HAARLEMSCH Eerste Blad. No. 100 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Twintigste Jaargang. 144 van WOENSDAG 14 December 1898. Nieuwsberichten. TELEFHOONNUMMEB TELEPHON1SCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Psr drie maandenf —,25. franco p. post —,40. Atamderlljke nommers 3 centen per stuk Prijs per Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsrnimte. VERSCHIJNT: Dinsdag? en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst. DE NUTSLEZING. In het Brongebouw hield gisterenavond Dr. Dyserinck van Rotterdam eene Nuts lezing. Geïnspireerd door dit woord, eens door eene dame tot hem gesprokenZou het niet tot het nut van 't algemeen zijn, indien wij eens wisten, wat weten eigen lijk is, had Spreker Weten tot onderwerp zijner verhandeling gekozen. De drang tot weten is den mensch ingeschapen. Reeds bij het kind, dat steeds het hoe en waarom vraagt, openbaart zich die drang en het ware te wenschen, dat wjj de wijsheid en takt, en bovenal de liefde bezaten, die vragen immer te beantwoorden. Wij komen tot weten door zien en hooren, en met oog en oor zienenhoo- ren wij. Deze zintuigen zijn de bood schappers tusschen de stoffelijke wereld rondom ons en onzen innerlijken zin. Naarmate die innerlijke zin beter ont wikkeld is, zullen wij ook beter zien en hooren, beter waarnemen. Waarnemend leeren wij opmerken, leeren wij onder scheiden het merk, waarin het eene verschilt van het andere. Dat waarnemen, dat opmerken moet oplettend zijn, het moet blijvend wezen en het geheugen komt ons te hulp het verkregene te bewaren en vast te leggen. Dit zijn de bouwstoffen voor ons denken. Door den ken leeren we begrijpen, vatten, de dingen die wij zien. Zullen wij goed samenvatten en samenbrengen de voor stellingen, die wij hebben opgedaan, dan hebben we noodig een helder oordeel. Dit oordeel zal alleen dan zuiver zijn, wanneer ons geen vooroordeel aankleeft en niet de lust bezielt om alles te ver- oordeelen. Zoo dan door denken en oordeelen, door ons verstand, komen wij tot weten, tot zekerheid, tot gewisheid. Hoe heer lijk het weten is, springt duidelijk in 't oog, wanneer wij denken aan het treu rige figuur dat een niet-weter maakt. Bet-weters zijn onverdragelijke menschen en veel weters zijn dikwijls verdacht. Veel weten toch ontstaat meeslal door veel lezen en de groote denker Scho penhauer heeft het zoo duidelijk gezegd hoe het vele lezen het zelfstandig den ken schade doet en leidt tot min of meer gedachteloos navolgen der gedachten van anderen. De mensch heeft een redelijken aanleg, dat is het vermogen om na te denken afgetrokken van de stoffelijke wereld, waarin hij leeft. Dat is het verband zoeken van oorzaak en gevolg bij de samenhang der dingen. En al ons denken en weten heeft tot, groot einddoel de waarheid, de onder scheiding van schijn en wezen. Bij ervaring weten we hoe moeilijk het reeds is op het gebied der stof den schijn van het wezen te onderscheiden, en gemakkelijk is het in te zien hoe onmo gelijk dit is, waar het het abstract gebied geldt. Met drie opmerkingen besloot Spreker zijn rede: le Spreken moet zijn het gevolg van denken; een gesprek moet dus wezen een gedachtenwisseling en niet een woordenwisseling alleen 2e Volgens Dr. Johannes van Vloten stamt ons woord mensch van 't Sans krit, waarin man denken beduidt, en is hiermee aangegeven, dat de mensch is een denkend wezen en hierin de adel van zijn natuur gelegen, en 3e dat er een grens is aan ons weten. Waar ons weten ophoudt, daar is het machtige gebied van het onzienlijke. Daar staat naast de waarheid door het weten, de waarheid door het geloof. Wanneer we in den hangen slrjjd tusschen verstands- en gemoedsleven den weg des geloofs bewandelen, dan zullen we blijven bewaard, voor het wanhopige „denken is lijden" en de vrede der ziel niet worden verstoord. Met de Génestet's „Peinzenmoede" hier zoo wonderwel van toepassing, sloot Dr. Dyserinck zijn boeiende voordracht. Na de pauze kregen wig onze taal in beeldspraak te hooren, nu in keur van voorbeelden aan Landbouw, Veeteelt en Scheepvaart ontleend. Rijke, schatrijke ervaring