LEMSCH
Eerste Blad.
Mo. 105 Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Twintigste Jaargang.
144
Ned. Vereen, tot bevordering
van Zondagsrust.
Doet Uwe inkoopen liefst niet
op Zondag. Waarom zoudt gij
geheel onnoodig de Zondagsrust
van anderen storen?
Nieuwsberichten.
TELEPHOONNDMMBK
TELEPHON1SCHE VERBINDING
met AMSTERDAM
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maandent —,25.
franco p. post —,40.
Afzonderlijke nommers 3 centen per stuk
Prijs peip Advertentie van 1—5 regels f 0.25, elke regel
meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte.
VERSCHIJNT:
Dinsdag; en Vrijdagavond.
Advertentièn worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk nog worden geplaatst.
Het Bestuur der Afdeeling.
WETEN EN WERKEN.
Maandagavond trad de Heer Van der
Voort op met Een en ander over Aljeh.
De aandacht werd het eerst bepaald
bij de betrekkelijk geringe belangstel
ling van den Nederlander in onze rijke
en schoone koloniën in het algemeen
en van den Atjeh-krijg in het bijzonder;
toch zijn de koloniën Nederlandsch
grondgebied en hare bevolking onder
danen van onze Koningin, toch is
daar op Sumatra van moed, van beleid
en trouw te vermelden, die onze geest
drift moet wekken.
Een en ander is misschien te be
schouwen in verband met het spreek
woord: Onbekend maakt onbemind,
weshalve Spreker zich tot taak had
gesteld omtrent den Atjeh-krijg iets
mede te deelen.
Sumatra, waarvan Atjeh slechts een
klein deel is, heeft eene lengte als van
Amsterdam naar Konstantinopel en
eene oppervlakte als Europa, behalve de
schiereilanden. De lengte van hetgeen
ten Noordwesten tot ons gebied behoort
is zes uren.
Van 1595 af had Nederland handel
gedreven op de kuststaten, de O. I.
Compagnie, was gaandeweg van hande
laarster tot heerscheres geklommen en
niet zelden kenmerkte haar bestuur
zich door daden van geweld, die haar
val in 1798 tengevolge hadden. Latei-
kwamen onze koloniën aan Engeland
en bleven dat tut 1814, als wanneer
wij ze van de mogendheden terug
erlangden. In 1824, bij deeindregeling
met Engeland, moesten wij ons verbin
den in N. O. Sumatra ons geheel van
krachtig optreden te onthouden, hierbij
was ook de Sultan van Atjeh begrepen
die, hierdoor gerugsteund, naar hartelust
zeeroof en andere wandaden bedreef,
zonder dat wij er iets aan doen konden.
Amerikaansche, Engelsche, Italiaan-
sche en Hollandsche schepen werden
afgeloopen. Toen wij echter in 1855
in eigen gebied werden aangevallen,
werd het oorlogsschip De Haai naar de
kust gezonden en Van Swieten afge
zonden om vrede te sluiten. De sultan
trachtte toen echter geheime onderhan
delingen aan te knoopen met Amerika en
Frankiijk, er werd opheldering gevraagd
en het slot was, dat den 22 Maart 1873
de oorlog werd verklaard. Generaal Koh
ier werd met ongeveer drie duizend man
troepen afgezonden.
Spreker gaf toen eene korte beschou
wing ten beste van het ooriogsterrein,
waarvan de moerastoestand, veroor
zaakt door de overstroomingen van de
ondiepe Atjeh-rivier, onze troepen zeer
bemoeilijkte.
De karakterbeschrijving van den
Atjeher is niet vleiend. Hij is laag en
diep onzedelijk, valsch, verradelijk en
bloeddorstig. Het rijk van Atjeh telt,
volgens raming 450000 zielen.
De eerste Expeditie had geen resul
taat. De missigit werd genomen, na dit
krachtsbetoon los gelaten en moest later
weer hernomen worden.
De volgende Expeditie werd uitgerust
terwijl inmiddels de Marine de kust
blokkeerde en alzoo den peperuitvoer
belet te.
Ons geheele Indische leger, vervolgde
Spreker, is dertig duizend man sterk,
dat niet meerdere Hollanders bij dat
leger dienst nemen, vindt zeker wel
zijn grond in het feit dat onze binnen-
landsche toestanden vrij gunstig zijn.
De voordeelen van een engagement voor
den koloniaal zijn anders niet te ver
werpen; vreemdelingen weten ze beter
te waardeeren.
Van Swieten's Expeditie telde zeven
duizend man en drie duizend dwang
arbeiders, als pakdragers enz.
Onder de officieren, die er aan deel
namen, komen de namen voor van Van
der Heijden, Pel en Vetter.
