DE ROODE BIJL.
Uit het Engelsch.
38)
Ik was er trotsch op ze te hooren.
Weg met de Roode Bijl
schreeuwden zij „weg met het bloe
dig huis van Godfried en allen die
er toe behooren
En ik was geneigd te roepen „A-
men."
Toen ik de paar treden was opge
klommen, die naar het platform leid
den, waarop het blok stond, keek ik
verbijsterd rond, de roode bijl in mijn
hand houdend. En voor mijn ver
wilderde blikken zag ik de menigte
steeds aangroeien en aangroeien, op
aarde en in de lucht, als een woe
dend kokende pot. Toen dacht ik
aan het werk, dat ik te doen had en
bad, dat mij sterkte mocht gegeven
worden om het vlug en goed te doen,
dat het lijden van mijn lief niet lang
mocht zijn.
En ik dacht aan die ellendelingen
van Zwarte Ruiters, wat me eenig-
zins troostte. In het ergste geval
kon ik mijn engel toch een beter einde
geven dan zij.
Daar verscheen Hertog Otto. Een
ruimte was voor hem gemaakt, be
dekt met een rooden looper, alsot
mijn geliefde's dood een gala-voor
stelling was. En toen hij zijn volk
geschikt had, toen stond naast hem
Ysolinde, Prinses van Plassenburg,
met haar vader, Meester Gerard. Zij
stonden naast den Hertog, die dik
wijls in gesprek was met zijn raads
man. Maar Ysolinde keek naar rechts
noch naar links, en sprak ook niet,
maar hield, naar 't scheen, haar oo-
gen strak gevestigd op de roode bijl
in mijn hand.
Toen dit fijne gezelschap op hun
afgeschoten ruimte stond te kijken
gaf de duivel of God (ik weet wie,
maar wil 't niet zeggen) een idee.
Ik liep naar den rand van t scha
vot en keek naar de afsluiting van
hun gereserveerde plaats. Die was
even hoog en de ruimte tusschen
hen en mij niet meer dan zes voet.
Ik keek ze eens aan, oplettender.
Ik zag den stalen glimlach op Her
tog Otto's gelaat. Hij smaakte reeds
de dubbele zoetheid van zijn wraak.
Wacht" zei ik in mijn hart, toen
ik ook een beetje lachte „wacht een
beetje, Otto, Hertog van den Wo f-
mark. Wacht tot dit scherp bevlekt
is met het bloed van mijn kleine
speelgenoot. En dan - dan zal de
roode bijl diep in de brein dringen,
dat dit helsche plan ontwierp. En
bij de reine ziel van haar, die ster
ven gaat, ik zal ook Gerard, den
rechtsgeleerde, dienen, en lsohnde
zün dochter, voor hun verraad jegens
een onschuldige. En dan, onder t
geflikker van staal en het lawaai van
een slag, zal Hugo Godfried gaarne
sterven I" Er was meer dan een slag
noodig om bot te maken, wat vader
had gescherpt. En ik hield de roode
bjjl op en voelde met mijn vinger
Vlijmscherp.
Maar het werd opgemerkt en voor
een blijk van koelbloedigheid gehou
den En toen wat een gekrijsch rees
tegen mij op. Ik kon die burgers,
van Thorn wel aan mijn hart druk
ken En ik dacht, of onze Karei nu
niet komen zou. Dan was het een
dag te gauw, want ik voelde dat deze
burgers hem als hun vorst zouden
uitroepen aan de poorten en dat het
gebroedsel van den Wolfsberg als
een schaduw verdwijnen zou.
Zoodra het zonnelicht de ooster
wolken rose tintte, kwamen de
Zwarte Ruiters naar voren gereden.
Alle troepen stelden zich op. Plotse
ling te midden van de gewapende
massa's verscheen een stralende figuur
die regelrecht de trappen van de Ge
rechtszaal afkwam.
Ik, die daar stond met de bijl in
mijn hand, scheen duizend jaar noodig
gehad te hebben om deze dingen te
bedenken, en zelfs om de teekening
op haar japon te zien. Ik zag haar
al nader, al nader komen. En toch
was alle gevoel dood in mij. Ik scheen
te slapen, wakker te worden en weer
in slaap te vallen. En toen ik voor
't laatst ontwaakte, kwam er een
vreemd gevoel over mij. Het was
mijn trouwdag, en mijn bruid kwam
bij mij, lelierein en gekleed in 't
wit.
Aan de voet van 't schavot kwam
een van 's Hertog's kapiteins uit de
gelederen, die beleefd en eerbiedig
Helena zijn arm bood.
Zij weigerde echter met een trot-
schen lach, en wie in haar nabijheid
zich bevonden, konden haar duidelijk
hooren zeggen„Dank u, mijnheer,
ik ben sterk genoeg om zoover alleen
te gaan."
