HAARLEMSCH Eerste Blad. No. 37 144 van WOENSDAG 10 Mei 1899. Nieuwsberichten. Uitgave van DE ERVEN LOOSJES, Gedempte Oudegracht 88. Eenentwintigste Jaargang. TELEPHOONNUHM1X TELEPHONISCHE VERBINDING met AMSTERDAM. ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden -,25. franco p. post —,40. Afzonderlijke nommers 3 centen per stnk. l'rljs per Advertentie van 1-5 regeli f 0.25, elke regel meer 5 cents, groote letters naar plaatsruimte. VERSCHIJNT: Dinsdag: en Vrijdagavond. Advertentiën worden aangenomen tot DINSDAG en VRIJDAG des middags ten 12 ure, die alsdan zoo mogelijk rwg worden geplaatst. Tweede Kamer. Medegedeeld werd in de zitting van Woensdag, dat was ingekomen de konklusie der Kommissie betreffende de nadere Regeeringsin- lichtingen ten aanzien van een adres van meelfabrikanten in zake hel invoerrecht op meel. De minderheid stelt voor aan de Reg. te verzoeken de heffing van een inkomend recht van f 1 op de 100 kilogram. Over de kon klusie zal nader worden beraadslaagd. Aan de orde was het verleenen van een renteloos voorschot voor den stoomtram weg HulstWalsoorden. De Heer van Gilse drong aan op een algemeen plan van Staatswege tot aanleg van lokale lijnen. De heer van Dedem, hoewel voor stander van Stoomtramwegen, wenscht matiging te betrachten in de voortzetting van den aanleg van dergelijke lijnen. De Min. van Waterstaat enz. bestreed met den heer Smeenge mindere voort varendheid in den aanleg. Hij verzekerde dat de Reg. de richting der lijnen aan geeft, en wil met den heer van Gijn het medegebruik van kunstwerken door andere ondernemingen, maar niet als regel. Het ontwerp HulstWalsoorden werd zonder stemming goedgekeurd. Bij het ontwerp Aanleg van Stoomtramwe gen op de Zuid-Hollandsche eilanden werden door den heer van Gijn amen dementen voorgesteld, beoogende aan sluiting van een lijn aan een aanlegplaats bij het Volkerak en betere verbinding met Dordrecht door opneming van een lijntje naar Rhoon—Middeldijk. De heeren Goekoop en van der Borch zagen daatin gevaar voor het tot stand komen der geheele wet. De Min. van Waterstaat enz. achtte het voorgestelde lijntje Zuidhoek-Middeldijk gewenscht noch noodig, en vond de belangen van Dord recht voldoende in het ontwerp behartigd. De Rotterdamsche Tram wegmaatschappij had het lijntjen onaannemelijk verklaard. Aanneming ware in strijd met het advies der Regeering, die echter wèl is voor doortrekking van de lijn Middelharnis naar de aanlegplaats in het Volkerak. De heer Kerdijk verklaarde zich tegen het am., omdat het 't geheele ontwerp in gevaar brengt, wat de Min. bevestigde hij liet echter de beslissing aan de Kamer over. Na deze verklaring trok de heer van Gijn zijn am. in. Dat betreffende de aanlegplaats in het Volke rak nam de Min. over. Aan den heer Smeenge beloofde de Min. te zullen letten op de scheepvaartbelangen bij bruggenaanleg. 't Ontwerp werd aange nomen met 82 tegen 1 stem, die van den heer van Dedem. Goedgekeurd werden de bepalingen tot wering der schildluis. De Kamer nam voor kennisgeving aan de konklusie ten gunste van verbetering der gelegenheid tot het ontvangen van godsdienstonderwijs op de openbare scho len, en goedgekeurd werd het ontwerp tot verbetering van geneeskundige opleiding van inlandsche vrouwen, waarbij de heer van Kol hulde bracht aan de mannen, die -170,000 daarvoor beschik baar hadden gesteld. Volgens hem was echter in Indië meer behoefte aan ver loskundige, dan aan geneeskundige hulp, terwijl hij ook zinspeelde op het min- gewenschte van de opleiding van vroed vrouwen door mannen. De heer Pij nacker Hordijk bestreed de bewering van den heer van Kol en juichte toe het subsidie aan het zendingsziekenhuis te Modjo- Warno. Hij en de Min. van Kol. protes teerden tegen de insinuatie van den heer van Kol,dat bij deopleidingvan vroedvrou wen onzedelijkheid zou worden gepleegd. Voorts werd aangenomen het ontwerp tot nadere regeling van het Curajaosche jj muntwezen. Aan de orde was toen de motie-Troelstra tot invoering van alge meen kiesrecht. De voorsteller betoogde, dat, daar beperkt kiesrecht als grond van het wetgevend lichaam niet deugt, er geen hervormingen van socialen aard kunnen tot stand worden gebracht, tenzij aan het kiesrecht worde getornd. Hier over vroeg hij het gevoelen der Kamer. De motie beoogt kiesrecht, los van maatschappelijke» welstand en grondslag voor alle demokratieschgezinden