Na een hevigen strijd werd in Decem
ber 1873 de kraton genomen. Spreker
gewaagde hier van schoone blijken van
knlmen heldenmoed. Men beging toen
echter den misslag van nu reeds aan
bevrediging te denken. Een burgerlek
bestuur werd ingesteld in plaats van
een militair te behouden, doch de toe
stand werd toen al slechter en hoe weinig
onze macht beteekende, bleek, toen wij
voor de gevangen genomen bemanning
van een Engelsch schip den sultan
f 100000 betaalden, inplaats van hem
die door kracht van wapenen af te
eischen. Weer werd van stelsel veran
derd. Generaal Van der Heijden boezem
de den Atjeher ontzag in, ware men
voortgegaan op zijn voetspoor, dan zou
de menschenlevens en schatten verslin
dende oorlog al lang geëindigd zijn.
Toen brachten de omstandigheden ons
in aanraking met Toekoe Oemar. Van
geboorte een landjonker, werd hij, be
halve door de genoemde ondeugden van
zijne stamgenooten, beheerscht door de
zucht naar geld en macht, onverschillig
op welke wijze die te bemachtigen. In
1881 werd er eene expeditie tegen hem
uitgerust en inziende, dat op duur
hij tegen onze troepen tekortschieten zou,
pleegde verraad jegens zijne landgenoo-
ten en wist onze regeering zoover te
brengen, dat hem vertrouwen werd ge
schonken; zijne diensten werden aange
nomen en zulks tegen eene jaarwedde
van twaalf duizend gulden en acht en
veertig duizend voor zijne manschappen.
Doch er kwam een kink in de kabel,
in Maart 1896 werd eene expeditie onder
kapitein Blokland door zijne benden
aangevallen, men leed groote verliezen
en Toekoe Oemar vluchtte. Te laat
zag men in, dat slechts doortasten indruk
kon makenKarei van der Heijden kreeg
gelijk.
Het concentratie-stelsel heeft nadien
niet ongunstig gewerkt. Voorbeelden,
ook voor den Atjeher, zijn Deli en Siak,
waaronder ons bestuur welvaartheerscht,
op de Oostkust heerscht rust, de handel
neemt toe, de zee is er veilig.
Sumatra, het schoone Sumatra, is de
opofferingen die Nederland zich werke
lijk niet tot eigen voordeel, getroost,
volkomen waard, en bovendien heeft
de tijd bewezen, dat de Oudhollandsche
kracht en moed bij het Nederlandsche
volk nog niet ontbreken.
De zaakrijke voordracht, namen van
personen en aardrijkskundige namen en
jaartallen te over werd met groote
aandacht gevolgd.
Mocht Spreker iets van zijne geestdrift
overgeplant hebben bij de toehoorders!
Dè Heer P. H. Lambers zal den vol
genden Maandag optreden.
Tweede Kamer. Woensdag werd
het debat over Hoofdst. VIII. Oorlog
voortgezet. De heer Smeenge lichtte
een am. van de Komm. van Rapp., om
65.000 voor verbetering van het
Militair Hospitaal te 's Gravenhage te
weigeren, toe, hoofdzakelijk met het
oog op de ongeschikte ligging van het
hospitaal en de wenschelijkheid om het
op een hygieniesch beter gelegen ter
rein aan de buitenzede der gemeente
te bouwen. Dit denkbeeld werd onder
steund door den heer van Alphen. De
Minister wees echter op de ontzettende
kosten van een nieuw hospitaal, en
achtte ook een rijloods bij de Alexanders
kazerne te 's Gravenhage, waarvoor de
kommissie voorstelde 24.000 te schrap
pen, voor oefening noodig. De heer
Kolkman wilde aankoop van terrein
hij het hospitaal toestaan, mits de be
stemming van den grond ongepraeju-
dicieerd bleef. De Min. gaf zoodanige
verklaring en wijzigde dienovereenkom
stig den post, waarna de Komm. van
Rapp. haar amendement introk. Het
am. betreffende den bouw van een
rijloods werd a .ngenomen met 77 tegen
1 stem. Aangenomen werd ook met 58
tegen 25 stemmen een am. van de
kom. van Rapp. tot schrapping van
f 24,000 voor den bouw eener overdekte
loods te 's Hertogen bosch. Ook werd
aangenomen met 51 tegen 34 stemmen
een am. om 26.500 te schrappen voor
een rijloods te Amersfoort ter voltooiing
van de opleiding der kavallerie-officieren.