En zij beklom de treden van 't scha
vot alsof het de groote trap uit 't kasteel
van Plassenburg was.
Maar toen ze mij zag staan, van top
tot teen in 't rood, deinsde ze wat
terug. Spoedig, echter, kwam ze naar
voren, nam mijn hand en zag me
aan met oogen, waarin me de liefde
tegenstraalde.
„Hugo" zei ze :„ik ben blij datje
hier bent, blij dat ik door zoo'n lieve
hand sterven moet.' Dat is beter dan
leven met een ander."
Daar kwam een strenge stem.
„Beul van den Mark, doe je plicht!"
Het was de stem van Meester
Gerard.
En toen ik opkeek, zag ik Gerard
Yon Sturm iets naar voren staan,
met zijn dochter's vuist vast omklemd
alsof hij haar wilde terughouden.
Ik herinnerde mij dat het tot mijn
beroepsplichten behoorde nog eens de
misdaden van de veroordeelde uit te
roepen.
Ik riep luid, zooals ik mijn vader had
hooren doen
„De misdaden van Helena, Prinses
van Plassenburg, eenige dochter van
Dietrich, in leven Prins daarvan
schuldig aan geen enkele misdaad,
behalve die van redster van Thorn,
in den tijd toen de pest heerschte."
„De Roode Bijl spreekt de waar
heid ze is onschuldig onschul
dig."
„Beul van den Mark, doe je plicht."
Ik wist nauwelijks wat ik deed,
en ging voort met mijn acte van be
schuldiging.
„Helena, Prinses van Plassenburg
die op 't punt is te sterven, is ook
schuldig bevonden, liefde te gevoelen
voor mij, Hugo Godfried, zoon van
Godfried Godfried, en van geen ande
re misdaad. Hierom heeft de Hertog
bevolen dat zij sterven moet. Het is
haar eigen wil, dat zij door mijn hand
sterven zal."
Helena kwam haar hand in de
mijne leggen, ten teeken dat ik de
waarheid sprak, en toen werd het
doodstil onder de toeschouwers. Ik
zag Ysolinde rukken aan haar vader's
hand om los te komen.
Toen kuste mijn liefste mij, juist
als wanneer ze mij in den Rooden
Toren goeden nacht wenschte, een
voudig en lief als een kind en legde
haar hoofd op 't blok als op de witte
peluw in haar bed.
De woorden stiet ik uit, meer dan ik
ze sprak.
Ik hief de bijl op.
Maar eer de roode bijl vallen kon,
steeg er een kreet op uit de omge
ving van den Hertog. Iemand riep
„Laat me gaanHij heeft het gezegd
Hij heeft het gezegd 1 Ik zal me niet
langer stil houden." Het was Yso
linde.
„Het meisje is zijn vrouw," ging
zij voort, „hij heeft haar gevraagd,
het kan volgens de wetten van den
Wolfmark niet verbroken worden, het
is zijn recht als beul. Een vrouw
mag hij gedurende zijn ambtstijd
eischen die hij tot zijn vrouw moet
maken. Hertog Otto, ik roep u op
het te getuigen, staatsraad Texel, u
om de wet te lezen. Hier heb ik haar
in mijn hand. Lees! Lees! Mijn ziel
zal ik redden, mijn ziel zal ik redden."
En eer iemand haar kon weer
houden, wierp Ysolinde, lachend en
weenend te gelijk, het gezegelde
perkament, dat het wetsartikel inhield,
in handen van den staatsraad Michael
Texel.
„Zij is gek. Laat gerechtigheid
worden gedaan" riep weer de stem
van Meester Gerard.
En ik denk wel dat de Hertog het
zoo ook bevolen zou hebben. Maar
daar ontsteeg niet alleen een woedend
gebrul onder het volk, maar wat de
Hertog meer telde, ook een afkeurend
gemompel onder de edelen en solda
ten.
„De wet! De wet! Lees ons de
wet!"
En zelfs Otto durfde niet spelen
met dien sterk uitgesproken wil, van
zijn troepen. "Want zij waren zijn
eenige steun. Helena had zich opge
richt en stond bleek, maar flink, een
hand steunend op mijn schouder.
Toen las Michael Texel overluid
de wet.
„Het is het eeuwig privilege van
den Erfelijken Scherprechter van den
Mark, zijnde van het geslacht God
fried, een nooit vervreemdbaar recht,
dat gedurende elks ambtstijd hij niet
als een gunst maar als een recht,
het leven van een man als slaaf of
van een vrouw als echtgenoote mag
eischen. Dit is voor altijd een privilege
voor de Godfrieds."
Terwijl Michael Texel voortging
zag ik het gelaat van den Hertog
en Meester Von Sturm heelemaal
veranderen. Ik wist dat redding voor
ons gekomen was als het lichten van
een helderen hemel, en ik haastte mij
van mijn recht gebruik te maken.