sprak uit de keurig en aangenaam bijeengegaarde mooie beeldspraak uit onze volkstaal, die aan die bedrijven zijn ontleend. Wanneer Dr. Dyserinck in dit rijk grasduint, is hij in zijn knollentuin, en dan loopt zijn karretje over een zand weg. Gaarne leggen wij dan een wijle het anker bq hem neer, al zullen las tige zeeschepen misschien beweren, dat ze met een kluitje in 't riet worden gestuurd. Maar wij vinden, dat de voordracht van den geachten spreker uitstekend van stapel liep en hopen hartelijk dat zoodra hij weer naar ons koers zet, hij ons wederom aan boord klampt met Neerland's taalschat. WETEN EN WERKEN. En zóó was 't, dat de Heer Goteling Vinnis Maandag avond in onzen kring optrad voor een meer dan stikvolle zaal, onder een ongekend hooge tempe ratuur met de bibliotheekdeuren open, om alsnog een staanplaats teverleenen aan een groot getal bezoekers, dat in de zaal geen plaats kon vinden en toch wou blgven. Als gewoonlijk stelde Spreker ons in kennis met een der producten der nieuw ste Fransche letterkunde, natuurlijkin onze taal overgebracht Cyrano de Bergerac door Edmond de Rostand. De handeling heeft plaats te Parijs en bij Atrecht omstreeks 1640, den tijd toen kardinaal de Richelieu's macht en invloed haar hoogste punt had bereikt. Eerst stelde Spreker de hoofdpersonen aan ons voor. Cyrano de Bergerac, de manhafte soldaat, poëet, physicus en filosoof, die alles in de wereld had kunnen veroveren als niet zijn groote, zeer bijzondere neus zijn geluk hadde in den weg gestaan; de Graaf de Guiche, Christian de Neu- veillette, officieren der garde, bij welk corps ook Cyrano behoorde. Alle drie verliefd op Roxane, de eerste te leelijk, de tweede te ijdel, de laatste te dom. Het eerste bedrijt wordt afgespeeld in een schouwburgzaal, waar het heel woelig toegaat bij eene gestoorde voor stelling, veroorzaakt door Cyrano's optre den, en waarbij spottende toespelingen op den neus van Cyrano een duel ver oorzaakte, Deed Cyrano zich kennen als vechter, tevens treedt hij hier als dich ter op. Uit haar loge heeft de schoone Roxane het tooneel, in de zaal afgespeeld, ge volgd, en haar dapperen neef Cyrano bewonderd. In stilte bemint hij Roxane. Daarom gevoelt hij zich gelukkig, te vernemen dat zij eene samenkomst met hen) wenscht. In zijn groote geluk legt hij zijne gevoelens bloot in een brief waar hij in heerlijk mooie verzen zijne liefde belijdt. In den winkel van den bakker Ragueneau heeft de samenkomst plaats, Cyrano blijkt het, dat Roxane van hem vriend schap en geheele toewijding eischt voor zijn krijgsmakker Christian de Neu- veillette, in wien zij veel belang stelt. Terwille van zijne liefde heeft Cyrano beloofd hare wenschen te zullen opvolgen, eene belofte door hem tot in de uiterste consequentie doorgevoerd, zelfs toen de begunstigde minnaar gebruik maakte van Cyrano's minnenbrief en eene samen komst van Neuveillette met Roxane slechts de onbeduidenheid des minnaars aan 't licht bracht, was 't weer Cyrano, die, trouw aan zijn belolte, den jonkman hielp. Met genoegen denken wij hier terug aan het fraai gestyleerde gesprek onder het balcon, en de voorstelling van de cadets van Cascogne, dat tinte lend van kleur en leven, zulk een pret- tigen indruk maakte. Zoo voerde Spreker ons door drie bedrijven van het drama, tot in het vierde, bij het beleg van Atrecht, de inmiddels met Roxane gehuwde Neu veillette sneuvelt en Cyrano gewond werd. Hier begint de ontkooping. De jonge weduwe is in een klooster gegaan waar Cyrano haar elke week bezoekt. Eenmaal verschijnt hij te laat, 't was, toen een sluipmoord hem had neergeveld, doch zijn trouwe liefde hem nog kracht genoeg verleende, om zijn gewone bezoek aan Roxane te komen brengen. Toen begreep zij zijne liefde en toen was tevens zijn einde nabij, alles was hem gelukt, maar anderen stegen en anderen kregen den kus van Roxane aan wie hij thans ook mededeelde hoe steeds zijn ziel, zijn leven haar gewijd waren geweest. Aangrijpend schoon was Cyrano's laatste woord, toen hij, deli- reerende, de geschiedenis van zijn leven, van zijne liefde in uitgezochte taal deed hooren. De