daarom wil hij kwesties als vrouwenkiesrecht tot grondwetsherziening verschuiven. Maar grondwetsherziening is z. i. noodig, wil men algemeen kiesrecht invoeren, en daarvoor roept hij alle demokratieschgezinden op, namelijk om mede te werken tot het politieke doel, grondwetsherziening in het belang van algemeen kiesrecht, maar dan moet men samengaan met de arbeiders, en niet met de konservatievensamengaan moeten dan de liberalen, zoowel als de antirevolutionaire demokraten. Donderdag werden de beraadslagingen over de motie-Troelstra voortgezet. De heer Mees konstateerde, dat de motie niet gericht was tegen de Regeering, wat door den Voorzitter was erkend, maar dat zij alleen beoogde het uitlok ken van een uitspraak der Kamers. Eene propaganda nu voor des voorstel lers denkbeelden, met het doel daarmede voor het volk te komen, dat mag niet het doel van motieën zijn. Met het oog op het karakter der motie voor een pailementair debat wenschte Spreker zich van eene beoordeeling der motie te onthouden en moest hij er tegen stemmen. De heer Kerdijk voelde even min veel voor eene motie, die praktiesche beteekenis mist. Wel strookt de inhoud met de overtuiging der vooruitstreven- den, maar de motie vraagt geen politiek handelen en laat zelfs in het midden, of aan grondwetsherziening eerst ver ruiming van het kiesrecht binnen de grenzen der bestaande grondwet moet voorafgaan. Tegen eene bloote beginsel verklaring hebben Spreker en zijne vrienden geen bezwaar, zoodat zij vóór de motie zijn. De heer Pjjttersen wees op het sociaal-demokratiesch karakter der motie, in tegenstelling met de de- mokratiesche beteekenis. De demokra- tiesche beginselen worden, meende Spreker, in de Kamer voldoende be hartigd. Maar Spreker ontzeide den heer Troelstra de bevoegdheid, zich als ver tegenwoordiger der arbeiders op te werpen, en verzette zich tegen grond wetsherziening, met hetdoel om kiesrecht te verleenen aan baliekluivers. Doch zonder thans aan agitatie voor grond wetsherziening te willen meêdoen, zou hij vóór de motie stemmen, omdat zijn in 1880 uitgesproken overtuiging van kracht blijft. De heer Kuyper verdedigde tegenover den heer Mees het recht van den heer Troelstra tot het voorstellen dezer motie. Maar er vóór stemmen kan hij onmogelijk. Spreker was nog on geschokt in zijn overtuiging, dat art. 80 der Grondwet een beletsel zou zijn voor kiesrecht, los van den census; dat dit beletsel moet worden opgeheven, daar de wet van Van Houten veroordeeld is in hare finale oplossing, achtte Spreker noodzakelijk. Maar hij kent de gevolgen der motie niet, waar het verlangde kiesrecht wel zal kunnen leiden tot den republikeinschen regeeringsvorm in revolutionairen zin. Ook verschilt hij met den heer Troelstra in de opvatting van het woord demokratie, waarin de voorsteller alleen met de arbeiders rekent, en Spreker het volk in al zijn klassen er in samen vat. De heer de Visser verklaarde zich namens de christelijk- historische partij vierkant tegen „alle- mans-kiesrecht" en tegen de motie. De heer Bouman is tegen de motie, omdat hij door vóór te stemmen dekonsekwentie der toelichting zou aanvaarden. De heer v. d. Zwaag betwijfelde of algemeen kiesrecht te verkrijgen is met hulp van de vooruitstrevende liberalen. Hun liefdebetuiging achtte hij Platoniesch, want zij zijn over't algemeen niet voor algemeen kiesrecht. Spreker is voor absoluut algemeen kiesrecht, ook voor vrouwen en bedeelden, alleen met uit sluiting van krankzinnigen. In dien zin vat hij de motie op, en in dien zin was hij er vóór. De heer Schaper onder steunde de motie als zuiver demokra- tiesch. Hij keurde af dat de voor uitstrevende liberalen zich er slechts met hangende pootjes vóór verklaren, inplaats van vierkant pozitie te nemen, hetgeen zij zouden kunhen doen zonder botsing met de Regeering. Als bewijs, hoe de arbeiderszaak vooruitgaat, wees hij op zijne verkiezing te Veendam, met erkende hulp van antirevolutionairen. De heer Troelstra, zijne motie nader verdedigende, zag in de Platoniesche verklaring van de vooruitstrevenden eene poging om zich bij de eerstvolgende verkiezings periode viij te maken van grondwetsherziening. Moet eerst de kieswet, naar Tak's ontwerp, uitgebreid, dan zal ieder demokraat daartoe mede werken. Spreker ontwikkelde nader, dat alleen algemeen kiesrecht de maatschap pelijke toestanden kan verbeteren, en