Zoodra hij geëindigd had, riep ik uit
alle macht:
„Ik eisch Helena tot vrouw."
Toen ging er zulk een gejuich op,
als nog nooit was gehoord in de oude
stad. Zelfs de edelen wierpen hun
muts in de lucht. De soldaten staken
hun helm op de punt van hun bajonet,
en de kapiteins wuifden ons toe, als
hadden wij een overwinning behaald.
De donder van vreugde rolde over
de daken, tot de torens van Thorn
en de bastions van den "Wolfsberg er
van dreunden.
Toen sloeg Helena haar armen om
mijn hals en op het schavot des doods,
ten aanzien voor alle menschen zwoe
ren wij onzen eed van trouw.
„De Bisschop Bisschop Peter."
riep men.
Hertog Otto verdween ongemerkt,
want de overmacht was hem te sterk
geweest. Hij wachtte zich wel, de
eeuwenoude rechten van den Wolf
mark aan te tasten.
Heerschers, sterker dan hij, hadden
het opgegeven in den strijd tegen
oude rechten en privileges. En boven
dien waren de edelen bevreesd voor
hun eigen rechten als dat van den
Erfelijken Scherprechter reeds ge
schonden werd.
Yan 't Paleis kwam de Bisschop,
en te midden van het blijde gejubel
en het geringel van alle bellen in de
stad, werden wij, die te zamen als uit
de dooden waren opgestaan, verbon
den met banden van leven en jeugd.
Maar Ysolinde zag en hoorde het
niet. Want men had haar wit en
stil weggedragen van de voet van t
schavot, waar zij bewusteloos was
neergevallen.
Lil
De terugkomst van Lubber
Feind.
Al deze dingen waren zoo snel in
hun werk gegaan, dat toen Helena
en ik ons alleen in den Rooden Toren
bevonden, scheen het ons beiden, dat
het een droom was.
Wij zaten in de vensterbank van
de oude kamer, hand in hand. Het
geroep van 't volk steeg tot ons op,
wij hoorden den stap der soldaten,
die ons toejuichten, wanneer ze voor
bijgingen. Ten laatste waren we
alleen, en keken elkander in de oogen
en konden niet gelooven in ons ge
luk.
Met eerbied waren wij naar den
Rooden Toren geleid. Want sinds ik
dank, zij mijn erfelijk ambt, Helena
had verlost, durfde ik geen andere
plaats kiezen. Om Helena, zou ik me
elders veiliger hebben gevoeld. Daar
enboven wanhopig van haat, dat ik
wist dat Hertog Ottoj was, geloofde
ik toch niet dat hij ons voorloopig
tenminste, leed zou durven doen. De
woede van het volk, hun onverholen
vreugde bij de bevrijding der Heilige
Helena uit de klauwen des doods op
het schavot, waren nog te kort ge
beurd om mee te spotten, en om de
Hertogelijke stoel niet aan 't wankelen
te brengen.
In den ouden Rooden Toren, dacht
ik, zouden we dus wel veilig zijn,
totdat mijn vrienden van Plassenburg,
met den Prins aan hun hoofd, voor
de poorten van Thorn zouden komen.
Terwijl wij hand in hand zaten, kwam
de Bisschop naar ons toe.
„Heil" zei hij, «heil, bruid en brui
degom. God heeft het' goed met u
gemaakt vandaag. Bisschop Peter, de
minste Zijner dienaars, groet u. Moge
gij lang en voorspoedig leven."
Ik dankte hem voor zijn vriendelijke
w.oorden.
»De menschen in de stad zijn
allemaal blij" zei hij, „ik denk dat
ze je haast Hertog willen maken
vandaag."
«Zoo'n gevaarlijke eer verlang ik
niet," gaf ik lachend ten antwoord,
„het zou een slecht voorteeken zijn,
een Hertog heelemaal in 't rood te
hebben."
„Het is je trouwpak, Hugo" zei
Helena, „ik wil volstrekt niet, datje er
kwaad van spreekt."
Yan 't oogenblik af, dat ze van 't
schavot was gekomen, had ze geen
oogenblik geweend, maar wilde altijd
door heel dicht naast me zitten en
raakte me soms aan, als om er zich
van te overtuigen, dat het alles waar
was.
„En wat weet gij van Ysolinde?"
vroeg ik den bisschop.
«Ysolinde" was het antwoord, „werd
door mannen van de lijfwacht bewus
teloos naar de Witte Poort gedragen.
Maar het merkwaardig wetsartikel
dat zoo onverwacht uw beider leven
redde, heb ik hier bij me."
En daarmee haalde de Bisschop
het perkamenten stuk te voorschijn,
met alle zegels er aan, en stelde het mij
ter hand.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bjj DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.