wakker geschud, de stem van den plicht pleitte voor zijn recht, zij verdreven de bedwelming der opwin ding, den wilden strijdlust. Was Cammingha eindelijk de tolk der meeste aanwezigen, toen hij op vasten toon sprak: //Recht heeft de potestaat vanOstraga! Sinds den, met Karei Martel gesloten vrede, bestaat er een ver bond van vriendschap tusschen Franken en Friezen. De Franken hebben dit verdrag niet verbroken, van onze zijde zou het trouwbreuk zijn, als wij het schon den zonder eenige reden, onder nietige voorwendsels." //Gij wilt dus de Saksers aan Elbe en Wezer alleen de eer te gunnen, de zegepraal te behalen op uwe ge liefde bondgenooten Wimot smoorde zijne woorden in een schrillen, hoonenden lach. ff Het verbaast mij, dat Ubbo de zegeningen van de Frankische overheersching der vorige eeuw niet bezingt!" riep Ormr snijdend; hij sidderde over al zijne leden van woede. //Toen liet de Frankische gouwgraaf iederen Fries dooden, wiens gestalte langer was dan het zwaard zijns konings. Roemvolle, zalige tijd, hoe vol vreugde zal het Friesche volk uw terug keer begroeten!" Er heerschte opnieuw eenige oogenblikken een diep stilzwijgen iu de hal. De oude haat, gewekt door sma delijke herinneringen, bruiste op in de fiere harten, menige vuist balde zich krampachtig. Woede en afkeer „.iqfti s uspop ijfijq jsoApnojSoS hojmoo op nj 'nopjoo^ j, uba usuoz ap pfijjo jooa nftz fu/^ iqfij nfiz piOAA uoïjjjoa 'Suiuoq iin 81 poog' tuopjoo oqosiqaBJj op n; JOJ u«p jjoqos ping ipjBU op JOOAA 81 ftjA UO JBAUBB UOp JOJ JUUOJQ juojop n noz jqoBui suoia 'n jam jpfujs uspoji ipjBVMz puojoisnqS joq 'sjosqsg fi3 'jooai jjojj 'uoiods op puoqomf jpnqog uozoujj o 'uup do jjoou joj jbbjpjoaios nop Soop pnoqnopog 'nonoz oSipoom nftz jooa j[oz poojjs nnpo^ joods opnojqnoj 'oSijqosra nfiz fiq joojq 'nonojj uba joaooj nop uba janq joq Jcop sjbmq 'joods nnq no p.BBJiz nnq 'nonfiz aop pqqo; fig noqjoAi opnomraBiA op jm poz sooj nnpo^i 'joon joj pjojjajdjOA jbbjaojoa nop 3oojg noqjOA opSinoojOA jop pjBBAiz joq join jBBjq *P|oao3 opjBB joj 'üoqnsjq op jo/q 'nonsm op fiq soj nnq sjojinj op iioa[ij(J 'PjoaioS pnonnojp jora nopjBBHz op uojjjoj^ 'uouba op noqo5inj jBBp 'pjoaSbji joq do 'spnjo jqftj Ain nopnio jbz uossujoom oqospiooiq uy noAoq poop noqjoA oip 'uopiu'/ nBA Sninojj ;qft» no noun jop joojqpoon nop nop joog 'noAoSoS pjoAi jinq bjb n opjBB op jnp 'fiS jubbj^ j dmsq nopnoss poq 'uojsjbb] noj 'nsp do 'nopjOA op sSubj jooja jnnojp nojqjojno joiig dranjsoSnoAooq ,oq 'jbbjaojoa opojj 'aopjoq jop joSppjoA 'nopTn-/ jt jin jOAOog „jpfiAioS noAoj Ain jenoipspoS no pioqftj^ 'noqjOA jop joeoo3 nop 'pSijoiumA snsqj mog 'pftjjs noj no o3oz noj jnozoijj o 'nu do'; :noqiojA op n; 3ooq n noqnozA nopSsBrajnog; 'pooq pnnqjopoojq op oip 'sqng nop nBp jS[Oj^ 'nonsq n SniunmjoA -o pod noo fiS poop noj jo oSoz noj nojods op noqno^ 'uouba op noAinji jBtp uojsoo j. ui 'nozouj* 92S 227 Een alles overstemmend gejubel volgde op dit lied van den grijzen Skald, die in het oud Friesch, in staf rijmen had gezongen, wat hier in eindrijm werd weer gegeven. De wilde heldenzin, de fiere vrijheidsgeest der Friezen was eensklaps ontvonkt. Hun haat tegen al wat Frankisch was, alles wat uit het Zuiden kwam, hun vreemd was en daardoor hun afkeer en wantrouwen opwekte, had nieuw voedsel ontvangen, en herleefde plotseling in hun hart, met ongekende kracht. Luide, juichende bijvalskreten dankten den zanger, die, in trotschen rust, den arm op zijn harp geleund, zwijgend deze hulde in ontvangst nam. Radboud rees op van zijn zetel, wenkte zijn Skald hem te naderen en ter wijl doodsche stilte de luide kreten van instemming en bewondering verving, welke de hal hadden doen dreunen, ontgespte hij de kostbare braktéade die zijn azuurkleurigen mantel bijeen hield en hing hem dit vorstelijk kleed over de schouders. //Koning der zangers, een vorstelijk gewaad voegt uNeem het, met onzen dank en bijval, uit de hand van uw koning en hoor zijn gelofteNiet aan hem zal het falen om de zonen van het Noorden den zege te doen verwerven, op den onverweldiger uit het Zuiden Het overweldigend gejubel, de wilde strijdkreten golfden opnieuw oorverdoovend door de hal, woest kletterden de zwaarden, die, eensklaps uit de schede gerukt, flikkerden als bliksemschichten in den weme lenden lichtglans, door de fakkels in het rond geworpen. Daar verhieven zich plotseling andere tonen, kristal helder, ruischend, vol klank en gloed, als een waar schuwende stem uit hoogere, betere gewesten; trillend als een reine, heilige ademtocht, verre verheven boven de schrille wanklanken der aarde, met al haar bloed

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 8