de arbeiders beweging zal ontwikkelen, om den arbeider tot een levende kracht in de maatschappij te maken. Den heer Kuyper antwoordde hij, dat deze in het antirevolutionaire progam sympathie betuigt met algemeen kiesrecht, en dat de Duitsche monarchie bewijst, dat het algemeen stemrecht niet noodzakelijk tot eene republiek leidt, maar wèl tot moreele verbetering der arbeiders, waar naar hun organizatieën reeds thans streven, getuige hun drankbestrijding. Spreker bedoelde met zijne motie de liberale partij op te zweepen voor eene beweging voor grondwetsherziening ten gunste van algemeen kiesrecht. Hij wilde niemand bedreigen met te wijzen op Veendam. De heer Ketelaar, zijnde vóór algemeen kiesrecht, was dus vóór de motie, met ondersteuning van den eisch tot grondwetsherziening, Hij ver wachtte eene duidelijke verklaring van de Kamer. De heer Kerdijk kon in de motie slechts zien een beginselverklaring, waartegen geen bezwaar bestond. De motie werd verworpen met 54 tegen 30 stemmen. Vóór stemden de heeren Ker dijk, Troelstra, Veegens, Houwing, Drucker, v. d. Zwaag, Nolting, Smeenge, Ketelaar, van Kol, van Gilse, Focker, Hartogh, Pijnacker Hordijk, Rink, Goe man Borgesius, Lely, Hesselinck, Lief- tinck, Heldt, Tak van Poortvliet, Zijlma, Schaafsma, Pijtterse, Schepel, Knijf, Roessingh, Schaper, de Boer en Kool. De heer van de Velde vroeg en kreeg verlof om den Min. van Kol. te inter- pelleeren over diens mededeeling in de Eerste Kamer, betreffende de opleiding van Oost lndiesche administratieve amb tenaren. Figaro weet, alwêer door een vriend, alles mede te deelen betreffende het laatste verhoor van du Paty de Clam. Hij verklaarde steeds blindelings ge hoorzaamd te hebben aan de bevelen van zijne meerderen, terwijl hij mede deelde, dat zijn rapport van 1894 niet concludeerde tot de schuld van Dreyfus, dat hij enkele stukken aan Esterhazy heeft in de pen gegeven en hij de ver- valschingen van Henry heeft ontdekt, in verband waarmede generaal Gonse hem gelastte, zich met zijne eigene zaken te bemoeien. Ook deze officier, die blijk baar als misschien Esterhazy voor een doel, met zijne chefs door dik en dun ging, heeft zich sterk beklaagd, dat zijn chef en lastgever hem had losgelaten. Met zekerheid kan medegedeeld wor den, dat de openbaarmakingen van de Figaro de zaak een eind vooruitgebracht hebben, zooals wel blijkt uit de wijze waar op de anti-revisiebladen te keer gaan. Tevens komt in het licht de groote onpartijdigheid welke van de zijde der strafkamer bij de verhooren is gevolgd. Nog wordt medegedeeld dat du Paty dag aan dag ongeteekende brieven krijgt blijkbaar afkomstig van den Stat waarin hem de raad wordt gegeven naar het buitenland de wijk te nemen. De kolonel wil echter, zegt de vriend, het volle licht doen schijnen over de rol, door hem in de Dreyfus-zaak gespeeld. Hij heeft slechts ëén misgre'pgedaan: éénmaal heeft hij een bevel van zijn superieuren niet opgevolgd, en daarvoor is hij met ontslag gestraft. Het was voor den krijgsraad, van 1898. De Staf had aan Du Paty opgedragen ter Terechtzit ting alle betrekkingen van den Staf met Esterhazy te loochenen. Du Paty hield zich eerst aan het bevelmaar op her haald aandringen van Esterhazy liet hij zich ontvallen dat de Majoor inderdaad nooit anders had gedaan dan naar de bevelen van zijn chefs gehandeld. Ester hazy ontsnapte dientengevolge aan de gevangenis, en Du Paty verbeurde zijn rang in het leger. Wie begrijpt nu uit dien warboel iets anders, dan dat de staf erbarmelijk geknoeid heeft, zóó lang tot eindelijk eens iemand hunner met nog een klein weinigje waarheidsgevoel eindelijk den sluier wat is gaan oplichten. Nu Figaro aan het eind is van zjjne openbaarmakingen beroept hij er zich op hierdoor de voorbereide geheimhou ding voorkomen te hebben. Het publiek, zegt het blad, heeft thans kunnen oor- deelen. Zoo de onschuld van Dreyfus niet aan het licht gekomen is, zijn schuld zeker niet. Wel is bewezen de kanniba- lenmanier van behandeling van dien ongelukkige op zijn rots, en dat in het land van ridderlijkheid, oprechtheid, edelmoedigheid mededoogen en zacht heid. Het Fransche blad La Cloche heeft ge constateerd, dat nu reeds in het geheel niet minder dan twaalf valschheden in geschrifte ten laste van verschillende jeden van den Generalen Staf zjjn aan

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1899 | | pagina 1