Aan de orde was toen de vestingiegroo-
ting. Bij het algemeen debat vroeg de
heer van Gijn, of de Min. bereid was
tot wijziging van de vestingwet, waar
deze praktische belangen in den weg
staat, zooals de verbetering van den
Dordtschen waterweg. De Minister ant
woordde, dat de waterweg niet kan
worden verbeterd zonder inachtneming
van de belangen der defensie, welke
eischen den bouw van een werk, ge
raamd op 28 ton, en waarbij zooveel
mogelijk zal worden tegemoet gekomen
aan de belangen van handel en nijver
heid. De Min. was bereid belemmerende
bepalingen uit de Vestingwet te ver
wijderen, maar dat wijzigde niet zijne
denkbeelden betreffende de verdediging
van den Dordtschen waterweg. De heer
van Gijn hoopte, dat de Min. het verde
digingswerk in het algemeen belang,
afgescheiden van de verbetering van den
waterweg, zal voorstellen, daar de toe
stand nu reeds uit een defensie oogpunt
te wenschen laat. Na eene gedachten-
wisseling met den heer Verhey over
tijdige geschutopstelling in de Amster-
damsche stelling bij mobilizatie, werd
het algemeen debat gesloten. Bij de
onderdeelen kwam in behandeling een
am. Kerdijk, om 484 000 te schrappen
voor bomvrije gebouwen in de stelling
Amsterdam. De heer Kerdijk wildeniet
reageeren tegen vroegere beslissing,
doch hij wenschte met het am. te be
reiken een op den financieelen toestand
gegrond uitstel van den bouw, zooda
met andere bezuinigingen 8 ton is te bespa
ren, waardoor aanvulling van het tekort
voor 1899 onnoodig zou worden. Overi
gens is, gelijk Spreker betoogde, de
kwestie wegens techniesche en taktiesche
bezwaren nog niet rijp voor beslissing.
De bedoeling van het am. was niet vij
andig, doch wilde slechts uitstel. De
heer Smeenge lichtte toe het am. der
Kommissie, om te weigeren gelden
voor gebouwen in vijf forten, en tot
het inrichten van groepdepots in de
stelling met het doel om de uitgaven
over langeren termijn te verdeelen. De
heer Verhey was van gevoelen, dat uit.
stel de ook door hem gewenschle spoe
dige voltooiing der stelling niet zou ver
tragen, en verwachtte in elk geval meer
inlichting dan tot dusver is gegeven.
De heer Seret ondersteunde het am.
en adviseerde den Min. de gelden voor
woonforten suppletoir aan te vragen.
Hij bestreed staking van den bouw van
bomvrije logies volgens het am. der
Komm. en wenschte dat althans voor
twee forten, in welken zin hij een
amendement voorstelde. Ook de heer
de Ras achtie het am. Kerdijk geheel
gebillijkt door de behoefte aan meer
inlichtingen, maar nam toch niet de
verantwoordelijkheid voor de staking
van den bouw van bomvrije kazernes
op zich. Na de pauze stelde de Voor
zitter voor, Zaterdag d.a.v. of vroeger
het tweede afdeelings onderzoek van
het revisie-voorstel te doen plaats heb
ben. De heer Tiavaglino, ondersteund
door den heer Mackay, stelde voor dat
onderzoek na het reces te doen plaats
hebben, waarin de heer Drueker ver
traging zag. Besloten werd met 43
tegen 41 stemmen tot onderzoek op
Zaterdag. Daarna werd de behandeling
van de Vestingbegrooting voortgezet.
De Min. van Oorlog kwam op te
gen het verwijt van onvoldoende
toelichting betreffende den bouw en had
verwacht, dat de Kamer vertrouwen zou
stellen in zijn op veeljarige studie be
rustende denkbeelden omtrent de voor
gestelde inrichting der forten. De Min.
kwam met nadruk op tegen de beschou
wingen in eene brochure van Luitenant
von Schmidt. Hij verdedigde ten sterkste
woonforten, als betere verblijven voor
soldaten dan wachtforten, terwijl zij de
slagvaardigheid van het fort verhoogen.
De kracht van het werk ontwikkelende
achtte de Min. zich niet verantwoord
met langzamer afwerking van de stelling
Amsterdam. Hij nam tegenover het am.
Kerdijk de meest besliste houding aan
en deelde mede, dat hij bij aanneming
van dat am. zeer zeker deze Vesting
begrooting niet zou kunnen uitvoeren.
Intusschen zou de Min. kunnen berusten
in het am. Seret om voor twee forten
geld toe te staan, maar hij bestreed de
amendementen der Kommissie. Namens
de Komm. van Rapp. betuigde de heer
Smeenge dat zij het heengaan van dezen
Minister een zeerste zou betreuren, vooral
met het oog op zijn plannen voor loger-
organizatie. De Komm. stelde thans voor
slechts f 240.000 voor de inrichting van
één fort toe te staan. De heer Kerdijk
bleef hechten aan het advies van Luite
nant von Schmidt, dat gedeeld werd
door Generaal van Helden, maar hij liet
zijn ammendement los, nu de Min. de
portefeuille kwestie stelde, en dus aan
het am. eene politieke strekking gaf.
Ook hij zou ongaarne een Minister zien