uitgebreidheid van hetdrama heeft ons genoodzaakt den draad van liet stuk te laten vallen, des te meer behoort hier genoemd de innig mooie voordracht, de klaarheid waarmede Spreker zijne personen doet optreden. Tegen half elf was de voordracht ge ëindigd. Nog lang zullen de bezoekers met genoegen terug denken aan den genotvollen avond van Maandag 12 De cember De volgende week treedt de Heer W. Otto op. Ticeede Kamer. In de zitting van Donderdag vervolg de heer Van Raalte zijn den vorigen dag aangevangen rede. Hij acht den fraancieelen toestand niet zorgwek kend, wél moet daarin worden voorzien met het oog op de tekorten en de sociale nooden. Zijns inziens had de Reg. eene niet sluitende begrooting moeten voorkomen. Akcijnsverhooging op het gedistilleerd zal voor 1899 het tekort niet opruimen maar er dient gestreefd naar beperking der uitgaven en daarbij rekende Spreker op den steun der Regeering. Wat betreft de voorziening in toekomstige behoeften, rekene men niet te veel op uitzetting der inkomsten. En tariefsherziening èn sukcessie-verhooging zullen onvoldoen de zijn tot bestrijding van de uitgaven voor leerplicht, woningverbetering en noodzakelijke werklieden pensionneering maar daarom protesteerde hij tegen het reeds a priori verwerpen van verhooging der directe belastingen door het Kabinet. Als bron van inkomst bepleitte Spreker een ongesplitste inkomstenbelasting en een niet drukkende tabaksakcijns. Spreker betreurde, dat de Reg. elke aanwijzing van middelen afwijst en daardoor hen, die voorziening der sociale behoeften wenschen, drijft naar het vinden van het benoodigde geld uit protektionisme. De heer Ketelaar spoorde, met bestrijding van de heeren Vermeulen en van Karnebeek, de Reg. aan tot afwerking van het sociaal programma dat te verwezenlijken is door een alleszins mogelqke ver zwaring van lasten der vermogen den. De heer Heldt kwam op tegen den aandrang om met invaliditeits en ouderdomsverzekering te wachten tot na de regeling der ziekteverzekering en herziening der armenwet. Hij bestreed Staafspensionneering onder aanbeveling van het stelsel van pensioen bijdrage door belanghebbenden en den Staat, door de Staatskommissie aanbevo len in schema, vatbaar voor omwerking in één wetsontwerp, op de indiening waarvan nog in dit jaar hij aandrong. De heer van der Kun achtte den financieelen toestand zorgelijk en gevaar lijk waarbij zich voegt ekonomiesche achteruitgang. De middelen tot herstel beteekenen niets en zijn lapmiddelen. Alleen een flinke tariefsherziening kan helpen, en als de Reg. geen tariefsher ziening brengt, die 5 miljoen opbrengt, kan Spreker in het beleid van den Min. van Fin. geen vertrouwen stellen, en zou hij tegen de begrooting en tegen iedere kleinere versterking der middelen stemmen. De heer van der Zwaag was van meening, dat de konservatieve Kamer en Regeering veel verzuim moeten inhalen, om te komen tot alge meen kiesrecht en vereischte maat schappelijke hervormingen. Tot dusver werd alles gedaan voor de bezittende klasse, en 423 miljoenairs slurpen het bestaan van 20.000 arbeiders op. Sociale hervormingen zijn dringend noodig, en het geld daarvoor kan niet komen van arbeiders en den middenstand maar moet komen van de vermogende klasse. Wat bezuiniging betreft, Spreker was van oordeel, dat er veel te bezuinigen ware op de ambtenaarstractementen, mits men amendementen voorstelde in plaats van den tijd tot Kerstmis vol te praten. Spreker had eene motie willen voorstellen, maar hij voorzag, dat zij geen instemming zou vinden. Hij wilde voorstellen dat uitbreiding van ambte- naarspersoneel voortaan zou moeten geschieden niet bij begrootingen, maar bij speciale wetten. Hij gaf dit denkbeeld in overweging. De heer Verhey stelde tegenover de antimilitaristiesche rede van den heer Troelstra de noodzakelijkheid tot verzekering van het behoud der onafhankelijkheid van land en koloniën. Hij vroeg, hoe het staat met de strijd krachten. De heer Meesters ontkende de noodzakelijkheid tot wijziging van art. 243 der Gemeentewet progressie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1898 | | pagina 1